zaterdag 25 februari 2023

16.5 Tenslotte

Het aan de deugd van de rechtvaardigheid verbonden leerstuk van de juiste daadkracht is bij uitstek de plek waar de stoïcijnse studenten leerden hoe om te gaan met de ander. Ondanks dat het leidt tot de ‘naturalistische drogreden’ baseert het stoïcisme haar ethiek op de menselijke natuur. Stoïcijnen beschouwen de sociale natuur van de mens als een gegeven. Mensen zijn van nature groepsdieren. Ze waren, en zijn nog steeds, voor hun overleven afhankelijk van samenwerking met anderen. Biologen en evolutionair psychologen gaan er tegenwoordig vanuit dat al het menselijk gedrag, en dus ook het normen- en waardensysteem, uiteindelijk in dienst staat van reproductie en verspreiding van ons genetisch materiaal. De stoïcijnen onderschrijven dit en zoeken de bron van de ethiek daarom in een combinatie van instinctieve neigingen, cultuur en zelfstandig nadenken. In het volgende hoofdstuk zullen we zien dat de stoïcijnen van oordeel zijn dat we ons ethisch besef ontwikkelen vanuit een instinctief op overleven gericht stadium (intuïtief), via een op scholing en cultuur gericht stadium (empirisch) naar een stadium van zelfstandig rationele beredenering (rationalistisch). Bij iedere stap worden de eerdere stadia gerelativeerd maar blijven nog wel degelijk een rol spelen. Het is moeilijk om aan de groepsdruk van het empirische stadium te ontsnappen, maar dat wordt wel van een stoïcijn verwacht. Dit idee van een ethisch groeimodel wordt door de stoïcijnen in het Grieks wel de ‘oikeiosis’, letterlijk het gezin of het huishouden, genoemd.

In deze les heeft u kennis gemaakt met de choquerende stoïcijnse stelling dat mededogen een slechte en afkeurenswaardige emotie is. Het klinkt koud en kil, maar dit is toch een belangrijk aspect van het stoïcijnse mensbeeld. Als u medelijden met iemand hebt, bent u immers van oordeel dat bepaalde dingen of personen uit de externe wereld belangrijk zijn. Iemand die die dingen niet heeft of verloren heeft is minder compleet. Hij is niet langer volwaardig. Wat er in de wereld ook gebeurt iedereen heeft altijd de mogelijkheid tot het maken van virtuoze keuzes. Het is dit vermogen waarin volgens de stoïcijnen de menselijke waardigheid ligt. De waardigheid van de virtuositeit overstijgt alle toevallige verschillen in levensomstandigheden, het is voldoende voor een goed leven. Al het andere is van ondergeschikt belang. Een stoïcijn behandelt iemand dan ook nooit als een slachtoffer, maar altijd, ongeacht zijn omstandigheden, als een waardig, rationeel en handelingsbekwaam persoon. Het afwijzen van medelijden heeft dan ook niets te maken met harteloosheid of wreedheid. Het is juist het medelijden zelf dat tot ongelijkheid, wreedheid en wraakzucht leidt.

Stoïcijnen zien mensen dus in de eerste plaats als een onafhankelijk rationeel wezen. Een zelfstandig, intelligent bewustzijn dat alleen al op grond daarvan respect verdient. De stoïcijnen beseffen natuurlijk ook wel dat het weliswaar mogelijk is om zelfs onder slechte en armzalige omstandigheden een virtuoos leven te leiden, maar dat een dergelijke toestand het vermogen tot het uitvoeren van virtuoze handelingen wel sterk inperkt. Een stoïcijn is dan ook verplicht om achtergestelde medemensen te helpen bij het verkrijgen van hun fundamentele behoeften, om ze zo in staat te stellen hun virtuositeit zo goed mogelijk tot ontwikkeling te brengen. Dat hij dat niet uit medelijden doet, verandert niets aan die verplichting. Het eindresultaat is dat onze meedogenloze stoïcijn zomaar een betere vriend en effectievere hulp kan blijken te zijn dan iemand die door medelijden wordt bewogen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten