zaterdag 24 november 2012

VRIJE WIL EN DETERMINISME BIJ DE STOÏCIJNEN

In het Stoïcijnse wereldbeeld gebeurt alles volgens de wet van oorzaak en gevolg. De Stoïcijnen noemen dat de ratio of de Logos. Dit oorzakelijkheidsbeginsel is wezenlijk voor al het bestaande. De wereld is daardoor een samenhangend, rationeel geheel. In die wereld gebeurt niets volgens het toeval, want de wet van oorzaak en gevolg (de Logos) bestuurt alles. Alles heeft een doel. Alles wat gebeurt, moest ook gebeuren, en gebeurt dus noodzakelijkerwijs.

Alles heeft een oorzaak. Weliswaar is de oorzaak van een gebeurtenis soms onbekend of zo complex dat hij onherleidbaar is, maar het zou absurd zijn om te veronderstellen dat er helemaal geen oorzaak voor die gebeurtenis is. Als alles dus een oorzaak heeft, is alles ook bepaald door zijn oorzaken. Zou een gebeurtenis immers niet bepaald zijn door zijn oorzaken, dan zou die gebeurtenis niet veroorzaakt zijn en dus geen oorzaken hebben, en dat is absurd. Als een gebeurtenis bepaald wordt door zijn oorzaken, betekent dit dat die gebeurtenis ook noodzakelijk plaatsvindt. Het idee dat alle gebeurtenissen noodzakelijk door hun oorzaken bepaald zijn, heet determinisme.

Het idee van noodzakelijkheid speelt een belangrijke rol in de ethiek van de Stoïcijnen. Een goed leven is een leven in overeenstemming met de natuur. Je moet inzien dat alles wat gebeurt noodzakelijk gebeurt in overeenstemming met de wet van oorzaak en gevolg (de rationele Logos). Ook omdat je noodzakelijke gebeurtenissen toch niet kan veranderen, dien je je ‘neer te leggen’ bij die gebeurtenissen. Of beter gezegd: je moet je niet door de gebeurtenissen van streek laten brengen. Dit kan bijvoorbeeld door geen waarde te hechten aan allerlei externe goederen, omdat die immers door het lot zomaar ‘afgenomen’ kunnen worden. Zaken als rijkdom, gezondheid en eer zijn volkomen onbelangrijk. Het enige wat telt, is de eigen mentaliteit. De eigen mentaliteit bepaalt immers, hoe je op bepaalde gebeurtenissen reageert. Dit is ook het enige waar je zelf greep op hebt en wat niet door het lot bepaald wordt.

Zeno vergeleek de menselijke situatie daarom met die van een hond die als extra trekkracht ingespannen was onder een handkar. Die hond kon "kiezen', om of spontaan mee te lopen (en het zich dus "gemakkelijk" te maken), of om tegen te stribbelen om uiteindellijk tócht, met geweld, meegsleurd te worden. Zo gaat het volgens Zeno ook met mensen: zelfs als ze het niet willen zullen ze toch gedwongen worden om wat voorbestemd is te volgen.

Nu ontstaat er echter een probleem. De Stoïcijnse ethiek verlangt dat we op een bepaalde manier reageren op de gebeurtenissen om ons heen, maar zijn die gebeurtenissen niet de oorzaken van onze reactie? Als alles immers bepaald is door oorzaken, is ook het gedrag van mensen bepaald. Maar als ons gedrag bepaald is, hoe kunnen we dan ooit verantwoordelijk zijn voor ons gedrag? Verantwoordelijkheid impliceert dat we een vrije (dus niet van tevoren bepaalde) keuze gemaakt hebben, en dat we ook anders hadden kunnen handelen. Het lijkt er dus op, dat het binnen het Stoïcijnse wereldbeeld niet mogelijk is, mensen op hun verantwoordelijkheid aan te spreken. Als alle handelingen van mensen bovendien noodzakelijk in overeenstemming met de wet van oorzaak en gevolg gebeuren, dan zijn ook alle handelingen goed. Het wordt onmogelijk om nog te spreken over goed en kwaad. Je kan iemand onmogelijk veroordelen voor iets waar hij geen enkele invloed op heeft kunnen uitoefenen. Hoe kan je zonder de begrippen goed en kwaad en verantwoordelijkheid nog het bestaan van wetten en van een rechtssysteem rechtvaardigen?

Al in de periode van de Oude Stoa kwam Chrysippus met een oplossing. Volgens hem gebeurde alles weliswaar volgens het noodlot, maar niet alles gebeurde met noodzakelijkheid. Oftewel: alles heeft een oorzaak, maar niet alles gebeurt noodzakelijk. Dit lijkt strijdig met wat we hierboven over het oorzakelijkheidsbeginsel gezegd hebben. Chrysippus maakt echter een onderscheid tussen verschillende oorzaken, en zijn begrip van noodzakelijkheid heeft slechts betrekking op één soort oorzaak. Chrysippus onderscheidt dus twee soorten oorzaken: externe directe oorzaken, en interne indirecte oorzaken. Externe directe oorzaken zijn onder andere de gebeurtenissen die iemand overkomen en de prikkels uit zijn omgeving; het zijn de indrukken van buiten die iemand aandrijven tot een bepaalde handeling. De interne indirecte oorzaken zijn de kwaliteiten en de mentaliteit van de persoon.

Chrysippus vergelijkt dit met een cilinder, die aan het rollen wordt gebracht doordat er een steen tegen aan stoot (directe externe oorzaak). De cilinder blijft rollen door zijn eigen ronde vorm (interne indirecte oorzaak). Zo wordt ook een mens tot een bepaalde handeling aangezet door een oorzaak van buiten, maar is die handeling alleen mogelijk als hij er zelf mee instemt. Dit instemmen is een interne handeling van de geest, en wordt alleen bepaald door de mentaliteit van de betreffende persoon. Omdat de mens zelf meedoet met zijn handelingen is hij er ook verantwoordelijk voor. Nu wordt ook duidelijk wat Chrysippus bedoelt, als hij zegt dat niet alles met noodzakelijkheid gebeurt: onze handelingen worden niet uitsluitend bepaald door oorzaken die buiten ons liggen.

Een mens is niet vrij om te bepalen wat er in de externe wereld om hem heen gebeurd.Hij heeft geen macht over de externe directe oorzaken. Hij is wel vrij om te bepalen wat hij van een gebeurtenis vindt. Hij kan kiezen wat hij voelt, hij kan zijn eigen interne reactie, en daarmee uiteindelijk ook zijn mentaliteit, zelf bepalen. uit die interne reactie komt een handeling voort, een handeling die voortvloeit uit een interne indirecte oorzaak: de persoonlijke mentaliteit. In zoverre is de mens dus weldegelijk vrij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten