zaterdag 24 juni 2017

Socrates en de stoïcijnen als uitgangspunt voor een betere samenleving

Socrates zei dat een goed mens geen kwaad kan overkomen. Daarmee bedoelde hij dat alles wat relevant is voor een geslaagd leven, gegarandeerd is zolang iemand maar deugdzaam (dus virtuoos) leeft. Alles wat een mens nodig heeft voor een goed en geslaagd leven heeft hij in zich, uiterlijke omstandigheden spelen daar volgens Socrates geen enkele rol bij. De stoïcijnen namen deze bij nader onderzoek nogal schokkende opvatting van hem over. Allerlei elementen die gewoonlijk onmisbaar worden geacht voor een geslaagd leven kunnen dan worden geschrapt. Een dergelijke opvatting vereist echter een radicale heroverweging van welke dingen in een leven bepalend zijn voor een geslaagd of gelukkig leven. De traditionele opvattingen moeten dan radicaal overboord gegooid worden.

Volgens de traditionele opvattingen lijkt het nauwelijks te ontkennen dat voor het vermogen om als mens te kunnen functioneren, voor het gedrag dat bij verschillende vormen van liefde en vriendschap een rol speelt en zelfs voor het gedrag dat geassocieerd wordt met de belangrijkste morele deugden (moed, rechtvaardigheid, wijsheid en matigheid), externe omstandigheden nodig zijn waarvoor de betreffende persoon niet zelf kan zorgen. Zonder die omstandigheden kunnen gebeurtenissen die we niet in de hand hebben schade toebrengen aan een gelukkig en geslaagd leven. Dat wil zeggen dat die gebeurtenissen niet alleen een goede of slechte invloed kunnen hebben op ons geluk, succes of welbevinden, maar ook op kernelementen van ons morele leven: of we erin slagen om in het openbare leven rechtvaardig te handelen, of we tot liefde en zorg voor een ander in staat zijn en of we de mogelijkheid krijgen ons moedig te gedragen. Externe factoren lijken zo een belangrijke ethische rol te spelen, omdat deze ons in meer of mindere mate in staat stellen tot het al dan niet deugdzaam handelen en daarmee tot een ethisch volledig leven.

Volgens de meeste mensen en ook volgens het gros van de filosofen valt het niet te ontkennen dat aan mensen die door een langdurige, ondermijnende ziekte zijn uitgeschakeld of die gevangenzitten en worden gemarteld, of aan vrouwen die door de vijand zijn verkracht en tot slavin gemaakt, duidelijk enkele ethisch belangrijke voorwaarden voor een geslaagd leven onthouden worden. Deze mensen zijn niet alleen ongelukkig, maar ze kunnen minder doen en minder geven en nemen van de dingen die nodig zijn voor een vervuld, goed menselijk leven. Daar dachten Socrates en in zijn voetspoor de stoïcijnen anders over.

Dus alleen wanneer je, net als Socrates, een geslaagd leven gelijkstelt aan een deugdzaam karakter en aan bepaalde activiteiten, met name aan verstandelijke beschouwing, is aannemelijk te maken dat iemand die goed is nooit van welslagen kan worden afgehouden. Hoe slecht je externe omstandigheden ook zijn, hoe veel pech je ook hebt, je kunt toch een geslaagd en gelukkig leven hebben. Alleen innerlijke aan je persoon verbonden activiteiten zijn immers onafhankelijk van externe omstandigheden. Dergelijke opvattingen over menselijk welslagen en geluk waren en zijn nog steeds bijzonder controversieel. Toch valt er veel te zeggen voor de uitwerking die de stoïcijnen van Socrates’ uitspraak hebben gemaakt. Zeker als je die uitwerking als grondslag gebruikt voor maatschappelijke veranderingen en de bevordering van een rechtvaardigere samenleving.

De stoïcijnen waren zich er terdege van bewust dat de oude opvattingen en ingesleten gewoontes altijd moeilijk te veranderen zijn en nog moeilijker als ze diepgeworteld lijken in de motiverende structuur van de persoonlijkheid. Zo zegt Seneca, bijvoorbeeld, dat je alleen al om woede te bestrijden levenslange waakzaam moet zijn. Externe omstandigheden, zeg maar gewoon het toeval, bepalen volgens de gangbare opvattingen dus in belangrijke mate of een mens er in slaagt zijn leven geslaagd en gelukkig te maken. Externe omstandigheden zijn in die opvatting dan ook de bron van onze emoties. Op grond van de stelling dat die emoties waardeoordelen zijn die aan dingen en mensen die iemand niet in de hand heeft, groot belang toekennen voor het welslagen van die persoon, betogen de stoïcijnen dat veel van die oordelen onterecht zijn en dat we die zoveel mogelijk moeten loslaten. Door dit te doen kan een mens los van de externe omstandigheden een geslaagd en gelukkig leven bereiken. In het stoïcijnse standpunt is het realiseren van een dergelijke verandering weliswaar niet gemakkelijk, maar kan de persoonlijkheid als geheel wel verlicht raken door de waardeoordelen te bestrijden die tot onverstandige emoties als bijvoorbeeld woede en haat leiden.

Deze stoïcijnse cognitieve emotietheorie zou prima het uitgangspunt kunnen vormen voor maatschappelijke verbeteringen die onbereikbaar blijven zolang we emoties eenvoudig beschouwen als driften of impulsen zonder enige doelgerichtheid of cognitieve inhoud. We zien dan als passend doel voor een rechtvaardige samenleving bijvoorbeeld niet zozeer het onderdrukken van rassenhaat, als wel een volledige uitbanning van die emotie. Die uitbanning zou dan tot stand moeten komen door maatschappelijke discussies en (met name) door openbaar onderwijs dat wederzijds respect onder alle burgers aanleert.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten