Stoïcisme en emotie lijkt voor velen een contradictio in
terminis. Een stoïcijn is toch die persoon (meestal een man) die verbeten
probeert al zijn emoties weg te drukken? Een verknipt figuur uit een grijs
verleden die niet snapt dat emoties deel uitmaken van het menselijk bestaan. Sterker
nog gevoelens zijn juist de reden dat het bestaan de moeite waard is. Angst en
verdriet, maar ook plezier en lust kruiden het leven. Zonder emoties verander
je in een robot, een wandelende denkmachine. Wie wil er nu een leven als dooie
diender? Wie wil er nou een leven als stoïcijn?
Iedereen die zo denkt heeft het stoïcisme toch niet helemaal
begrepen. Dat valt trouwens best te begrijpen. Het stoïcijnse emotie-begrip zit
behoorlijk ingewikkeld in elkaar. In tegenstelling tot wat de meeste mensen
menen willen stoïcijnen helemaal niet dat u uw natuurlijke sentimenten
onderdrukt. Ook stoïcijnen vinden dat gevoelens het leven een stuk
interessanter maken. Stoïcijnse filosofen probeerden juist de oorsprong van
onze sentimenten te achterhalen. Ze kwamen daarbij tot de scherpzinnige
conclusie dat een emotie eigenlijk een waardeoordeel is over een gebeurtenis in
de wereld. Een roofdier als een tijger boezemt ons angst in, omdat we denken
dat dit dier ons wel eens als een prooi zou kunnen beschouwen. Een mooi
exemplaar van het andere geslacht (of hetzelfde dat maakte de stoïcijnen niets
uit) wekt lustgevoelens op, omdat we denken dat het wel eens een goede
sekspartner zou kunnen zijn. Een feestje met uw vrienden maakt u blij, omdat u
het prettig vindt om bij een groep gelijkgestemde soortgenoten te zijn. Met alles
wat u voelt geeft u dus expliciet of impliciet een oordeel over de waarde die u
er aan hecht.
Maar een oordeel, en dus ook een waardeoordeel, kan fout
zijn. In benevelde toestand kunt u er van overtuigd zijn dat er een roze
olifant door de kamer paradeert, maar u ziet het verkeerd. In werkelijkheid is
het uw wat corpulente tante Toos die op u af loopt. Maar niet alleen uw
feitelijk oordeel was verkeerd, ook uw waardeoordeel ging de mist in. U vond
het abusievelijk wel amusant dat er een roze olifant op u af waggelde, maar
onder normale omstandigheden had een dergelijke nadering van tante Toos u zeker
angst ingeboezemd. Zo ziet u dat de stoïcijnen het nog niet zo gek hadden
bekeken met hun conclusie dat onze gevoelens het resultaat van een
waardeoordeel zijn.
Stoïcijnen menen dat waardeoordelen net zo verkeerd kunnen
uitpakken als gewone oordelen. Door goed naar de feiten te kijken en u aan te
wennen om bewust na te denken over wat u nu werkelijk overkomt kunt u uw
waardeoordelen trefzekerder maken. U kunt uzelf aanleren om niet langer bang te
zijn voor dieptes als u weet dat er een stevige reling tussen u en de afgrond
staat. Net zo goed kunt u uzelf aanleren dat een muisje of een spin geen reëel
gevaar voor u opleveren. De stoïcijnen denken dat u door uw waardeoordelen aan
te passen uzelf heel wat vervelende emoties kunt besparen. Emoties die
overbodig zijn en die u kunt missen als kiespijn.
Een verkeerd waardeoordeel noemen de stoïcijnen een ‘passie’
of in het Grieks een ‘patheia’. Een kloppend waardeoordeel wordt een ‘eupatheia’
genoemd. De ‘patheiai’ of passies zijn dus verkeerde en irrationele oordelen.
Het zijn overdreven reacties die niet door het filter van onze rationele
vermogens zijn gegaan. Het zijn klakkeloos door ons geaccepteerde reacties op
externe gebeurtenissen. Ze zijn het gevolg van een vertekend beeld van de
werkelijkheid en leiden tot ‘foute’ emoties.
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat stoïcisme niets te
maken heeft met het onderdrukken van emoties (ik blijf u er dan ook tot
vervelends aan toe mee lastig vallen). In tegendeel de ‘eupatheiai’ moeten
juist gestimuleerd worden. Het zijn alleen de verkeerde waardeoordelen, de
passies, die u belemmeren en u zich rot doen voelen die voorkomen moeten
worden. Let wel voorkomen niet onderdrukt. De akelige passies moeten zo veel
mogelijk vervangen worden door de prettigere gevoelens: de ‘eupatheiai’.
Dit betekent dat voor een stoïcijn vervelende emoties als
angst en verdriet onder bepaalde omstandigheden weldegelijk gepast kunnen zijn.
Als u tot het rationele waardeoordeel komt dat een bepaalde onprettige emotie
gepast is, moet u dan ook niet gaan proberen die te onderdrukken. Hoe meer u
zo’n gevoel probeert weg te drukken hoe meer hinder u er van zult ondervinden.
U moet de aanwezigheid ervan accepteren. Het hoort er nu eenmaal bij om soms
angstig of verdrietig te zijn. Niet alle ‘eupatheiai’ (passende waardeoordelen)
zijn dus prettig, maar alle ‘patheiai’ zijn het wel. Waarom zou u uzelf benadelen
en niet net als de stoïcijnen proberen uw waardeoordelen te perfectioneren.
Mooi artikel Gerard. Groetjes.
BeantwoordenVerwijderenWanneer zouden angst en verdriet volgens de stoicijnen gepast kunnen zijn? Ik heb niet de indruk dat Epictitus het met die uitspraak eens zou zijn.
BeantwoordenVerwijderen