dinsdag 15 augustus 2023

21.3a Stoïcijnse technieken om verdriet te verzachten

In de vorige paragraaf zagen we dat verdriet een moeilijke en vervelende passie is. De stoïcijnen zouden de stoïcijnen niet zijn als ze daar niet een paar praktische oplossingen voor hadden gevonden. Een wondermiddel bestaat niet, maar elke hulp is welkom. De hierboven beschreven ‘premeditatio malorum’ en de negatieve visualisatie zijn de belangrijkste technieken om verdriet niet te hard aan te laten komen. Bij deze technieken neemt u zo nu en dan de tijd om u te realiseren dat de personen en dingen waar u van houdt niet onkwetsbaar zijn. Ongelukken gebeuren nu eenmaal, spullen kunnen breken, mensen kunnen ziek worden en overlijden. Het onverwachte van een verlies of een ongeluk maakt het verdriet doorgaans nog een stuk intenser. Door de ‘premeditatio malorum’ regelmatig uit te voeren bent u er in elk geval een klein beetje op voorbereid. Bovendien zult u zich door deze techniek beter bewust worden van de waarde van uw bezittingen en, belangrijker, van de contacten met uw geliefden.

Een andere techniek bestemd voor bij het overlijden van een geliefde, die nu misschien wat afgezaagd over komt maar in de oudheid nog nieuw en revolutionair was, is het zich afvragen of de verloren geliefde gewild zou hebben dat u over hem of haar zou blijven treuren. In plaats van te blijven treuren, kunt u zich beter de goede tijden die u samen heeft doorgebracht herinneren. Of u voorstellen hoe het zou zijn geweest als uw overleden geliefde nooit in uw leven zou zijn geweest. U heeft tenslotte een periode van elkaar kunnen genieten. Dat plezier had niet kunnen bestaan zonder het verdriet dat u nu voelt. Eenzelfde redenering kunt u gebruiken voor een scheiding. Het verbreken van een relatie kan heel verdrietig zijn (of een enorme opluchting natuurlijk), maar dat neemt niet weg dat u samen ook gelukkigere tijden heeft gekend. Herinner u vooral die goede tijden, slechte tijden zijn er al genoeg.

Maar niet alleen uw eigen verdriet kan er voor zorgen dat u zich ellendig voelt. Wij mensen hebben de neiging om het verdriet van anderen op onze schouders te nemen. Sympathiek misschien, maar noch uzelf noch uw medemens schiet er iets mee op. Epictetus waarschuwde zijn leerlingen er dan ook voor om ervoor te waken dat zij niet het verdriet van anderen overnemen. Hij raadt ze aan om wel te sympathiseren met het leed van anderen en zo nodig zelfs te doen alsof ze, letterlijk, met ze mee voelen, maar in elk geval te voorkomen dat leed ook echt mee te voelen.

“Pas op dat je je niet laat meeslepen als je iemand ziet huilen van verdriet omdat zijn kind in het buitenland woont of omdat hij zijn geld is kwijtgeraakt. Houd jezelf voor dat die ander niet verdrietig is door de gebeurtenis zelf (anderen zijn er immers niet verdrietig over), maar door zijn mening over die gebeurtenis. Toch moet je wel doen alsof je met hem meeleeft en je kunt zelfs met hem mee huilen als het zo uitkomt, maar zorg er voor dat je van binnen niet huilt.” (Epictetus, Handboekje 16)

Dat klinkt nogal hardvochtig en zelfs een beetje onecht. ‘Als je niet meevoelt met het leed van uw vrienden, wat is vriendschap dan nog waard?’, zou u zich kunnen afvragen. Epictetus zou zo’n reactie belachelijk hebben gevonden. Je helpt een zieke vriend toch ook niet door expres zelf ook besmet te raken? Je vriend heeft niets aan je als je zelf ook ziek bent. Je moet proberen hem beter te maken, niet zelf ook ziek worden. Hetzelfde geldt voor een negatieve emotie. Als uw vriend verdrietig is, moet u juist uw best doen om hem van dat verdriet af te helpen. Als het nodig is dat u daarbij doet alsof u ook verdrietig bent, dan is dat natuurlijk prima. Door zelf ook besmet te raken met zijn verdriet schieten noch u, noch uw vriend iets op.

Seneca weet als geen ander dat het ontzettend moeilijk is om jezelf tot de conclusie te brengen dat het verlies van een geliefde tot de indifferente dingen behoort, waar je geen volledige macht over hebt. Hij vertelt dat hij zelf ontroostbaar was toen zijn jongere vriend Serenus onverwacht kwam te overlijden. HIj geeft toe dat zijn verdriet zo overweldigend was dat het allesbehalve gepast was. Om dat te voorkomen raadt hij zijn lezers aan om voorbereid te zijn op de dood. De jeugd van zijn vriend was geen enkele garantie dat hij langer in leven zou blijven dan hij zelf. Verder zegt hij dat de dood geen werkelijk kwaad is. Het is neutraal, goed noch kwaad en maakt ook nog eens een einde aan al het lijden. Verlies is natuurlijk. Alles is vergankelijk, niets is bedoeld voor de eeuwigheid. De dood is dan misschien wel het einde van het lichaam, maar de herinneringen en daden van de geliefde blijven bestaan en blijven een bron van een zeker melancholiek geluk voor de nabestaanden.

Dit klinkt een stuk zachtaardiger en vriendelijker dan wat u waarschijnlijk van een stoïcijn had verwacht. Seneca deed zijn uiterste best om in de roerige en verdrietige tijden waarin hij leefde voor zichzelf een basis van kalmte en gemoedsrust te creëren. Hij mag rijk en machtig zijn geweest, maar zijn leven en dat van zijn geliefden hing constant aan een zijden draad. Verbanningen, gedwongen zelfmoord, terdoodveroordelingen, permanente oorlogen, ziektes, onteigeningen, een levensgevaarlijk leven aan het hof van Nero; Seneca’s bestaan was allesbehalve rustig. Zijn geschriften zijn dan ook niet alleen bedoeld om anderen te ondersteunen. Nee, ze waren ook voor zichzelf bedoeld. Hij schreef zijn eigen zelfhulp en troost boeken en had ze nodig ook. Seneca was een filosofisch raadsman. Maar in zijn brieven geeft hij dikwijls toe dat hij net zoveel dokter als patiënt is. Het is daarom misschien een goed idee om zijn geschriften er eens op na te slaan als u zich verdrietig voelt. Seneca geeft geen enkele garantie maar zijn ideeën helpen allicht een beetje.


1 opmerking:

  1. Altijd goed om te lezen en het direct als les mee te nemen in het nu.

    BeantwoordenVerwijderen