zaterdag 21 oktober 2023

22.4 Stoïcijns determinisme

 Stoïcijnen zijn dus wel degelijk materialisten, maar dan wel heel andere materialisten dan onze moderne reductionistisch materialisten. Net als zijn mede-filosoof, tijd- en plaatsgenoot Epicurus stelt Zeno dat er niets anders bestaat dan materie. Niet alleen de zichtbare verschijnselen, ook onzichtbare zaken als de ziel en de goden moeten volgens Zeno uit materie zijn opgebouwd. In de theorie die Epicurus aanhing was een grote rol toegedicht aan het toeval. De wereld en de atomen, van het epicurisme, en alles wat er gebeurt zijn het gevolg van puur toeval. Er bestaan geen natuurwetten of zoiets als oorzaak en gevolg. Alles is mogelijk en alles kan gebeuren zonder enige regelmaat en zonder dat daar een oorzaak aan vooraf hoeft te gaan.

Zeno en zijn volgelingen zagen dat anders. Het verwerpen van het geloof in toeval is fundamenteel voor het stoïcijnse determinisme. Deze verwerping staat aan de basis van de stoïcijnse overtuiging van de fundamentele verbondenheid van de mens met de wereld. Een verbondenheid die bij Epicurus helemaal niet voorkomt. Over het algemeen onderstreept Epicurus juist het fundamentele toeval en de nutteloosheid van alles. Bij Epicurus is iedereen feitelijk een losgeslagen deeltje, dat geheel willekeurig en doelloos rondwaart. De wereld is een totale chaos zonder enige regelmaat of voorspelbaarheid. Stoïcijnen geloofden in een fundamenteel determinisme. De dingen en gebeurtenissen komen niet zomaar uit de lucht vallen. Er gaat iets aan vooraf. Alles heeft een oorzaak. Alles wat gebeurt, gebeurt noodzakelijk als gevolg van het voorafgaande. Alles hangt dan ook met elkaar samen. De wereld zit causaal in elkaar. Wat wij het toeval noemen, is volgens de stoïcijnen geen toeval, maar een verschijnsel met een logische oorzaak, die voor ons verborgen is, zodat we het als toeval ervaren. Uiteindelijk gebeurt alles volgens de wetten van de natuur. Alles wat gebeurt, staat daarmee eigenlijk al van tevoren vast. Het hele wereldgebeuren is een vaststaande keten van reacties van oorzaak en gevolg, en als we alle informatie zouden kunnen kennen en zouden kunnen begrijpen, dan konden we de hele geschiedenis en toekomst doorzien. Onze beperkte menselijke geest is daar natuurlijk niet toe in staat, maar het universele bewustzijn kan dat volgens de stoïcijnen weldegelijk.

De stoïcijnse fysica ging uit van een ontstaanstheorie van het universum die, zoals we zagen, heel goed vergelijkbaar was met de moderne ‘big bang’. Vanaf de stoïcijnse ‘big bang’ lagen alle aanvangsvoorwaarden voor de hele geschiedenis van het universum vast. Volgens vaste natuurwetten ontvouwt zich die geschiedenis. Een geschiedenis die onvermijdelijk verloopt volgens de in de begincondities vastgelegde patronen. Het universum ontwikkelt zich conform de natuurwetten en daar valt helemaal niets aan te veranderen. Alles is volledig gedetermineerd. Echt alles? Nee, niet helemaal alles. De stoïcijnse fysica is deterministisch, maar niet fatalistisch. Het universele en menselijke bewustzijn is wel vrij. U kunt zich volgens de stoïcijnen in volledige vrijheid bewust zijn van wat er gebeurt en daar ook een oordeel over hebben. Wat er daadwerkelijk gebeurt is echter volledig onontkoombaar en onderworpen aan de natuurwetten. Dat is wat de stoïcijnen vaak het noodlot noemen.

Als de stoïcijnen het over het noodlot hebben bedoelen ze daar dus niet één of andere esoterische of spirituele kracht mee. Het is niets anders dan de aloude wet van oorzaak en gevolg. De regel dat alles wat er in de werkelijkheid gebeurt het gevolg is van een andere voorafgaande gebeurtenis. Door geredeneerd leidt dat tot de logische conclusie dat de hele werkelijkheid vanaf het allereerste begin is gedetermineerd. Alles wat er gebeurt is dan ook voorbestemd om zo te gebeuren. Die deterministische wereld is voor een stoïcijn een gegeven. Het viel te verwachten dat de meeste andere filosofische scholen hier hun relativistische vraagtekens bij zouden zetten, en dat deden ze dan ook. De epicuristen, tijdgenoten van de stoïcijnen, verschilden zoals we zagen, op dit punt fundamenteel van de stoïcijnen. Het epicurisme meent dat alles volstrekt willekeurig en toevallig gebeurt. Natuurwetten bestaan niet, het is zinloos om te proberen wat dan ook te voorspellen. Een epicurist gelooft in het fundamentele toeval en de fundamentele chaos. Een echte epicurist zou dan ook niet verbaasd mogen zijn als dit boek dat hij, vol walging, los laat niet naar de grond valt, maar aan het plafond blijft hangen.

Het is een interessante vraag om nog eens bij stil te staan: Is de wereld een gesloten geheel van samenhangende gebeurtenissen die simpelweg moeten gebeuren, of is er, hoeveel samenhang we ook kunnen ontdekken, ondertussen nog altijd sprake van meerdere mogelijkheden, van toeval? Deze tegenstelling komt in de moderne tijd terug in de discussie tussen de natuurkundigen Einstein en Bohr. Zoals veel natuurkundigen was Einstein op zoek naar de fundamentele natuurwetten. Zijn relativiteitstheorie, hoe ingewikkeld ook, is deterministisch. Einstein zocht naar een fundamentele code achter de verschijnselen. Daarmee lijkt hij een beetje op de stoïcijnen, die ook dachten dat alles volgens de vaste natuurwetten van oorzaak en gevolg gebeurde.

Maar tijdens Einsteins zijn leven had ook de kwantummechanica zijn opkomst. Deze wetenschap gaat juist uit van de onvoorspelbaarheid van wat er gebeurt, en stelt wetten op die uitgaan van kansberekening. Daarmee heeft de kwantummechanica wel iets weg van het epicurisme. De natuurkundige Niels Bohr, een belangrijke bedenker van de kwantummechanica, stelde daarbij dat de onvoorspelbaarheid niet zozeer een kenmerk was van zijn manier van natuurkunde bedrijven, maar dat dit toeval een fundamenteel kenmerk van de wereld moest zijn. Dit ging Einstein echter te ver. ‘Ik ben ervan overtuigd dat God niet met dobbelstenen speelt’, was de beroemde beeldspraak die hij hiertegen vaak als verweer gebruikte. Hiermee verwees Einstein niet naar de christelijke of joodse god (wat soms gedacht wordt), maar naar een pantheïstische wereldwet die hij vooronderstelde, zoals die ook al door de stoïcijnen werd voorondersteld. De wereld als een logisch en causaal te begrijpen geheel.

Wie heeft gelijk? Uiteindelijk weten we het niet. Het is Einstein aan te prijzen dat hij door de manier waarop hij zijn stelling naar voren bracht gelijk onderstreepte dat zijn overtuiging uiteindelijk een geloof is, en geen kennis. Toeval of determinisme, er is geen definitief bewijs voor. Het determinisme heeft ons veel kennis gebracht, misschien dan wel geen fundamentele kennis, maar dan toch wel veel praktische kennis, en van de verlichting tot in de twintigste eeuw was het mechanisch determinisme dan ook het overheersende natuurwetenschappelijke wereldbeeld. De strijd is nog niet gestreden. Op de schaal van melkwegstelsels, planeten en biljartballen klopt het determinisme van Einstein als een bus. Maar op het niveau van de elementaire deeltjes heeft de kwantummechanica de overhand. Met de komst van de kwantummechanica lijkt de stand tussen determinisme en toeval weer 1-1.

Toch is ook de kwantummechanica niet helemaal wetteloos. Volgens de kwantummechanica richt de wereld zich naar de wetten van de kansberekening. Het is niet allemaal volkomen willekeurig wat er gebeurt. De werkelijkheid richt zich weldegelijk naar bepaalde regels. Dat de werkelijkheid op het niveau van elementaire deeltjes onvoorspelbaar is en zich alleen naar de wetten van de kansberekening schikt, betekent niet dat in de overkoepelende wereld van stoelen, tafels en sterrenstelsels geen wetmatigheden bestaan. Er bestaat een zekere regelmatigheid, dat wij niet in staat zijn precies te voorspellen wat er op de allerkleinste schaal gaat gebeuren, zegt misschien meer over ons begripsvermogen, dan over de werkelijkheid. Ik vermoed dat er weldegelijk bepaalde wetten en regels bestaan waaraan de natuur zich conformeert. Het blijft, volgens mij, echter wel de vraag of de menselijke geest in staat zal blijken te zijn om die wetmatigheden ook te ontdekken en begrijpen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten