zaterdag 25 oktober 2025

Mindfulness en ‘prosoche’: Een reis naar het heden, met wortels in het verleden

 In onze gejaagde wereld, vol met prikkels, deadlines en een constante stroom van informatie, is de zoektocht naar rust en mentale helderheid groter dan ooit. Een term die je in deze context steeds vaker hoort, is ‘mindfulness’. Maar wat is het precies, waar komt het vandaan, en is het echt zo'n nieuw concept? Een verkenning die ons terugvoert naar de oude wijsbegeerten van het Oosten en het Westen.

Mindfulness is in de kern een eenvoudig, maar krachtig concept: het is het vermogen om u volledig bewust te zijn van het huidige moment, zonder oordeel. Het gaat om het richten van uw aandacht op wat u ‘nu’ ervaart, uw ademhaling, de sensaties in uw lichaam, uw gedachten, de geluiden om u heen, en dit te observeren zonder er meteen op te reageren, het te bekritiseren of vast te grijpen.

De meest gebruikte definitie komt van Jon Kabat-Zinn, de grondlegger van het moderne mindfulness-based stress reduction (MBSR) programma: "Mindfulness is de bewustzijnsstaat die ontstaat door doelbewust aandacht te schenken aan het huidige moment, zonder te oordelen."

De voordelen van een regelmatige mindfulness-beoefening zijn uitgebreid wetenschappelijk onderzocht en omvatten onder andere:

*   Vermindering van stress en angst.

*   Beter kunnen omgaan met emoties.

*   Verbeterde concentratie.

*   Meer zelfinzicht.

*   Een groter gevoel van innerlijke rust.

Hoewel mindfulness de afgelopen decennia in een modern, seculier jasje is gestoken, vindt de filosofische en praktische oorsprong ervan haar wortels in het boeddhisme, dat zo'n 2500 jaar geleden ontstond. In de boeddhistische leer is mindfulness (in het Pali: ‘Sati’) een essentieel onderdeel van het zogenoemde  ‘Achtvoudige Pad' dat leidt naar het einde van het lijden.

In deze context is 'Sati' meer dan alleen maar 'opmerkzaamheid'. Het is een geesteskwaliteit die helpt om de ware aard van de werkelijkheid te doorzien: de vergankelijkheid van alle dingen, het bestaan van lijden en het niet-bestaan van een vast, onveranderlijk 'zelf'. Door mindfulness te beoefenen, leert u gedachten en gevoelens te zien als voorbijgaande mentale gebeurtenissen, in plaats van als vaste waarheden of als uw eigen identiteit.

Mindfulness lijkt een moderne versie van een Oosterse traditie. We kennen het uit meditatie-apps, stresscursussen en psychologische trainingen. Maar lang voordat het Westen het woord mindfulness kende, spraken de stoïcijnen over 'prosoche', voortdurende aandacht voor het eigen denken en handelen. Wie ‘prosoche’ beoefende, probeerde niet te ontsnappen aan het leven, maar juist volledig wakker aanwezig te zijn in elk moment.

Het Griekse ‘prosoche’ betekent letterlijk “aandacht” of “oplettendheid”. In de stoïcijnse filosofie stond het voor een alerte houding ten opzichte van uw eigen geest. De stoïcijnen hamerden erop dat de mens voortdurend moet letten op zijn oordelen: niet de wereld zelf veroorzaakt onze onrust, maar wat wij erover denken. ‘Prosoche’ was daarom een vorm van innerlijke bewaking. De stoïcijn lette op zijn gedachten, opkomende emoties en automatische reacties. Hij keek als het ware van een afstandje naar zichzelf en vroeg: “Is dit oordeel rationeel? Valt dit binnen mijn macht?” Die voortdurende mentale waakzaamheid moest leiden tot innerlijke rust en morele helderheid.

‘Prosoche’ kan dus worden vertaald als ‘aandachtigheid’, ‘waakzaamheid’ of ‘zelfbewustzijn’. Het was voor de stoïcijnen de fundamentele houding van iemand die streeft naar een virtuoos leven. Waar mindfulness in de boeddhistische traditie vaak als doel heeft om de geest te observeren en los te laten, had ‘prosoche’ bij de stoïcijnen een meer ethisch doel: het bewaken van uw geest tegen verkeerde oordelen. De stoïcijnen geloofden dat we niet lijden door de gebeurtenissen zelf, maar door de mening die we over die gebeurtenissen hebben. ‘Prosoche’ was de discipline om constant waakzaam te zijn voor die eerste, vaak automatische en negatieve, indrukken (de ‘propatheiai’ of pre-emoties).

Een beoefenaar van ‘prosoche’ let dus continue op:

*   Zijn eigen gedachten en impulsen: "Is deze gedachte waar? Is deze impuls virtuoos?"

*   Het onderscheid tussen wat hij wel en niet kan controleren: Hij richt zijn energie alleen op zijn eigen oordelen, intenties en handelingen (dingen die hij wel kan controleren), en niet op externe gebeurtenissen, reputatie of bezit (die hij uiteindelijk niet kan controleren).

*   De aanwezigheid in het moment: Om verkeerde oordelen te kunnen herkennen, moet hij natuurlijk wel volledig aanwezig zijn in het hier en nu.

Epictetus benadrukte dit in zijn Colleges: "Houd de waakhond in je wakker... Wijs elke indruk de deur die niet door je is geïnspecteerd."

‘Prosoche’ was dan ook geen ritueel of meditatie op een kussen, maar een levenshouding. Een stoïcijn traint zichzelf dagelijks met:

  • Ochtendreflectie: nadenken over wat de dag zou brengen en welke uitdagingen er kunnen komen.

  • Moment-tot-moment observatie: alert blijven op de eigen reacties in situaties.

  • Avondreflectie: terugkijken op de dag.  “Waar heb ik wijs gehandeld, waar niet?”

Die oefeningen zijn bedoeld om de geest scherp te houden. Niet om de wereld mooier te maken dan ze is, maar om helder te zien wat binnen en buiten onze controle ligt.

Moderne mindfulness, zoals die is ontwikkeld door Jon Kabat-Zinn en later in de psychologie is ingebed, draait om niet-oordelende aandacht voor het huidige moment. Het doel is rust, bewustwording en stressvermindering. Dat lijkt op ‘prosoche’, maar er is een nuance: waar mindfulness vaak therapeutisch en acceptatiegericht is, was ‘prosoche’ moreel en rationeel gericht.

Mindfulness en 'prosoche' zijn echter wel twee zijden van dezelfde medaille. In het modern stoïcisme wordt gezocht naar een synthese tussen beiden. Hoewel hun ultieme doelen verschillen, mindfulness richt zich meer op innerlijke vrede door acceptatie, en ‘prosoche’ op morele perfectie door waakzaamheid, zijn de overeenkomsten treffend:

1.  Bewustzijn van het heden: Beide benadrukken het cruciale belang van leven in het huidige moment.

2.  Niet-oordelende observatie versus waakzaam toezicht: Mindfulness moedigt aan om gedachten te observeren zonder oordeel. ‘Prosoche’ moedigt aan om ze te inspecteren op hun waarheid en virtuositeit. In beide gevallen is er een bewuste, niet-automatische relatie met de eigen innerlijke wereld.

3.  Bevrijding van lijden: Beide praktijken zijn gericht op het verminderen van mentaal lijden. Mindfulness doet dit door identificatie met gedachten te verminderen; ‘prosoche’ door verkeerde oordelen, de bron van het lijden, te corrigeren.

4.  Een te oefenen vaardigheid: Zowel mindfulness als prosoche worden gezien als een mentale spier die door continue training (oefening) moet worden ontwikkeld.

In een moderne stoïcijnse theorie versterken ‘prosoche’ en mindfulness elkaar. ‘Prosoche’ levert de doelgerichte, morele focus: het gaat niet alleen om aanwezig zijn, maar om aanwezig zijn met een intentie, namelijk om wijs en virtuoos te handelen. Mindfulness biedt de praktische tools om die aandacht te trainen: door meditatie, ademhalingsoefeningen en lichaamsbewustzijn leert u om uw geest te kalmeren en helder te observeren. Als u boos wordt (bijvoorbeeld in het verkeer), helpt mindfulness u om die emotie op te merken zonder erin mee te gaan. ‘Prosoche’ zet vervolgens de volgende stap: U vraagt uzelf af: "Is deze boosheid redelijk? Wat kan ik hieruit leren? Hoe kan ik virtuoos reageren?"

'Prosoche' en mindfulness vormen samen een krachtige combinatie: mindfulness traint uw brein om rustig en helder te zijn, terwijl ‘prosoche’ u helpt om die helderheid te gebruiken voor moreel en redelijk handelen. Het resultaat is een leven dat niet alleen kalmer is, maar ook meer in lijn met uw waarden. 

Mindfulness is dus geen louter moderne, gecommercialiseerde trend, noch een exclusief Oosters exportproduct. Het is een fundamenteel menselijk vermogen dat in verschillende culturen en tijden is herkend en verfijnd. De boeddhistische traditie gaf ons een diepgaand systeem rondom het concept 'Sati', terwijl de stoïcijnen in het oude Griekenland en Rome hun eigen versie, 'prosoche', ontwikkelden als hoeksteen van een wijs en virtuoos leven.

Of u nu kiest voor de seculiere mindfulness van vandaag, de boeddhistische achtergrond ervan bestudeert, u laat inspireren door de stoïcijnse ‘prosoche’ of kiest voor een modern stoÏcijnse synthese van dit alles, de kern blijft hetzelfde: een leven dat met volle aandacht, bewustzijn en intentie wordt geleid, is een leven van grotere rust, veerkracht en betekenis.



zaterdag 18 oktober 2025

Eerste hulp bij jaloezie: Wat stoïcijnen ons leren over jaloezie en hoe je er iets aan kunt doen

 Jaloezie is een van die emoties die we allemaal kennen, maar waarvan we liever niet toegeven dat we ze hebben. Ze kan klein en venijnig zijn, een steek als iemand anders succes heeft, of groot en verlammend, als we ons voortdurend vergelijken met anderen. De stoïcijnen uit de oudheid hadden daar een verrassend moderne kijk op. Hun inzichten sluiten naadloos aan bij wat de psychologie vandaag over jaloezie weet.

Jaloezie valt onder de hoofdemotie Begeerte. Het is het verlangen om iets externs te bezitten dat in handen van een ander is. Voor de stoïcijnen was jaloezie geen zonde maar een vergissing. Volgens hen komt lijden niet van wat er gebeurt, maar van hoe we erover denken. Jaloezie ontstaat dus niet omdat iemand anders iets heeft, maar omdat wij denken dat dat iets van waarde is dat wij missen. 

Epictetus’ leerlingen waren rijke aristocraten die carrière wilden maken en zich op de maatschappelijke ladder naar boven worstelen. Misschien droomden ze er zelfs van om praetor (rechter), senator of consul (president) te worden. Ze keken ongetwijfeld jaloers op tegen de mensen die er al in geslaagd waren om een hoge positie te veroveren. Het ‘diploma’ van de eliteschool van Epictetus moest voor hen nu juist de toegangskaart tot rijkdom, roem en macht worden. Epictetus maakte korte metten met deze jaloerse carrièretijgers in spé. Hij zei:

Je kunt onoverwinnelijk worden als je geen enkel gevecht aangaat waar je niet zeker van bent dat je die kunt winnen. Laat je niet meeslepen door de indruk dat iemand die populair is, veel macht heeft, of om wat voor reden dan ook belangrijk gevonden wordt, ook echt iets voorstelt. Omdat je de volledige controle hebt over alles wat echt belangrijk is, is er geen plaats voor afgunst en jaloezie. Je wilt zelf toch eigenlijk helemaal geen rechter, senator of president worden, maar vrij zijn. Er is maar één manier om dat te bereiken: alles wat je niet in je macht hebt, onbelangrijk vinden. (Epictetus; Encheiridion hoofdstuk 19)

Rijkdom, roem en macht waren in zijn ogen totaal onbelangrijk. Zijn leerlingen moesten zich niet laten verblinden door de glitter en glamour van de top. Carrière en geluk hebben niets met elkaar te maken. Integendeel, een hoge positie en de weg daar naar toe zijn juist een bron van stress en ergernis. Een stoïcijn wil vrij, virtuoos en gelukkig worden, niet rijk, beroemd en machtig. Het één sluit het ander niet uit, maar het maken van carrière behoort tot de categorie van onbelangrijke zaken. Zaken waar je geen of nauwelijks invloed op hebt en waar je je dus maar beter niet al te druk over moet maken.

Epictetus zei het simpel: “Wat jou ongelukkig maakt, is niet de gebeurtenis zelf, maar jouw oordeel erover.” Jaloezie is in dat licht een verkeerde beoordeling: we richten onze aandacht op wat buiten onze controle ligt (de rijkdom, schoonheid of status van een ander) in plaats van op wat wél van ons is, onze houding, keuzes en daden. De stoïcijnse remedie is dus niet het onderdrukken van jaloezie, maar het verschuiven van aandacht. In moderne termen: herkaderen.

De hedendaagse psychologie bevestigt dat. Uit onderzoek naar de zogenoemde ‘social comparison theory’ (Leon Festinger, 1954) blijkt dat we onszelf voortdurend meten aan anderen om ons eigen succes te evalueren. Sociale media hebben dat mechanisme explosief versterkt: elk scrollmoment is weer een nieuwe vergelijking.

Studies tonen dat dit vergelijken onze tevredenheid verlaagt en ons geluksgevoel aantast. Maar niet omdat we werkelijk tekortschieten, maar eerder omdat we selectief kijken: we zien alleen de hoogtepunten van anderen, niet hun mislukkingen of onzekerheden. Cognitieve gedragstherapie (CBT), die sterk lijkt op stoïcijnse principes, leert dat we jaloezie kunnen verminderen door onze automatische gedachten te onderzoeken: Wat geloof ik eigenlijk als ik jaloers ben? Vaak zit eronder: “Ik ben minder waard als ik dat niet heb.” Die overtuiging is irrationeel en precies wat stoïcijnen wilden doorzien en corrigeren. De stoïcijnen kenden een aantal oefeningen die u daarbij kunnen helpen.

Stoïcijnse oefeningen tegen jaloezie (in een modern jasje)


  1. Oefen controle-discriminatie
    Schrijf twee kolommen:

    • Dingen die u kunt beïnvloeden (uw inzet, uw houding, uw gedrag).

    • Dingen die u niet kunt beïnvloeden (de successen, bezittingen of erkenning van anderen). Focus elke dag bewust op de eerste kolom. Dat is de kern van stoïcijnse rust.

  2. Gebruik omgekeerde vergelijking
    In plaats van te kijken naar wie méér heeft, kijk naar wie minder heeft. Niet om u beter te voelen, maar om perspectief te krijgen. Marcus Aurelius deed dit dagelijks om dankbaarheid te cultiveren.

  3. Herinner uzelf aan de vergankelijkheid
    Alles wat anderen hebben , geld, status, schoonheid, is tijdelijk. Als u dat echt beseft, verliest het zijn greep op u. In andere woorden: ‘memento mori' werkt als een reality check tegen afgunst.

  4. Train waardering in plaats van vergelijking
    Als iemand iets bereikt dat u wilt, gebruik dat niet als meetlat maar als bewijs dat het kán. Jaloezie wordt dan inspiratie. Moderne neurowetenschap laat zien dat dankbaarheid en waardering letterlijk de hersencircuits voor negatieve vergelijking kunnen dempen.

  5. Digitale hygiëne
    De stoïcijnen leefden zonder Instagram, maar hun advies zou duidelijk zijn: vermijd onnodige blootstelling aan triggers die uw oordeel vertroebelen. Volg mensen die u echt inspireren in plaats van mensen die u voortdurend onrustig maken.

Stoïcijnen zagen emoties niet als vijanden, maar als signaal: jaloezie vertelt ons dat we iets waardevols najagen op de verkeerde plek. De oplossing is niet om dat gevoel te negeren, maar om het te gebruiken als richtingaanwijzer. Als we leren onze blik te verleggen van wat anderen hebben naar wat we zelf kunnen doen, verdwijnt jaloezie niet alleen, ze verandert in innerlijke rust, waardering en focus. In een wereld die draait op vergelijking is dat misschien wel de meest radicale vorm van vrijheid.


zaterdag 11 oktober 2025

Sympatheia: de stoïcijnse verbondenheid van alles met alles

 Het Griekse woord ‘sympatheia’ (συμπάθεια) betekent letterlijk "mede-gevoel" of "samen-voelen". Bij de stoïcijnen verwijst het naar het idee dat alles in het universum met elkaar verbonden is door een gemeenschappelijke, rationele en goddelijke kracht: de Logos. 'Sympatheia' is het besef dat alle dingen, van de kleinste deeltjes tot de grootste sterrenstelsels, deel uitmaken van één groot, harmonisch geheel. Het was niet alleen een filosofisch concept, maar ook een spirituele ervaring: het gevoel dat we niet losstaande individuen zijn, maar onderling afhankelijke delen van een kosmos die doordrenkt is van betekenis en orde. De wereld is één levend organisme, en elke gebeurtenis in één deel heeft invloed op het geheel. Marcus Aurelius beschreef het zo:


“Alles is met elkaar verweven, en het ene ding is verbonden met het andere door onverbrekelijke banden.”


Voor de oude stoïcijnen was dit geen poëtische metafoor, maar een natuurfilosofisch principe. Ze geloofden dat het universum werd bezield door Logos, een rationele, goddelijke orde die alles doordringt. Omdat wij deel uitmaken van dat grotere geheel, betekent dit dat onze handelingen nooit losstaan van het geheel van de natuur en de mensheid. ‘Sympatheia’ vormde daarmee de basis voor het kosmopolitisme van de stoïcijnen: het idee dat we burgers zijn van de wereld, niet slechts van een stad of land. Wie begrijpt dat alles met alles verbonden is, handelt met zorg voor het geheel. Voor een stoïcijn is virtuositeit niet alleen zelfbeheersing, maar ook bewust leven als onderdeel van het web van oorzaak en gevolg dat alle wezens omvat.


'Sympatheia' had ook een mystieke dimensie. Het is het gevoel dat u, door u bewust te worden van de verbondenheid met het geheel, deelneemt aan iets groters dan uzelf. Dit komt overeen met wat in andere tradities "eenheidservaring" wordt genoemd, het besef dat de scheiding tussen "ik" en "de wereld" een illusie is. De stoïcijnen zagen dit niet als een vlucht uit de werkelijkheid, maar als een diep inzicht dat leidt tot innerlijke rust en wijsheid. ‘Sympatheia’ blijft niet beperkt tot een theoretisch concept maar vraagt ook om actie: als u schade toebrengt aan een ander, schaadt u uiteindelijk uzelf, omdat u deel uitmaakt van hetzelfde weefsel. Dit idee vindt u terug in de stoïcijnse deugden zoals rechtvaardigheid, moed en matigheid. Het is een spirituele praktijk die u dagelijks kunt toepassen, bijvoorbeeld door u te bekommeren om het welzijn van anderen of door u te verwonderen over de schoonheid en complexiteit van de natuur.


Voor de stoïcijnen was de kosmos dus geen leegte bezaaid met objecten, maar een levend, rationeel en samenhangend organisme. Hun wereldbeeld was holistisch ‘avant la lettre’: alles bestaat binnen één en hetzelfde lichaam, het universum, dat bezield wordt door pneuma (adem, levensgeest) en geordend wordt door Logos (rede, wetmatigheid). De pneuma is daarbij de Logos in actie. Het lijkt wel wat op het moderne onderscheid tussen materie en energie, waarbij materie gestolde energie is. Chrysippus beschreef de kosmos als een levend wezen met een eigen ziel, waarin elk onderdeel zijn functie heeft ten dienste van het geheel. De mens was volgens hem niet het centrum, maar een uitdrukking van diezelfde kosmische rede. Wat ons onderscheidde, was dat we het vermogen hebben om dat grotere geheel te begrijpen en ermee in harmonie te leven. Daarom was 'sympatheia' voor de stoïcijnen geen sentimentele verbondenheid, maar een ontologische: alles beïnvloedt elkaar omdat alles voortkomt uit dezelfde bron. De beweging van een ster, de groei van een plant, de gedachten van een mens, ze waren manifestaties van één en dezelfde universele orde.


De stoïcijnen waren deterministen. Elke gebeurtenis was het noodzakelijke gevolg van voorafgaande oorzaken, als schakels in een oneindige keten.’ Sympatheia’ betekende daarom dat  alles samenhangt omdat alles voortkomt uit dezelfde causale structuur. Wat wij vandaag de dag ‘complexe systemen’ noemen, noemden zij ‘de orde van de natuur’. Een stoïcijn leeft goed wanneer hij zijn wil afstemt op die orde. Niet door passief te berusten, maar door te handelen in overeenstemming met het grotere patroon. Marcus Aurelius zegt hierover:


“Wat het web van het universum weeft, weeft ook jou. Wat gebeurt, gebeurt niet tegen jou, maar door jou als deel van het geheel.”


De moderne kosmologie heeft dat wereldbeeld fundamenteel veranderd. Wat vroeger mystiek was, is nu wetenschap geworden. We weten dat het universum niet gevuld is met levend pneuma, maar met energievelden, materie en lege ruimte die zich ontwikkelen sinds de oerknal. Toch duikt, verrassend genoeg, het idee van onderlinge verwevenheid opnieuw op in de taal van de hedendaagse fysica. Denk daarbij bijvoorbeeld aan:


  • De relativiteitstheorie: In de fysica van het allergrootste vormen ruimte en tijd geen decor, maar een dynamisch veld dat kromt onder invloed van massa. Alles bestaat binnen één continuüm: ruimte-tijd.

  • De kwantumfysica: Op het subatomaire niveau van het allerkleinste vervaagt het onderscheid tussen afzonderlijke objecten. In de kwantumfysica blijkt dat deeltjes die ooit met elkaar in contact zijn geweest, elkaar blijven beïnvloeden, ongeacht de afstand. Dit fenomeen, dat Einstein "spookachtige actie op afstand" noemde, lijkt te wijzen op een diepere verbondenheid in de natuur die de stoïcijnen al intuïtief begrepen.

  • De kosmologie: Alles, van sterrenstelsels tot atomen in ons lichaam, is voortgekomen uit hetzelfde oerplasma van de oerknal. Al het bestaande is afkomstig uit die ene singulariteit. Astrofysici benadrukken dat alle atomen in ons lichaam ooit deel uitmaakten van sterren. We zijn letterlijk gemaakt van "sterrenstof". Dit wetenschappelijke feit echoot het stoïcijnse idee dat we allemaal deel uitmaken van één kosmos. Dat is een fysieke echo van het stoïcijnse idee dat alles één oorsprong heeft.


De metafysische pneuma en logos zijn verdwenen, maar het onderscheid tussen energie en massa en de structuur van een verbonden universum blijft overeind. De stoïcijnse intuïtie dat niets volledig op zichzelf staat blijkt opnieuw een rationele kern te hebben, zij het nu natuurwetenschappelijk onderbouwd.


De moderne fysica leert ons ook iets wat de oude stoïcijnen nog niet wisten: de kosmos is onvoorstelbaar groot, oud, en lijkt grotendeels onverschillig voor ons bestaan. Waar zij in het universum een welwillende doelgerichte orde zagen, zien wij eerder orde zonder bedoeling, patronen, maar geen plan. Een haast Schoperiaanse universele wil zonder richting of gevoel. Toch kan juist dát een hedendaagse vorm van ‘sympatheia’ voeden. Als we erkennen dat we voortkomen uit hetzelfde kosmische proces als alles om ons heen, dan kan daaruit een nuchtere eerbied ontstaan, een gevoel van verbondenheid dat niet religieus is, maar existentieel. We hoeven echt niet te geloven dat het universum ons kent of stuurt. Het is genoeg te beseffen dat we deel zijn van een zelforganiserend geheel dat ons overstijgt, en dat ons leven betekenis krijgt door de manier waarop we onze kleine plaats daarin vormgeven.


Naast de fysica vinden we ook in andere wetenschappen echo’s van de stoïcijnse ‘sympatheia’:


  • Ecologie en systeemdenken: Moderne ecologie leert ons dat ecosystemen complexe netwerken zijn waarin elke soort een rol speelt. Het beschadigen van één onderdeel kan het hele systeem ontwrichten. Dit heeft een directe parallel met het stoïcijnse idee van ‘sympatheia’. Ecosystemen functioneren als netwerken waarin elke soort en elke ingreep invloed heeft op het geheel. Dat is ‘sympatheia’ in biologische vorm: onderlinge afhankelijkheid als feit, niet slechts als filosofisch idee.

  • Neurowetenschap en empathie: Onderzoek naar spiegelneuronen toont aan dat ons brein automatisch reageert op de emoties en acties van anderen. Dit wetenschappelijke inzicht bevestigt dat we biologisch gepredisponeerd zijn om ons met anderen te verbinden. In onze hersenen tonen spiegelneuronen en sociale neurobiologie aan dat we letterlijk “meetrillen” met anderen. Onze biologie is gebouwd voor verbinding. De stoïcijnen vermoedden dit intuïtief: wij gedijen niet als eiland, maar als deel van een gemeenschap.

  • Sociologie en complexiteit: Moderne netwerktheorie en systeemdynamica laten zien dat ook menselijke samenlevingen functioneren als complexe, verweven systemen. Wat individueel rationeel lijkt, kan collectief desastreus zijn, een les die de stoïcijnen als morele waarheid al kenden.

Kortom: de oude Logos is vervangen door interactie, feedback en complexiteit, maar het onderliggende inzicht blijft geldig: alles hangt samen. Een eigentijdse interpretatie van 'sympatheia' hoeft dus geen beroep te doen op een goddelijke orde. We kunnen het herformuleren als rationele empathie: het besef dat wat we doen invloed heeft op anderen, en dat hun welzijn ons eigen welzijn raakt.

Een moderne praktische toepassing zou kunnen rusten op drie pijlers:


  1. Ecologisch bewustzijn: Begrijpen dat ons handelen deel uitmaakt van een groter ecosysteem; duurzaamheid als rationele deugd.  Realiseer dat uw keuzes gevolgen hebben voor het geheel. Dit kan variëren van eenvoudig en duurzaam leven tot het opkomen voor sociale rechtvaardigheid.

  2. Sociaal verantwoordelijk leven: Beseffen dat rechtvaardigheid niet abstract is, maar ingebed in menselijke netwerken; compassie als uitdrukking van redelijkheid. Dit kunt u bevorderen door elke dag een moment te nemen om u bewust te zijn van uw verbondenheid met anderen en met de natuur. Dit kan door meditatie, een wandeling in het bos, of simpelweg door vriendelijkheid te tonen aan vreemden.

  3. Acceptatie en veerkracht: ‘Sympatheia’ leert ons dat tegenslagen en veranderingen onderdeel zijn van het grotere geheel. Door dit te accepteren, kunt u innerlijke rust vinden, zelfs in moeilijke tijden.


Zo gezien is ‘sympatheia’ niet langer een mystiek principe, maar een praktische levenshouding: leven met besef van context, relaties en gevolgen. ‘Sympatheia’ is de stoïcijnse herinnering dat we nooit echt afgescheiden zijn, niet van elkaar, niet van de wereld, niet van de kosmos. Waar de oude stoïcijnen dit zagen als een goddelijk plan, kunnen wij het zien als een wetenschappelijke en morele realiteit: we zijn knooppunten in een levend netwerk. Een modern stoïcijns leven betekent dat besef omzetten in gedrag met wijsheid, rechtvaardigheid en zorg voor het geheel waarvan we deel uitmaken. Niet door de kosmos te aanbidden, maar door haar te begrijpen en door in die kennis een wijze manier van leven te vinden. 'Sympatheia' is daarom geen verouderd concept, maar een tijdloos inzicht dat zowel spiritueel als wetenschappelijk relevant is. Het herinnert ons eraan dat we niet alleen staan, maar deel uitmaken van een groter, betekenisvol geheel. In een tijd waarin individualisme en polarisatie vaak de overhand hebben, biedt ‘sympatheia’ een krachtig tegengeluid: we zijn allemaal met elkaar verbonden, en ons welzijn hangt af van het welzijn van de wereld om ons heen.


zaterdag 4 oktober 2025

Posidonius: Stoïcijn, wetenschapper en ontdekkingsreiziger

 In de geschiedenis van de filosofie zijn er denkers wier invloed beperkt blijft tot hun geschriften, en er zijn er die hun leven zelf tot een meesterwerk van onderzoek en ervaring maken. Posidonius van Apamea (ca. 135 – 51 v.Chr.) behoorde tot de laatste categorie. Hij was niet zomaar een filosoof; hij was een menselijke ontdekkingsmachine, een man wiens onstilbare honger naar kennis hem ertoe dreef de wereld in al haar facetten, van de diepste zeeën tot de hoogste sterren, te doorgronden. Hij was de renaissanceman lang vóór de Renaissance, een stoïcijn die geloofde dat wijsheid begint met het zorgvuldig observeren van de wereld.


Posidonius koos als leerling stoïcijn al snel zijn eigen pad. Hij werd geboren in Apamea, een Griekse stad in Syrië. Hij reisde naar Athene, het intellectuele epicentrum van de antieke wereld, om daar te studeren bij Panaetius, de leidende stoïcijnse filosoof van dat moment. Hij omarmde de kernprincipes van het stoïcisme: de nadruk op virtuositeit, rede (logos) en het aanvaarden van wat buiten je controle ligt. Maar waar Posidonius zich onderscheidde, was in zijn interpretatie van deze principes. Voor hem was de rede niet alleen een moreel kompas; het was ook het instrument om de natuurlijke wereld te ontcijferen. Hij geloofde heilig in de stoïcijnse concepten van ‘sympatheia’ (de onderlinge verbondenheid van alles in het universum) en 'pronoia' (het rationele principe dat de kosmos doordrenkt). Om deze concepten te begrijpen, was het niet genoeg om erover te redeneren, je moest ze in de praktijk zien. Deze overtuiging dreef hem weg van de collegezalen en de wereld in.


Na zijn studie in Athene begon Posidonius aan een reeks grootschalige reizen die legendarisch zouden worden. Hij was een wetenschappelijke ontdekkingsreiziger en toerist in een tijd waarin het begrip nog niet bestond. Zijn meest beroemde expeditie voerde hem naar het verre westen, naar de Romeinse provincie Hispania (het huidige Spanje). Daar wilde hij een fenomeen met eigen ogen waarnemen dat door zijn voorgangers alleen theoretisch werd beschreven: de getijden. Hij bestudeerde de invloed van de maan op de zee en onderzocht de Atlantische kustlijn. Volgens de overlevering reisde hij helemaal naar Gades (het moderne Cádiz) om de "Zuilen van Hercules" (Straat van Gibraltar) te aanschouwen en de verbazingwekkende getijdenverschillen te meten.


Maar zijn nieuwsgierigheid stopte niet bij de kust. Hij reisde ook naar Rome, Gallië, Sicilië, Noord-Afrika en de kust van Ligurië. Overal observeerde, noteerde en analyseerde hij. Hij bestudeerde de gewoonten van de Kelten, beschreef hun drankgelagen en noteerde hun maatschappelijke structuren. Hij was een vroege etnograaf, een cultureel antropoloog die de mens in zijn natuurlijke habitat wilde begrijpen.


Posidonius' filosofische fundament ondersteunde een indrukwekkend wetenschappelijk oeuvre:


*   Astronomie: Hij schatte de omtrek van de aarde opnieuw, met een methode gebaseerd op de positie van de ster Canopus. Zijn berekening (ongeveer 240.000 stadia wat redelijk accuraat is) was iets onnauwkeuriger dan die van Eratosthenes, maar zijn methode was vernieuwend en werd later door Ptolemaeus en anderen gerespecteerd. Hij bouwde ook een analoge rekenmachine/computer en planetarium die de bewegingen van de zon, maan en planeten kon nabootsen.

*   Geologie en Oceanografie: Naast zijn getijdenonderzoek was hij een van de eerste denkers die een verband legde tussen vulkanen en aardbevingen. Hij stelde dat beide werden veroorzaakt door ondergrondse gassen en vuur, een theorie die pas eeuwen later algemeen aanvaard zou worden.

*   Meteorologie: Hij bestudeerde weersverschijnselen en probeerde een rationele verklaring te vinden voor alles, van wolkenformaties tot onweer.

*   Wiskunde: Hij schreef werken over de wiskunde die ten grondslag lag aan het universum, en behandelde onderwerpen als de paralleltheorie en de aard van de oneindigheid.


Terug in Rhodes stichtte Posidonius een zeer invloedrijke filosofie-academie die beroemde Romeinen aantrok, zoals Cicero en Pompeius. Er bestaan aanwijzingen dat Posidonius mogelijk ook betrokken was bij het beroemde mechanisme van Antikythera. Dit mechanisme is een analoge computer die in 1901 bij het gelijknamige Griekse eiland is opgedoken. Posidonius’ school op Rhodos was destijds een belangrijk centrum voor sterrenkunde en mechanische ingenieurskunst. De vondst van Rhodische vazen bij het scheepswrak heeft geleid tot de hypothese dat het mechanisme mogelijk is gebouwd op deze academie. Ook de Romeinse schrijver Cicero vermeldt dat Posidonius een planetarium had gebouwd, hoewel dit niet noodzakelijk hetzelfde apparaat hoeft te zijn als het mechanisme van Antikythera


De filosofie van Posidonius was een synthese van al zijn onderzoek. Hij ontwikkelde een coherent wereldbeeld waarin natuurkunde, ethiek en metafysica onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. De goddelijke logos was niet alleen een morele kracht, maar vooral ook de ordenende kracht van de natuurwetten. Door de wereld te bestuderen, leerde men de goddelijke rede beter begrijpen, en daarmee ook hoe men een virtuoos leven kon leiden.


Zijn bekendste filosofische bijdrage is misschien wel zijn theorie over de menselijke geschiedenis. Hij zag de destijds gebruikelijke "gouden eeuw" in het verleden, niet als een paradijselijke tijd, maar als een primitieve tijd waarin wijze mannen de kunsten en wetenschappen begonnen uit te vinden om het menselijk leven te verbeteren. Vooruitgang was het resultaat van rede en vindingrijkheid. Dit "primitivisme" was een directe weerspiegeling van zijn eigen leven: de filosoof-wetenschapper als de drijvende kracht achter de beschaving.


Helaas zijn al Posidonius' eigen geschriften verloren gegaan. We kennen hem alleen via fragmenten en citaten in de werken van anderen, zoals Cicero, Strabo en Seneca. Desalniettemin schemert zijn genie hier doorheen. Posidonius belichaamde het hoogtepunt van de Hellenistische wetenschappelijke geest. Hij toonde aan dat filosofie geen abstracte oefening is, maar een actieve, onderzoekende levenshouding. Hij was een stoïcijn in de meest pure zin: hij aanvaardde de wereld niet alleen, hij wilde hem begrijpen. In een tijd van toenemend dogmatisme herinnerde hij ons eraan dat ware wijsheid begint met verwondering en het moedige verzamelen van kennis, waar die ons ook maar heen mag voeren. Hij was de fenix die de wereld in vloog om de vlammen van de logos overal te herkennen.