zaterdag 13 december 2025

‘To be or not to be’, een onbelangrijke vraag?

 De natuur heeft ons met een bewustzijn opgezadeld dat ons onze sterfelijkheid doet beseffen, maar lijkt te zijn vergeten ons daarbij de emotionele vaardigheden te schenken om daarmee om te kunnen gaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste mensen grote moeite hebben met hun eigen sterfelijkheid. Ze praten en denken niet graag over de dood. Het wordt ver weggestopt en zo veel mogelijk genegeerd. Sterven en meestal ook levensbedreigende ziektes zijn eng. Het is zelfs vaak een taboe onderwerp waarover je het niet hebt. Stoïcijnen zijn daarentegen juist veel met de dood bezig. Dat betekent niet dat ze zich er zorgen over maken. Ze hebben een misschien wel wat vreemde en afwijkende, maar toch vooral heel gezonde visie op het onvermijdelijke einde van ieder levend wezen. Wat de meeste mensen het ergste vinden dat je kan overkomen was voor Epictetus iets luchtigs. Hij nam de dood niet al te zwaar op. In zijn Colleges vertelt Epictetus het verhaal van de stoïcijn Agrippinus die te horen kreeg dat hij in opdracht van de keizer door de Senaat ter dood was veroordeeld. Hij zou het volgende gezegd hebben:

“Eens moet ik sterven: moet het nu direct al? Dan sterf ik nu meteen. Moet het straks pas? Dan eet ik nog even een hapje. Het is nu immers etenstijd. Ik sterf dan wel na het eten.” (Epictetus, Colleges, boek I).

Waarom neemt Epictetus de dood zo luchthartig op? Zo leuk is het toch niet om te moeten sterven? De stoïcijnen hadden zo hun redenen om zich niet al te druk te maken over hun sterfelijkheid. Iedere keer als ze van zichzelf merkten dat ze toch weer wat angstig werden bij de gedachte aan hun eigen dood, haalden ze zich een paar dingen voor de geest. Zie hier een paar van de redenen waarom een stoïcijn vindt dat hij niet bang voor de dood zou moeten zijn:

  • In de eerste plaats is de dood iets natuurlijks. Voor de stoïcijnen is sterven de normaalste zaak van de wereld. Het is nu eenmaal de natuurlijke biologische gang van zaken. We zijn een sterfelijke diersoort. Als we een bacterie of een virus waren geweest hadden we vermoedelijk het eeuwige leven gehad, maar in dat geval waren we ons nauwelijks bewust geweest van onszelf en onze omgeving. Gelukkig zijn we geen virus, maar een bewust en rationeel wezen. Doodsangst komt voort uit onwetendheid, als we echt doordrongen zouden zijn van de menselijke conditie zou die angst vanzelf verdwijnen. Een mens die eeuwig wil blijven leven heeft niet begrepen wat het is om een mens te zijn. Wie niet oud wil worden en niet wil sterven, snapt niet dat een mensenleven een bepaald patroon volgt, waar de dood een onlosmakelijk onderdeel van vormt. Wie niet wil sterven wil ook niet echt leven.

  • In de tweede plaats is het niet de dood zelf waar we zo bang voor zijn. Dat het vooruitzicht van onze eigen dood ons zo ontzettend angstig maakt, komt vooral doordat we over ons eigen einde kunnen nadenken. We zijn misschien wel de enige soort op aarde die zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid. Dit bewustzijn verandert natuurlijk niets aan die sterfelijkheid, maar maakt de dood wel een stuk akeliger. Het akelige aan onze doodsangst is niet de dood zelf, maar onze houding tegenover de dood. Het zijn dus uw eigen gedachten en gevoelens die de dood zo erg maken. Hier komt weer de stoïcijnse hooivork om de hoek kijken, de tweedeling tussen dingen waar we geen en dingen waar we wel invloed op hebben. Epictetus zei al dat je alles in het leven op twee manieren kunt aanpakken: er is een goed en een verkeerd handvat om iets op te pakken. Over het goede handvat heeft u controle over het slechte niet. Op uw sterfelijkheid heeft u nu eenmaal geen invloed, maar op de manier waarop u er mee omgaat wel. Dat is het stoïcijnse handvat waaraan u de dood moet aanpakken.

  • En tenslotte zien stoïcijnen de dood vooral als een motivator. De bewustwording van uw sterfelijkheid kan dienen als een krachtige motivator om uw leven te leven volgens uw principes en doelen. Het moedigt u aan om niet uit te stellen wat belangrijk is en om te streven naar persoonlijke groei en bijdrage aan de wereld. Door u te concentreren op het huidige moment en het beste te maken van de tijd die u nog hebt, kunt u een vervullend leven leiden. Moderne stoïcijnen benadrukken dat het nutteloos is om je zorgen te maken over de toekomst of spijt te hebben van het verleden. Het gaat erom wat je nu doet. De praktijk van memento mori (herinner je eraan dat je sterfelijk bent) is hierbij een veelgebruikt concept. Door u bewust te zijn van uw sterfelijkheid, wordt u aangemoedigd om elke dag bewuster en betekenisvoller te leven. Het helpt om prioriteiten te stellen en je niet te laten afleiden door triviale zorgen.

Het zogenaamde afschuwelijke kwaad van de dood kan ons niet raken. Zolang wij bestaan is de dood er niet en zodra de dood komt, zijn wij er niet. Doodsangst wordt niet veroorzaakt door de dood zelf, maar door onze mening dat het om iets verschrikkelijks gaat. Iets wat hoe dan ook vermeden moet worden. Het gaat om een natuurlijke angst gericht op het zo goed mogelijk beschermen en in stand houden van uw lichaam. Het is heel rationeel en dus stoïcijns om dat te willen doen, maar het is niet rationeel om te verwachten dat u het eeuwige leven hebt en daar dan ook nog eens die niet aflatende angstgevoelens bij te hebben. Pas op het moment dat u zich ervan doordrongen hebt dat de dood niets vreeswekkends heeft, kunt u echt volledig vrij leven. De aanvaarding van uw eigen sterfelijkheid opent voor u de weg om echt met leven te beginnen. Zonder doodsangst kan niemand u echt bedreigen. U kunt dan vrijelijk uw eigen keuzes maken, zonder nog voor iets of iemand bang te hoeven zijn.

Maar, zult u misschien wel tegenwerpen, het is niet zozeer de dood zelf waar ik bang voor ben. Het is de pijn en het stervensproces waar ik bang voor ben. Ik kan ziek worden en er kan me een lange lijdensweg te wachten staan. Een leerling van Epictetus kwam met dezelfde bezwaren:

“Leerling Maar wat als ik ernstig ziek word?
Epictetus Dan zul je die ziekte goed verdragen.
Leerling Maar wie zal er dan voor me zorgen?
Epictetus Je vrienden of anders de natuur zelf.
Leerling Dan lig ik misschien wel ergens in de goot te creperen.
Epictetus Maar wel als een virtuoos mens.
Leerling Ik heb niet eens een goed huis.
Epictetus Dan ben je maar ziek in een lekkend krot.”
(Epictetus, Colleges boek 3, hoofdstuk 26)

Epictetus laat het daar niet bij. Hij gaat zelfs nog een stap verder:

“Waarom heb je het toch steeds zo omzichtig over ‘heen gaan’ en ‘overlijden’? Man, maak er niet zo’n drama van en noem de dingen bij hun naam. De dood is het moment waarop je lichaam begint te rotten en in stukken uit elkaar valt. Wat is daar eng aan? Vergaat de wereld? Wat voor bijzonders gebeurt er? Niets dat in strijd is met de natuur.” (Epictetus, Colleges boek 4, hoofdstuk 7).

Behoorlijk confronterend, niet waar? Toch past een dergelijke choquerende reactie perfect binnen de stoïcijnse filosofie. Ziektes en dood horen nu eenmaal bij het leven. U kunt niet verzekerd zijn van liefhebbende vrienden om u te verzorgen, van een comfortabel huis en een zacht bed op het moment dat u ziek wordt en uw leven zijn einde nadert. Dat zijn allemaal dingen die verkieslijk zijn, maar waar u geen zekerheid over kunt hebben. Het enige waar u zeker van kan zijn is de manier waarop u reageert. Dat is het enige waar u volkomen zeker en vrij in bent. Dat is dan ook waar u zich op moet richten. Oefen uw wilskracht, uw oordeelsvermogen en uw daadkracht, leidt een virtuoos leven en zorg dat ook uw dood virtuoos zal zijn.

Uw eigen sterfelijkheid wordt zo, door de stoïcijnse staf van Hermes, iets waardoor u uw leven beter en prettiger kunt maken. Voor een stoïcijn is de dood dan ook niet iets slechts. Het leven valt doorgaans wel te verkiezen boven de dood, maar er zijn ook omstandigheden waaronder de dood beter is dan het leven. De oude stoïcijnen wezen er op dat er ook veel niet stoïcijnen zijn die zich gedragen alsof dat zo is. Er zijn talloze mensen die hun leven riskeren om iets dat ze belangrijk vinden te bereiken. Bergbeklimmers wagen hun leven om een bergtop te beklimmen, acrobaten halen halsbrekende toeren uit bij wijze van broodwinning, ouders offeren hun leven op voor hun kinderen en soldaten zijn bereid hun leven te geven voor zoiets etherisch als volk en vaderland. Kennelijk zijn er dingen die voor mensen belangrijker zijn dan hun eigen voortbestaan. Is de dood dan wel zo afschuwelijk als we lijken te denken? Is het niet vooral de passie ‘doodsangst’ waar hier het probleem ligt? Dit leidt tot het, ondertussen vertrouwde, stoïcijnse standpunt dat het niet de dood zelf is die ons angst inboezemt, maar onze mening dat de dood iets slechts is. De passie doodsangst is iets slechts en irrationeels niet de dood zelf.

Voor een stoïcijn is de dood dus onbelangrijk. Wat maakt dan dat we de dood toch als iets verschrikkelijks blijven zien? Er zijn mensen die bang zijn dat ze er aan het eind van hun leven achter komen dat ze hun leven verlummeld en verkwanseld hebben aan onbelangrijke dingen. Ze hebben hun hele leven achter rijkdom en roem aangejaagd, of renden van het ene kortstondige pleziertje naar het andere, zonder ook maar een seconde stil te staan. Veel te laat beseffen ze zich dat dit niet de belangrijkste dingen van het leven zijn. Als u tot deze groep behoort heeft u gelijk, u hebt uw leven inderdaad weggegooid en de rijkdom, roem of het kortstondige plezier dat u zo begeerde heeft u in de praktijk waarschijnlijk geen of maar heel weinig duurzaam geluk opgebracht.

Als u een stoïcijn bent zal u dit niet snel overkomen. U weet dat het niet gaat om een lang of kort leven, met veel of weinig pleziertjes, maar om een vervuld virtuoos bestaan. Leven en dood zijn voor een stoïcijn onbelangrijk, wat wel van belang is is de manier waarop u leeft en sterft. Voor een stoïcijn valt de dood zelfs te prefereren boven een slecht leven. U kunt beter dood zijn dan een wrede dictator. U kunt beter dood zijn dan een psychopathische seriemoordenaar. Ja, u kunt zelfs beter dood zijn dan een vegeterende plezierzoeker. Net als bij alle andere indifferente maar te verkiezen dingen kan het leven zowel goed als slecht worden gebruikt. Een virtuoos mens moet zijn leven besteden aan het zo goed mogelijk ontplooien van zijn talenten en hij moet trachten een rol in de wereld te spelen. Shakespeare zegt het in ‘As you like it’ heel stoïcijns zo: ‘All the world’s a stage; And all the men and women merely players’, waarvan Vondel weer maakte: ‘De wereld is een speeltoneel; Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.’ De natuur heeft iedereen een rol in het leven toegewezen. Het gaat erom die rol zo goed mogelijk te spelen. Een goede acteur (de wijze) kan zich even goed bewijzen als koning als als slaaf. Het beeld van het leven als een toneelspel maakt niet alleen duidelijk dat iedereen de rol die hem door de grote natuurregisseur is toegewezen naar beste vermogen moet spelen, maar wijst ook op de onbestendigheid van het leven. In de oudheid kon de regisseur van een toneelstuk als het spel hem niet aanstond een speler midden in een toneelstuk op staande voet ontslaan zonder oor te hebben voor diens klacht: ‘Maar ik heb nog maar twee van de vier bedrijven gespeeld’. Zo moest ook de wijze levensacteur steeds bereid zijn om te sterven. ‘Omdat je op elk moment kunt sterven, moet je in overeenstemming daarmee handelen, spreken en denken’ schreef Marcus Aurelius in zijn stoïcijnse dagboek (Dagboeken, boek 2 hoofdstuk 11).

Als stoïcijn zult u uw leven gericht hebben op het bereiken van virtuositeit en zult u uw talenten in de beschikbare tijd en binnen uw persoonlijke mogelijkheden ten volle hebben ontwikkeld. Als uw dood nadert zult u weten dat u uw best hebt gedaan om de dingen te bereiken die voor u belangrijk zijn. Door uw levensfilosofie zult u met een gerust gevoel uw dood tegemoet kunnen treden. Tot slot nog een laatste woord van Musonius Rufus:

“Zoals ik al eerder zei is de beste bagage voor de oude dag een virtuoos en natuurlijk leven. Op die manier kan een oude man opgewekt, waardig en gelukkig sterven. Maar als je denkt dat rijkdom de beste troost voor oude mensen vormt, omdat dat je de mogelijkheid geeft om zonder problemen te leven, vergis je je schromelijk. Rijkdom kan je wel korte pleziertjes geven als het om dingen als eten, drinken, seks en zo gaat, maar blijvend geluk en het vermijden van verdriet kan niet met geld gekocht worden. Kijk maar eens naar al die rijke mensen die verdriet hebben, depressief zijn en zich ongelukkig voelen. Rijkdom zal dan ook nooit een goede steun zijn voor de oudedag.” (Musonius Rufus; Colleges XVII-4)


zaterdag 6 december 2025

Wat zijn emoties?

 De algemene menselijke natuur kent een aantal duidelijke verlangens en angsten. We hebben honger en dorst, vermijden kou, pijn en andere onprettige gewaarwordingen. Allemaal verlangens en aversies die belangrijk zijn om te kunnen overleven. Ze hebben een natuurlijke en voornamelijk genetische oorsprong. We delen ze met de andere dieren en ze zijn nuttig voor het voortbestaan van de soort. Het zijn onze natuurlijke neigingen, onze instincten. Tot zover gaat alles goed. De problemen beginnen echter met de menselijke intelligentie. Door zijn creativiteit en technologische vooruitgang slaan de menselijke verlangens flink op hol. Ons natuurlijk verlangen naar vet en suikerrijk voedsel, maakt ons dik, onze natuurlijke angst voor roofdieren en afgronden ontspoort en leidt tot allerlei vervelende fobieën en angststoornissen. Ons groepsgevoel, essentieel voor de prehistorische jager-verzamelaar, wordt nu een bron van voetbalgeweld, populisme, nationalisme en oorlogen. Kortom, de eens zo belangrijke en nuttige instincten keren zich tegen ons. Adverteerders en politici weten geraffineerd gebruik te maken van onze op hol geslagen verlangens en angsten. Als je de reclamemakers zou moeten geloven dan bestaat het menselijk welzijn uit niets anders dan materieel bezit, gemaksvoedsel, sexappeal en macht. Onze vroeger o zo nuttige natuurlijke neigingen veroorzaken nu heel wat moeilijkheden. Het ongebreideld najagen van uw instincten leidt niet alleen tot lichamelijke problemen. Het veroorzaakt ook veel onnodige psychische ellende en leidt tot tragische conflicten. Dit probleem bestond ook al in de relatief welvarende antieke tijd en de stoïcijnen probeerden er met hun filosofie een oplossing voor te vinden.

De stoïcijnen erkennen het belang van de menselijke instincten, maar boren een andere natuurlijke eigenschap van de mens aan om deze instincten binnen redelijke grenzen te houden: het menselijk denkvermogen, zijn ratio. De ratio maakt het voor mensen mogelijk om hun meningen en oordelen op redenen en feiten te baseren. Met zijn ratio kan een mens zijn op drift geraakte instincten binnen de natuurlijke grenzen houden. Zodat ze niet langer zelfvernietigend zijn, maar weer hun oorspronkelijke bijdrage aan een gelukkig en gezond leven kunnen gaan leveren. Dit betekent niet dat u uw driften en verlangens met geweld moet gaan onderdrukken. Stoïcijnen zijn geen asceten en willen niet dat u verder leeft op een dieet van rauwe bonen, brood en water. Evenmin willen zij dat u uw seksuele activiteiten beperkt tot het voor de voortplanting uiterst noodzakelijke. Nee, ze willen u leren om uw instincten weer terug te dringen binnen de grenzen die voor een gezond en natuurlijk leven nodig zijn. Ze maken daar een begin mee door u aan te leren te accepteren wat er gebeurt.

Om natuurlijk te leven moet u dus leren uw wensen in overeenstemming met de natuur te brengen. Dat betekent dat u voortaan moet gaan willen wat er gebeurt. Dat lijkt op het eerste gezicht niet zo moeilijk, maar gaat bij nader inzien behoorlijk ver. De meeste mensen willen dat er gebeurt wat zij graag willen dat er gebeurt. Ze hebben een heel duidelijk beeld van hoe de wereld zich moet ontwikkelen. Als de wereld daar geen boodschap aan blijkt te hebben en de dingen niet lopen zoals gewenst, dan is de boot aan. We worden kwaad, gaan op zoek naar een zondebok en slaan soms volledig op tilt. Allemaal negatieve emoties die een leerling stoïcijn moet proberen te vermijden.

Om het allemaal wat beter in zijn verband te kunnen zien gaan we eerst eens kijken naar de evolutionaire oorsprong van onze emoties en rede. Alle levende organismen verzamelen op de één of andere manier informatie uit hun omgeving, verwerken die en reageren daarop. Bij eenvoudige eencellige organismen blijft de verwerking en reactie beperkt tot simpele pijn- en genotsreflexen. Ik moet deze kant op bewegen want daar is voedsel, of ik moet maken dat ik hier weg kom het is hier giftig of gevaarlijk. Bij grotere organismen wordt goede informatie steeds belangrijker voor het overleven. Informatie is essentieel bij het vinden van de beste voedselbronnen en het weten waar roofdieren in een hinderlaag kunnen liggen. Langzaam maar zeker kregen de eerste grotere organismen ook meer en betere sensoren om hun omgeving te kunnen waarnemen. Sensoren voor licht, geluid, druk, bepaalde stoffen en dergelijke ontstonden. Er kwam daardoor steeds meer informatie over de wereld beschikbaar. Er ontstaat zelfs een soort verlangen naar die informatie. Hoe meer informatie, hoe beter de overlevingskansen. Informatie en het oplossen van problemen wordt daarmee een doel op zich. Het oplossen van een probleem of een lastige puzzel levert u dan ook net zo’n door hormonen gestuurde genotservaring op als lekker eten of seks.

De verwerking van al die extra informatie wordt steeds complexer en ook het repertoire aan reacties op gebeurtenissen in de buitenwereld neemt toe. De aanvankelijk nog heel eenvoudige zenuwknopen van wormen en insecten groeien uit tot echte hersenen die een soort beeld van de buitenwereld kunnen creëren. Dat beeld omvat niet alles, alleen informatie die voor het overleven belangrijk is krijgt een plaats. Hersenen worden steeds geavanceerder en kunnen op een gegeven moment zelfs modellen van mogelijke toekomstscenario’s schetsen.

Het is u misschien al wel opgevallen dat dit betekent dat geen enkel wezen met hersenen, dus ook wij niet, in direct contact met zijn omgeving staat. We leven allemaal in een virtuele werkelijkheid die ons door onze hersenen wordt voorgeschoteld. Onze hersenen bouwen een model op van de belangrijkste informatie die ze door onze sensoren (zintuigen) over ons lichaam en onze omgeving krijgen aangeleverd. Ze geven ons daarbij alleen die informatie die nodig is om te kunnen overleven, om snel en passend te kunnen reageren op de continue maalstroom van veranderingen om ons heen. De beelden die onze hersenen ons aanbieden zijn dan ook gekleurd en gefilterd. Alle niet relevante informatie wordt genegeerd en weggelaten. Wat onze hersenen ons voorspiegelen is dus zeker niet een volledig kloppend beeld van wat er om ons heen gebeurd. Het is belangrijk om goed te onthouden dat de wereld die u ervaart niet de echte werkelijkheid is. Alles wat u ervaart is door uw zintuigen en hersenen uitgekozen, ingekleurd en bevooroordeeld.

De reactie op de buitenwereld van organismen met hersenen vindt plaats op verschillende niveaus. Sommige reacties moeten onmiddellijk plaatsvinden. Uw zenuwcellen voelen iets, krijgen een sensatie, dat potentieel levensbedreigend is. Er moet direct een respons gegeven worden, uitstel is funest. Uw lichaam reageert direct met wat we reflexen noemen. U trekt uw hand al terug voordat u zich er zelfs maar van bewust bent dat u een gloeiend hete pan hebt aangeraakt. Het zijn uw pijnsensoren die dit soort gedrag beheersen. Uw hersenen komen hier niet eens aan te pas. Het terugtrekcommando wordt al in uw ruggenmerg gegeven. Pas nadat u uw hand hebt teruggetrokken wordt u zich bewust van wat er gebeurd is.

Een iets tragere, maar toch ook nog behoorlijk snelle, reactie vindt plaats via uw emoties. Het deel van uw hersenen dat het limbisch systeem wordt genoemd bepaalt wat voor emoties u voelt. Via dit limbisch systeem (ik noem het in dit boek uw reptielenbrein, omdat het evolutionair het oudste deel van ons brein is) komen alle berichten van uw zintuigen uw hersenen binnen. Aan die berichten worden direct bepaalde neigingen, voorkeuren of een gevoel van afkeer verbonden. Die neigingen leveren doorgaans behoorlijk goede resultaten op om het individu zo lang mogelijk in leven te houden. Dat kan ook haast niet anders. De natuurlijke selectie heeft er wel voor gezorgd dat voorouders die de neiging hadden om een sabeltandtijger als een leuk en snoezig poesje te zien er niet meer aan toekwamen om nageslacht voort te brengen.

Emoties werken via hormonen die, onder andere, door de hypofyse, een onderdeel van ons reptielenbrein, worden afgegeven. Emoties als angst, woede, verrassing en afkeer lijken zomaar in ons op te wellen. Ze lijken zich aan onze bewuste controle te onttrekken. Ze zetten u ertoe aan om op bepaalde voorgeprogrammeerde manieren te reageren op de informatie die uw zintuigen u geven. Uw reptielenbrein laat hormonen in uw bloedbaan los die u erop voorbereiden om weg te rennen, aan te vallen, extra voorzichtig te zijn of te gaan vrijen.

De zoogdieren ontwikkelden naast hun reptielenbrein ook nog een zogenaamde hersenschors: de cortex. Deze organismen met relatief de grootste hersenen kennen daardoor nog een ander maar wel wat langzamer reactiemechanisme. Dit traagste reactiemechanisme is wat we gewoonlijk denken noemen. Uw gedachten zijn eigenlijk niets meer dan een wat geavanceerdere besluitvormingsprocedure in de ‘struggle for life'. Ze vormen het verlengde van uw emoties en net als uw emoties zijn ze voornamelijk gericht op uw overleven. Dit mechanisme heeft misschien wel wat meer tijd nodig, maar daar staat dan weer tegenover dat het tot veel betere beslissingen in staat is. Zo kan het gebruik maken van een geheugen. Met dit vermogen om de resultaten van eerdere besluiten en reacties te onthouden en daarvan te leren kunnen in het heden betere beslissingen worden genomen. Met uw geheugen kunt u ook geautomatiseerde reacties aanleren, waardoor u ingewikkelde dingen als fietsen en computerspelletjes spelen zonder enige moeite kunt uitvoeren. U zult begrijpen dat vooral het kunnen spelen van dergelijke computerspelletjes de mens een ongelooflijk krachtig evolutionair voordeel oplevert.

Sensaties, emoties en gedachten vormen zo gezamenlijk de subjectieve innerlijke wereld die uw beeld van de werkelijkheid vormt. Dit beeld is wat de stoïcijnen de rede of het ‘hegemonikon’ noemen en wat wij tegenwoordig de naam bewustzijn geven. Het is een toestand van scherp gerichte aandacht die onze hersenen kunnen oproepen op het moment dat een moeilijk besluit moet worden genomen. Waarschijnlijk heeft ieder dier met relatief grote hersenen en het vermogen om complexe besluiten te nemen een zekere vorm van bewustzijn. Het informatie verwerkend en probleemoplossend vermogen van de menselijke hersenen is gigantisch. Uw rede biedt u daarmee ongekende mogelijkheden om uw eigen leven en virtuositeit vorm te geven.

De stoïcijnen spraken over ‘propatheiai ‘ of pre-emoties als ze het over die eerste reflexen en emotionele reacties hadden. Het zijn de automatische reacties die opkomen vóór we bewust kiezen hoe te reageren. Denk aan de schrik als iemand plots je naam roept, of de spanning in je borst als een e-mail met “dringend” binnenkomt. De stoïcijnen zeiden: die pre-emotie is niet het probleem, dat is nog niet een echte emotie. Wat telt, is wat u daarna doet. Uw ‘hegemonikon’ (hersenschors) moet nog instemmen met het beeld dat uw pre-emotie u voorschotelt. Pas nadat u dat gedaan hebt ontstaat er een echte emotie.


In moderne termen herkennen we dit mechanisme in de werking van ons brein. De amygdala, het deel van ons reptielenbrein (limbisch stelsel) dat emoties razendsnel aanstuurt, vuurt signalen af nog vóór de prefrontale cortex, het deel dat nadenkt en nuanceert, kan ingrijpen. Neurowetenschappers spreken hier over het “low road–high road”-model van emotionele verwerking. De eerste route is snel en instinctief (de pre-emotie), de tweede is traag en rationeel (de bewuste evaluatie). De laatste is wat de stoïcijnen een emotie noemen. De pre-emotie is automatisch en onvermijdelijk, maar de emotie kan met de rede in goede banen worden geleid.


Om dat mogelijk te maken streven stoïcijnen naar ‘prosoche’, aandachtige opmerkzaamheid. Waar de stoïcijnen zich oefenden in ‘prosoche’  zien we nu dezelfde principes terug in moderne cognitieve gedragstherapie (CGT) en mindfulness. Het gaat er niet om emoties te onderdrukken, maar om de fractie van een seconde tussen stimulus en reactie bewust te maken. In die ruimte ligt vrijheid: het vermogen om te kiezen hoe u handelt in plaats van meegesleurd te worden. De pre-emotie is dus niet iets om te vermijden, maar iets om te herkennen. Ze is de echo van onze biologie en tegelijk het startpunt van onze autonomie.