zondag 24 maart 2024

Een onzinnige stoïcijnse hypothese die toch lijkt te werken

Bestaan er enorm veel bijna-duplicaten van u die een bijna oneindig aantal bijna-duplicaten van deze blog lezen in net zoveel parallelle universums? Is dit universum een hologram? Zou de werkelijkheid een computersimulatie kunnen zijn? Is bewustzijn een fundamentele eigenschap van alle materie? Lezer, ik kan uw gekreun tot achter mijn laptop horen. We zijn geneigd dit soort ideeën af te wijzen omdat ze belachelijk klinken. En toch pleiten enkele van ’s werelds meest vooraanstaande wetenschappers en filosofen voor dit soort idiote theorieën. Waarom? En wat moet je als stoïcijn met dit soort rare hypothesen?


U zult het misschien niet geloven, maar ook die doorgaans zo nuchtere stoïcijnen hadden zo’n rare theorie over hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Een theorie die honderden jaren zo goed als vergeten was, maar een soortgelijke theorie is inmiddels herontdekt. En weet u? Het is nog niet eens zo’n heel gekke hypothese. Laten we eens kijken waar we uitkomen als we de diepte van de troebele zee van de werkelijkheidshypotheses induiken. Wanneer we de confrontatie aangaan met de fundamentele vragen over de aard van de werkelijkheid, worden de dingen al snel raar. Vreemdheid lijkt wel haast onvermijdelijk als je je met dergelijke vragen gaat bezighouden en de kans dat iets radicaal bizars waar zal blijken te zijn, is behoorlijk groot. Dat wil niet zeggen dat elke vreemde hypothese gelijkwaardig is. Integendeel, sommige vreemde mogelijkheden zijn de moeite waard om serieuzer te nemen dan andere. Het idee dat het Grote Spaghetti-monster, verborgen in het centrum van het universum, met onzichtbare touwtjes aan alle elementaire deeltjes trekt, zou terecht kunnen worden weggelachen als een onzinnige verklaring voor wat dan ook. Dat geldt trouwens ook voor zo goed als alle inmiddels verdwenen en alle nog steeds bestaande religies. Maar tussen al die belachelijk ogende ideeën zitten er weldegelijk een aantal die serieuze overweging verdienen, zelfs als er geen duidelijke empirische tests voor lijken te bestaan. Hypotheses die logisch goed in elkaar zitten en die een goede verklaring kunnen geven voor kennis waar we wel  redelijk zeker van zijn en waar in elk geval een paar indirecte aanwijzingen voor bestaan.


Laten we daarom eens kijken wat voor enigszins acceptabele onwaarschijnlijkheden er bestaan. Dat is tenminste iets dat we kunnen proberen, zolang we maar niet verwachten dat we tot definitieve en onweerlegbare conclusies zullen komen. Het gaat hier om onbewijsbare hypotheses over vragen die monsterlijk groot en formidabel zijn: de grondslagen van de werkelijkheid en de basis van ons begrip van die grondslagen. Wat is de onderliggende structuur van de werkelijkheid? Laten we een aantal hypotheses de revue laten passeren die niet helemaal krankzinnig zijn. Hypotheses die weliswaar vooralsnog onbewijsbaar zijn, maar die niet bij voorbaat al totaal onaannemelijk zijn.


De vele werelden hypothese

Een van de bekendste antwoorden op die monsterlijke vragen naar de realiteit van de werkelijkheid  is de vele werelden hypothese. Deze hypothese, ook wel bekend als de multiversumtheorie, suggereert dat ons universum niet het enige universum is, maar slechts één van de vele parallelle universums die naast elkaar bestaan. In de vele werelden hypothese wordt gesteld dat elke mogelijke uitkomst van een kwantummechanisch proces daadwerkelijk plaatsvindt, maar dan in een apart universum. Met andere woorden, als een deeltje bijvoorbeeld op een bepaalde locatie kan zijn volgens de wetten van de kwantummechanica, dan zijn er in werkelijkheid parallelle universums waarin het deeltje zich op elke mogelijke andere locatie bevindt. Deze op het oog krankzinnige hypothese is een van de gevestigde interpretaties van de kwantummechanica en biedt een manier om de vreemde fenomenen van kwantumverstrengeling en kwantumsuperpositie te begrijpen. Het idee is dat in plaats van dat een deeltje zich in één specifieke toestand bevindt, het eigenlijk in een superpositie van meerdere toestanden bestaat, en deze superpositie wordt gerealiseerd in verschillende universums.


De werkelijkheid als hologram

Een andere serieuze kandidaat voor een theorie van de werkelijkheid is de zogenoemde holografische theorie van het universum. Deze hypothese komt voort uit pogingen om de kwantummechanica en de algemene relativiteitstheorie met elkaar te verenigen. Het idee achter de holografische hypothese is gebaseerd op het principe van holografie afkomstig uit de optica. Bij holografie wordt een driedimensionaal beeld vastgelegd door middel van interferentiepatronen, die worden geproduceerd wanneer een lichtgolf door een holografische plaat wordt gestuurd. Wanneer het beeld wordt bekeken door een geschikte lichtbron, lijkt het alsof het driedimensionaal is, hoewel het eigenlijk op een tweedimensionaal oppervlak is vastgelegd. De holografische hypothese suggereert dat de informatie die ons universum beschrijft, eigenlijk kan worden beschouwd als vastgelegd op de rand van het universum, in plaats van verspreid te zijn over de gehele driedimensionale ruimte. Met andere woorden, alles wat er binnen het universum gebeurt, kan worden beschreven door informatie die op een tweedimensionaal oppervlak (de 'holografische grens') wordt gecodeerd.


Deze hypothese heeft belangrijke implicaties voor ons begrip van de werkelijkheid. Het suggereert bijvoorbeeld dat de driedimensionale ruimte-tijd die we waarnemen, eigenlijk kan worden afgeleid van informatie die op een tweedimensionaal oppervlak wordt opgeslagen. Dit opent interessante vragen over de aard van de ruimte-tijd, de aard van de informatie en de fundamentele aard van de werkelijkheid zelf. Ook hier geldt dat deze hypothese nog steeds een theoretisch concept is en nog niet experimenteel is bewezen. Het heeft wel veel interesse gewekt binnen de theoretische natuurkunde en heeft geleid tot nieuwe inzichten en onderzoek op het gebied van zwaartekracht, kwantummechanica en de aard van de ruimte-tijd.


De werkelijkheid als computersimulatie

De hypothese dat het universum een computersimulatie is, komt voort uit speculatieve ideeën binnen de theoretische natuurkunde, de filosofie en de informatica. Deze merkwaardige hypothese stelt dat ons universum, inclusief alles wat we waarnemen en ervaren, eigenlijk wordt gesimuleerd door een geavanceerde vorm van computertechnologie. Het idee is gebaseerd op het feit dat de menselijke technologie voortdurend evolueert en dat computersimulaties steeds geavanceerder worden. Hierdoor is het theoretisch mogelijk dat een hoogontwikkelde beschaving de middelen heeft ontwikkeld om een ​​volledig realistische simulatie van een universum te creëren, inclusief bewuste wezens zoals wijzelf. De hypothese stelt dat het moeilijk, zo niet onmogelijk, is om met zekerheid vast te stellen wat de 'echte' realiteit is. Als het mogelijk is om een ​​realistische simulatie van het universum te creëren, hoe zouden we dan kunnen weten of we zelf niet in zo'n simulatie leven? Sommige theoretische fysici hebben zelfs gesuggereerd dat er mogelijk aanwijzingen zouden kunnen zijn in de natuurkunde die wijzen op het feit dat ons universum een simulatie is. Zaken zoals kwantumfouten, de pixelgrootte van het universum of minuscule artefacten zouden kunnen voortkomen uit de beperkingen van een computersimulatie.


De werkelijkheid als bewustzijn

Een andere bekende hypothese over de aard van de werkelijkheid is de hypothese dat bewustzijn een fundamentele eigenschap van materie is, en zelfs de kern van de realiteit vormt. Dit staat bekend als het idealistische of bewustzijnsgerichte perspectief op de realiteit. Deze hypothese stelt dat bewustzijn niet alleen een product is van hersenactiviteit, maar eerder een fundamenteel aspect van het universum, mogelijk zelfs de kern ervan. In deze benadering wordt bewustzijn niet beschouwd als iets dat voortkomt uit de complexe interacties van neuronen in de hersenen, maar eerder als een universele kracht die inherent is aan alle materie. Volgens deze visie is alles wat bestaat doordrongen van bewustzijn op een fundamenteel niveau, en het is dit bewustzijn dat de werkelijkheid vormt en vorm geeft.


Er zijn verschillende argumenten en filosofische perspectieven die dit idee ondersteunen:


1. Filosofische tradities: Sommige filosofische tradities, zoals het idealisme van filosofen zoals George Berkeley, hebben betoogd dat de externe wereld in wezen een mentale constructie is, afhankelijk van het bestaan ​​van een bewustzijn om te worden waargenomen.


2. Quantumfysica: Bepaalde interpretaties van de kwantummechanica suggereren dat de waarnemer een actieve rol speelt bij het bepalen van de uitkomsten van kwantum-experimenten. Dit heeft geleid tot het idee dat bewustzijn een centrale rol zou kunnen spelen bij het vormgeven van de realiteit op kwantumniveau.


3. Bewustzijnsonderzoek: Neurowetenschappers en psychologen hebben bewijsmateriaal gevonden dat suggereert dat bewustzijn niet volledig kan worden verklaard door hersenactiviteit alleen. Dit heeft geleid tot speculatie over de mogelijkheid dat bewustzijn een meer fundamentele rol speelt bij het vormgeven van onze ervaring van de realiteit.


De stoïcijnse hypothese van bewustzijn als eigenschap van de materie

Het stoïcisme hangt een afwijkende versie van deze hypothese aan. De stoïcijnse filosofie stelt namelijk dat bewustzijn een fundamentele eigenschap van materie is, maar op een iets andere manier dan de moderne interpretaties van deze stelling. In het stoïcisme wordt bewustzijn niet zozeer gezien als een afzonderlijke entiteit die los staat van materie, maar eerder als een inherente eigenschap van het universum, die alles doordringt. Bewustzijn is niet iets naast of buiten de materie, het is de materie zelf. Volgens de stoïcijnen is de kosmos, of het universum, doordrongen van een universele en allesomvattende redelijke kracht, die zij 'Logos' noemen. Deze Logos wordt vaak vertaald als 'rede' of 'verstand', maar heeft eigenlijk een bredere betekenis die verwijst naar de geordende structuur en harmonie van het universum. Het bewustzijn wordt beschouwd als een aspect van deze Logos, dat aanwezig is in alle dingen, inclusief materie.


Dit Logos-bewustzijn doordringt niet alleen het hele universum, het is het hele universum. Een belangrijk concept hierbij is de stoïcijnse 'sympatheia', wat betekent dat alles met elkaar verbonden is en deel uitmaakt van hetzelfde kosmische web van oorzaak en gevolg. Dit houdt in dat alle delen van het universum op de een of andere manier met elkaar verbonden zijn en invloed op elkaar uitoefenen. In deze visie is bewustzijn niet beperkt tot levende wezens zoals mensen, maar is het aanwezig in alle aspecten van de natuur en het universum. De stoïcijnen geloofden dus dat het bewustzijn inherent is aan de natuurlijke orde van het universum en dat het onze plicht is om in harmonie te leven met deze orde. Door ons bewust te zijn van onze plaats in het universum en ons gedrag af te stemmen op de Logos, kunnen we innerlijke rust en tevredenheid bereiken, zelfs in het aangezicht van uitdagingen en tegenslagen. Kortom, volgens de stoïcijnse filosofie is bewustzijn een fundamentele eigenschap van materie in die zin dat het doordringt in alle aspecten van het universum en een essentieel onderdeel vormt van de natuurlijke orde en harmonie.


Maar valt er iets te zeggen voor de stoïcijnse versie van de bewustzijnshypothese? Het stoïcijnse idee dat bewustzijn een eigenschap van materie is, kan worden verdedigd in het kader van moderne fysica door te kijken naar de manieren waarop materie zich gedraagt en interageert op subatomair niveau. Moderne wetenschap in het bijzonder de fysica heeft ons begrip van materie en energie verfijnd, met inbegrip van concepten als kwantummechanica en de relativiteitstheorie. In deze context valt er weldegelijk het één en ander te zeggen voor het stoïcijnse perspectief op de werkelijkheid. Laten we het één en ander eens opsommen.


1. Emergentie: Volgens de stoïcijnen is al het bestaande materieel. Ook bewustzijn is volgens hen een emergente eigenschap van materie, wat betekent dat het ontstaat als een gevolg van complexe interacties tussen fundamentele materiële componenten. In de moderne fysica zien we vergelijkbare fenomenen, waarbij complexe eigenschappen ontstaan uit de onderliggende dynamiek van deeltjes op kwantumniveau. Bijvoorbeeld, bewustzijn kan ontstaan als een emergente eigenschap van de neuronale netwerken in onze hersenen, vergelijkbaar met hoe complexe structuren zoals vloeistoffen en kristallen ontstaan uit de interacties van individuele atomen en moleculen.


2. Holisme: Stoïcijnen geloven in een holistische kijk op het universum, waarbij alle delen van de natuur met elkaar verbonden zijn en samenwerken als onderdeel van een geheel. In de moderne fysica zien we ook dat het universum wordt beschreven door holistische concepten, zoals kwantumverstrengeling, waarbij de toestand van deeltjes op afstand met elkaar verbonden kan zijn op een manier die niet kan worden verklaard door lokale interacties. Op deze manier kan bewustzijn worden gezien als een holistisch fenomeen dat voortkomt uit de diepere structuur van het universum, in plaats van afzonderlijk te bestaan als een klomp materie.


3. Dualisme/monisme: Stoïcijnen zijn monisten. Het stoïcijnse idee van bewustzijn als een eigenschap van materie staat in contrast met dualistische opvattingen die materie en bewustzijn als twee afzonderlijke en onafhankelijke substanties beschouwen (materie en ziel). Moderne fysica heeft aangetoond dat het concept van dualisme problematisch is, vooral vanwege de moeilijkheden bij het verklaren van de interactie tussen de geest (bewustzijn) en de materiële wereld. Door bewustzijn te beschouwen als een eigenschap van materie, kunnen we deze problemen vermijden en een meer coherente kijk op de natuur bieden.


4. Subjectieve ervaringen zijn fundamenteel: Het feit dat bewustzijn bestaat en dat we subjectieve ervaringen hebben, is het meest directe en onmiddellijke aspect van onze realiteit. Alle andere kennis die we hebben, inclusief wetenschappelijke waarnemingen, komt voort uit ons bewustzijn. Daarom is het logisch om te suggereren dat bewustzijn een fundamentele eigenschap van de werkelijkheid is, omdat het de basis vormt van al onze waarnemingen en ervaringen.


5. Problemen met het verklaren van bewustzijn: Het is moeilijk om bewustzijn volledig te verklaren binnen het kader van de huidige natuurwetenschappen, zoals de fysica en de neurowetenschappen. Het zogenaamde "hard problem van bewustzijn", zoals geformuleerd door filosoof David Chalmers, verwijst naar het feit dat we niet kunnen begrijpen hoe fysieke processen in de hersenen kunnen leiden tot subjectieve ervaringen. Dit suggereert dat er mogelijk meer aan de hand is dan alleen fysieke processen en dat bewustzijn een eigen fundamentele status heeft.


6. Kwantumfysica en de waarnemers rol: Bepaalde interpretaties van de kwantummechanica suggereren dat de waarnemer een actieve rol speelt bij het bepalen van kwantumverschijnselen. Dit heeft geleid tot speculatie over de mogelijkheid dat bewustzijn een centrale rol speelt bij het vormgeven van de realiteit op kwantumniveau, wat de hypothese ondersteunt dat bewustzijn fundamenteel is voor de werkelijkheid.


Al met al kan het stoïcijnse idee dat bewustzijn een eigenschap van materie is, worden verdedigd in het licht van moderne fysica door te wijzen op concepten zoals emergentie, holisme, het vermijden van dualisme, de fundamentaliteit van de subjectieve ervaring en de waarnemersrol in de kwantummechanica. Hoewel de stoïcijnse hypothese allesbehalve bewezen is en de precieze aard van bewustzijn en werkelijkheid nog steeds een onderwerp van debat is in zowel de filosofie als de wetenschap, biedt deze benadering weldegelijk een samenhangend kader voor het begrijpen van de relatie tussen bewustzijn en de materiële wereld. Het blijft een idioot idee, maar het is wel logisch samenhangend en vormt ook een oplossing voor een aantal prangende fysische en filosofische problemen.





zaterdag 23 maart 2024

25.3 Leren sterven

Op een dag zult u sterven. Daar bestaat geen enkele twijfel over. U ziet dagelijks overal om u heen dat mensen, dieren en planten het leven laten. De natuur overspoelt ons met het bewijs van de sterfelijkheid van alle levende wezens. Iedere seconde komt u dichter bij uw eigen dood. Eigenlijk bent u al begonnen met sterven op het moment dat u geboren werd. Het is niet de laatste minuut van uw leven waarop uw dood intreedt, nee het is begonnen bij uw geboorte. Uw tijd tikt langzaam maar zeker weg. Voor een stoïcijn is het, zoals we zagen, belangrijk om dat feit regelmatig onder ogen te zien. Het gezegde ‘memento mori’ (denk eraan dat je sterfelijk bent) werd tijdens een triomftocht door een slaaf in het oor van de zegevierende Romeinse generaal gefluisterd. De overwinnaar werd als beloning in een parade door Rome toegejuicht door een enorm publiek en zou zich maar illusies maken. Daarom werd hij er telkens aan herinnerd dat ook hij sterfelijk was. Het is goed om doordrongen te zijn van uw sterfelijkheid, maar doodsangst kan uw geluk en gemoedsrust behoorlijk verstieren. Het is voor een stoïcijn dan ook erg belangrijk daar iets op te vinden.

Het hele universum zit vol beweging. Verandering is overal. Niets blijft wat het is. Alles stroomt, zoals Heraclitus het zei. Zo zit de natuur nu eenmaal in elkaar. We zijn een onderdeel van de natuur verbonden met alles wat daarin gebeurt. De dood is daar een duidelijk voorbeeld van. Als we vergeten dat we deel uitmaken van de natuur, vergeten we ook dat we aan haar wetten onderworpen zijn en gaan we handelen alsof we onsterfelijk zijn. Epictetus waarschuwde daarvoor en zei er dit over:

“Het leven is als een zeereis. Ik kan het schip, de zeelui en het moment van vertrek zorgvuldig kiezen. Maar dan steekt er een storm op. Wat kan ik nu nog doen? Alles wat ik kon doen heb ik al gedaan. Het komt nu op de stuurman aan. Maar nu zinkt het schip en ik ga verdrinken. Wat kan ik nu nog doen? Ik doe niets meer dan ik kan doen. Ik raak niet in paniek, ik schreeuw niet, ik beklaag het noodlot niet. Ik weet immers dat wat geboren is, ook moet sterven. Ik leef niet eeuwig, ik ben een mens, een deel van de kosmos, zoals een uur een deel van de dag is. Als een uur moet ook  ik aanbreken en voorbijgaan. Wat maakt het uit op welke manier ik sterf, door verdrinking of door koorts? Want ik moet hoe dan ook sterven. (Epictetus, Colleges 2, boek 5)

Epictetus leerde zijn studenten dat het niet de dood zelf is die je gemoedsrust verstoort, maar de angst voor de dood. Het zijn juist uw angsten en verlangens die u belemmeren om het leven te leiden dat u wilt. Die angsten en verlangens sleuren u mee in een constante jacht en vlucht. U verkeert in een soort droomtoestand waarin u uw angsten probeert te ontvluchten en uw begeertes tracht na te jagen. De enige manier om u echt te bevrijden uit die slavernij van de passies is het overwinnen van uw doodsangst. Pas dan kunt u uzelf echt vrij noemen.

De stoïcijnen beseffen donders goed dat alleen het intellectuele begrip dat de dood iets onbelangrijks is, onvoldoende is om je doodsangst uit te schakelen. Ze weten dat we van nature bang zijn voor onze eigen dood, maar ze weten ook dat het weldegelijk mogelijk is om die natuurlijke angst te laten verdwijnen. Uw virtuositeit maakt u tot een bewust en denkend wezen. Uw vermogen om uzelf en het universum te zien en begrijpen maakt u tot iets bijzonders. Volgens Epictetus bent u door dat vermogen zelfs een klein stukje van het bewustzijn van het universum. In wezen bent u een klein beetje zelf een god. Door dit besef en door u te oefenen in de stoïcijnse praktijk en u uw eigen sterfelijkheid dagelijks voor ogen te houden kan het fundamentele besef dat alleen een virtuoos leven belangrijk is langzaam maar zeker tot uw wezen doordringen. Dit kan uiteindelijk zelfs uw eigen doodsangst tot iets onbeduidends reduceren.

Sterven is voor Epictetus het teruggeven van het leven dat u van de natuur te leen hebt gekregen. De dood wordt daardoor iets natuurlijks en onvermijdelijks. Het grootste deel van de onmetelijke tijd die sinds de Big Bang is verstreken bestond u niet en het grootste deel van de onmetelijke tijd die verstrijkt tot het ‘einde der tijden’ zult u er niet zijn. U hebt een heel klein stukje tijd van de natuur te leen gekregen, waarin u als een bewust wezen mag bestaan. Epictetus wil dan ook dat u voorbereid bent op uw eigen dood en het niet als iets onverwachts beschouwt. Wees er klaar voor om uw lening op ieder moment op een waardige manier af te lossen. De stoïcijnse filosoof-keizer Marcus Aurelius had er ook iets over te zeggen. Hij schreef:

“Wat je overkomt en toebedeeld wordt moet je aanvaarden, alleen al omdat je weet dat het daarvandaan komt, vanwaar je zelf gekomen bent. Je moet vooral de dood in vredige gezindheid afwachten, in de overtuiging dat die niets anders is dan het uiteenvallen van de elementen waaruit ieder levend wezen is opgebouwd. Als er voor de elementen niets angstaanjagends is in het voortdurend overgaan van de ene toestand in de andere, waarom zou je dan opzien tegen de verandering en het uiteenvallen van jezelf? Dat is toch volgens de natuur en wat volgens de natuur is, is nooit slecht”. (Marcus Aurelius Dagboeken Boek 2, hoofdstuk 17)

Waarom zou u zich druk maken over iets dat hoe dan ook gaat gebeuren? Sommige mensen vrezen vooral een bepaalde manier van dood gaan. Bijvoorbeeld door een vliegtuigongeluk of door een slepende ziekte. Volgens de stoïcijnen is dat onzin. Of u nu sterft doordat er bij een aardbeving een heel flatgebouw bovenop u valt, of dat u sterft doordat er een bloempot van een balkon afvalt, dood bent u toch, het is allemaal hetzelfde.

Doodsangst is de ergste en hardnekkigste van alle slechte emoties (passies). Mediteren op de eigen dood is dan ook één van de belangrijkste stoïcijnse oefeningen. Het is een psychologische en ethische oefening die uw manier van denken en handelen op een fundamentele manier overhoop kan halen. Je hoort vaak dat mensen die oog in oog hebben gestaan met de dood hun leven volledig hebben omgegooid. De stoïcijnse meditatie op de dood beoogt op een wat minder drastische manier eenzelfde effect te bewerkstelligen. Door een stoïcijnse houding te leren aannemen tegenover uw eigen dood zal uw hele levenshouding veranderen.

Volgens de stoïcijnen is de dood helemaal niet iets ergs. Als dat wel zo was, zou u het al lang weten. Seneca legt uit dat iedereen weet hoe het is om dood te zijn. In één van zijn brieven schrijft hij aan zijn vriend Lucilius:

“Met de dood heb ik al lang geleden kennisgemaakt. ‘Wanneer dan?’ vraag je. Zelfs al voor ik geboren werd. De dood betekent er niet zijn. Hoe dat is weet ik al lang: na mij zal er zijn wat er voor mij was. Als dat iets verschrikkelijks is, moet het er ook geweest zijn voordat ik geboren werd. Welnu, ik heb toen niets pijnlijks ervaren.” (Seneca, Brieven aan Lucilius, brief 54)

Het is volgens hem net zo dwaas om te wensen dat je nog duizend jaar lang blijft leven als het is om te wensen dat je al duizend jaar leeft. Als dood echt zo afschuwelijk is, dan zou u al eeuwen lang iets vreselijks hebben ervaren. Maar u hebt niets ervaren. Dood zijn is immers de afwezigheid van iedere mogelijke ervaring. Met de dood houdt elke mogelijke gewaarwording op en wat u niet waarneemt, bestaat niet voor u.


zaterdag 16 maart 2024

25.2 En na de dood?

 Sommige mensen zijn niet alleen bang voor een mislukt leven maar vooral voor wat er na hun dood gebeurt. Wat er na de dood gebeurt, is voor de stoïcijnen echter van weinig belang. Sommige filosofen dachten dat er na de dood zoiets als een ziel bleef bestaan. De vroege Stoa was hiervan meer overtuigd dan latere stoïcijnen als Epictetus en Marcus Aurelius. Cleanthes had indertijd beweerd dat alle zielen bleven voortbestaan tot aan de algehele wereldbrand, terwijl zijn opvolger Chrysippus meende dat alleen de zielen van de wijzen zo lang leefden. Andere stoïcijnen (Posidonius bijvoorbeeld) dachten dat het bewustzijn van de wijze zo krachtig was dat hij na zijn of haar dood nog een poosje kon voortbestaan, maar uiteindelijk was toch ook deze ziel voorbestemd om te vervliegen in het niets. De meeste stoïcijnen geloofden echter niet in de onsterfelijkheid van de ziel. Voor hen was de ziel een subtiele substantie die als een octopus door het hele lichaam verspreid was. Een substantie die gelijktijdig met het lichaam aan zijn einde kwam. Een vergelijking die in de verte wel iets weg heeft van onze huidige kennis over het zenuwstelsel. U zult wel denken: ‘weer zo’n uit zijn verband gerukt idee dat de schrijver misbruikt om te laten zien dat de stoïcijnen tweeduizend jaar geleden al precies wisten hoe de wereld in elkaar stak’. Daar heeft u natuurlijk gelijk in, maar het blijft wel toevallig.

De antieke mythologie over het dodenrijk werd door de stoïcijnen verworpen en omschreven als sprookjes om kinderen bang te maken. Het was niet meer dan een boeman met een masker op. Epictetus zei dat onze doodsangst net zo iets was als de angst die kleine kinderen voor de griezelige maskers van het antieke toneel hebben:

“De dood, wat stelt die nu helemaal voor? Een spook is het. Raak hem aan, draai hem om: zie je wel dat hij niet bijt? Je moet vroeg of laat sterven, zoals je voor je verwekking ook al dood was. Waar maak je je dan druk om als het nu gebeurt? Als het nu niet gebeurt, dan gebeurt het later. Waarom? Omdat de wenteling van de kosmos zijn beloop moet hebben. Die heeft het nodig dat het ene nu ontstaat, iets anders later, en dat weer iets anders zijn einde vindt. Wat is pijn? Een spook. Draai het maar eens om en je zult het zelf zien. Nu eens wordt er ruw dan weer mild met je lichaam omgesprongen. Vind je het leven daarom niet meer de moeite waard? De deur staat open. Vind je het nog wel de moeite waard? Verdraag het dan.” (Epictetus, Colleges boek II, hoofdstuk 1)

De aanstaande dood is voor een stoïcijn geen reden tot droefheid. Ook de doodsoorzaak is onbelangrijk. Het maakt niet uit hoe u aan uw einde komt of wat er daarna met uw dode lichaam gebeurt. Of u nu na een schipbreuk door vissen wordt opgegeten, onder de aarde door wormen en larven verteerd wordt, of door vuur verbrand wordt, speelt geen enkele rol. Ook het besef geen nageslacht achter te laten is onbelangrijk. De dode merkt immers niets van zijn kinderloosheid. En wat het voortleven van uw nagedachtenis betreft hoeft u zich niets in te beelden, binnen één generatie zijn alle herinneringen aan uw bestaan vervlogen. En maakt het werkelijk iets uit om een eervolle dood op het slagveld te sterven? De nagedachtenis aan de veldheren blijft nog een poosje hangen, maar ontelbare anonieme soldaten zijn dapper strijdend voor volk en vaderland gevallen in oorlogen waar we nu nooit meer iets over horen. De buitensporige zorg en kosten die mensen in de oudheid aan hun begrafenis besteedden, kon bij de stoïcijnen al evenmin door de beugel. Het was in hun ogen niets anders dan zinloze ijdelheid. Zo liet de extreem rijke Seneca zich zonder ritueel cremeren en werd zijn as bijgezet in een sober familiegraf langs de Via Appia buiten Rome.

Daarmee zetten de stoïcijnen alle traditionele antieke waarden over dood en uitvaart op losse schroeven. In zijn afwijzing van traditionele waarden verwerpt een stoïcijn ook de in de oudheid zo belangrijke zorg voor de nagedachtenis. Voor hem hoefden er geen offers gebracht te worden bij het huisaltaar, zijn grafmonument hoefde niet verzorgd te worden en ook zijn nagedachtenis mocht gerust in de vergetelheid raken. Voor een virtuoos leven in het hier en nu maakt het niet uit of u in de herinnering van de mensen blijft voortleven.

Leven en dood werden dus vooral gezien als iets ‘onverschilligs’. Het simpele feit dat u leeft of dood bent maakt u niet virtuoser of wijzer, maar u kunt wel op een virtuoze en wijze manier leven en sterven. Dit maakt leven en dood tot één van de indifferente zaken die zowel slecht als goed kunnen worden gebruikt. Alleen de dingen waar we echte en volledige controle over hebben zijn goed, al het andere is slecht of onbelangrijk. De dood is dan ook noch goed, noch slecht in zichzelf. Het gaat er om hoe ermee wordt omgegaan, om wat u met uw leven of uw sterven doet. U kunt zowel uw leven als uw dood op een wijze, virtuoze manier als op een stompzinnig, zinloze manier gebruiken. Dat neemt niet weg dat leven normaal gesproken wordt verkozen boven dood. Het is voor stoïcijnen natuurlijk om voortbestaan te prefereren boven sterven, maar dat neemt niet weg dat virtuositeit en wijsheid de werkelijke grond voor het bestaan zijn. Een kort maar virtuoos leven is een beter leven dan een lang maar zinloos leven. Voor een stoïcijn is het beter om niet te leven dan een leven van stompzinnigheid te leiden (of eigenlijk lijden). Een stoïcijn streeft in zijn leven vooral naar het verkrijgen van een grotere virtuositeit.

De dood is voor hen niets anders dan het terugbetalen van een lening. U hebt het leven van de natuur te leen gekregen en zult het vroeg of laat moeten teruggeven. Dat is onvermijdelijk en het is dan ook volstrekt natuurlijk om te sterven. De dood kan zo nooit onverwacht komen. Iedereen weet dat de dood altijd op de loer ligt. Of u nu jong bent of oud, ieder moment kan het einde zijn. Maar alleen het intellectuele besef dat de dood niet van belang is, dat het tot de categorie indifferente en onverschillige zaken behoort, is niet genoeg om ook echt een einde aan uw doodsangst te maken. Daar is meer voor nodig, u moet er volledig zeker en van doordrongen zijn dat de dood voor u iets onverschilligs is. U moet leren leven met een ware doodsverachting.

Maar hoe krijgt u dat voor elkaar? Van nature houden we immers van ons leven en zien we de dood als iets afschuwelijks en angstaanjagends. Als dat niet zo was, zou het ook niet zo moeilijk zijn om jezelf te leren dat dat toch anders ligt. Stoïcijnen streven ernaar om zich te identificeren met het rationele deel van hun wezen. Hoe meer dat lukt, hoe minder belangrijk bepaalde ‘aangeboren’ angsten worden. Stoïcijnse leraren raden hun leerlingen dan ook aan regelmatig over hun eigen dood te mediteren. Ja, met de ‘memento mori techniek’ zelfs meerdere keren per dag even bewust bij de eigen sterfelijkheid stil te staan.

Het mediteren over de dood staat natuurlijk ook in verband met het stoïcijnse concept van een leven in het hier en nu (het ‘hic et nunc’). Het lijkt misschien paradoxaal, maar door u op uw eigen sterfelijkheid te bezinnen kunt u uw leven juist veel intenser beleven. Veel mensen die aan de dood ontsnapt zijn vertellen dat hun leven juist daardoor intenser en gelukkiger is geworden. Hetzelfde effect wil de stoïcijnse meditatie op de sterfelijkheid bewerkstelligen. ‘Carpe diem’, pluk de dag, is geen tegenstelling van ‘memento mori’, gedenk te sterven. Nee, ze zijn juist met elkaar verbonden, het zijn equivalenten. Door u bewust te zijn van uw sterfelijkheid wordt u gedwongen het belang van ieder u nog resterend moment op zijn waarde te schatten. De Romeinse dichter Horatius verwoordde het als volgt:

“Bedenk, in een door hoop en zorg verscheurde wereld, verpletterd tussen angst en woede, dat elke dag als een laatste begint te schijnen. Elk uur waarop je niet mag hopen, zal er dankbaar bij komen”.


zaterdag 9 maart 2024

Wat is het stoïcijnse ‘hegemonikon’?

 Het 'hegemonikon' is een concept dat binnen het stoïcisme wordt gebruikt om te verwijzen naar het leidende principe of de leidende faculteit van de geest. Het is het deel van ons dat verantwoordelijk is voor onze oordelen, verlangens en acties, en het wordt beschouwd als het centrum van onze intellectuele vermogens. Voor de stoïcijnen is het ‘hegemonikon’ het vermogen dat ons in staat stelt om redelijk te oordelen over wat juist en verkeerd is, en om onze verlangens en aversies op een virtuoze manier te sturen. In de praktijk van het stoïcisme wordt veel nadruk gelegd op het cultiveren van het ‘hegemonikon’ door middel van filosofische oefeningen, reflectie en het toepassen van principes van virtuositeit in het dagelijks leven. Het streven is om het ‘hegemonikon’ te versterken, zodat het ons kan leiden naar een leven van wijsheid, rechtvaardigheid en innerlijke gemoedsrust.

Deze stoïcijnse ‘hegemonikon’ wordt door hen daarom ook wel het leidende principe genoemd. Het wordt vaak verward met wat wel het ‘Ik’, het ‘Zelf’ of het ‘Ego’ wordt genoemd. Dat klopt voor een belangrijk deel, maar toch dekt dat de lading niet helemaal. Het ‘hegemonikon’ is meer dan alleen een rationeel ‘Ik-gevoel’ of 'Zelf', het heeft ook te maken met het vermogen om gewaar te zijn. Het is een dieper liggende identiteit als gewaar-zijn van alles wat we ervaren. Het is niet onze ervaring zelf maar het vermogen om ervaringen te hebben. Ook het personage, het ´Ik’ dat we kennelijk zijn, is iets wat we gewaar zijn.

Dit ‘Ik-gevoel’ is niet stabiel en ook niet altijd rationeel. Het verandert door de tijd en kan zelfs van het ene op het andere moment anders zijn. Ons wakende alerte ‘Ik’ heeft zo zijn suffe momenten. Een groot deel van ons wakende leven brengen we half dromend door, en dan hebben we het nog niet eens over de invloed van ons onderbewuste en onze slaap gehad. Veel van wat we voelen en doen is allesbehalve rationeel of zelfs maar bewust. Het personage dat we zijn is bij de meeste mensen ook al niet zo stabiel. Het wil nogal van de omstandigheden afhangen of we vriendelijk of juist haatdragend zijn. We zijn ook niet altijd even slim en handig. Kortom dat zelf is heel wat veranderlijker dan u vermoedelijk denkt. Als stoïcijn probeert u dat wat labiele ‘Zelf Personage' aan de hand van de door u gekozen waarden zo stabiel en rationeel mogelijk te maken, maar ja dat lukt niet altijd even goed. We hebben nu eenmaal onze momenten. Achter dat ‘Zelf Personage' waarvan we op dit moment het gevoel hebben dat we dat zijn, ligt nog iets diepers verscholen. Iets dat niet verandert en altijd op de achtergrond aanwezig is.

Dat is ons zelfbewustzijn oftewel ons vermogen om gewaar te zijn, om ervaringen te hebben. Het is de moeite waard om wat meer aandacht te besteden aan dat bijzondere vermogen. Om ons bewust te kunnen worden van die diepere identiteit van het vermogen om ‘gewaar te zijn', moeten we onze aandacht verleggen van de gevoelens en gedachten die we op dit moment ervaren naar datgene wat zich dit bewust is. Dit zelfbewustzijn, dat van alles wat ons overkomt getuige is, is zelf vorm- en inhoudsloos. Het heeft geen gedaante of kleur. Het maakt geen geluid. We kunnen dit bewustzijn niet als object binnen onze ervaring zien, want het is het onderwerp van alles wat we ervaren. Het is een blinde vlek. We kunnen het niet zien omdat het het zelfbewustzijn zelf is dat ziet. We kunnen het niet horen omdat het het bewustzijn zelf is dat hoort. We kunnen het ook al niet voelen omdat het immers ook het bewustzijn is dat voelt. Evenmin kunnen we het denken, want het is het bewustzijn dat denkt. We kunnen het bewustzijn dus onmogelijk kennen als object binnen onze ervaring omdat het het subject is van alles wat we ervaren. Het is datgene wat ervaart.

Wordt u er daarom van bewust dat die vormloze aanwezigheid van bewustzijn achter alles wat u bent verborgen zit. Het zelfbewustzijn is de getuige van alles wat u hier en nu ervaart. Uw persoonlijkheid, uw ik-gevoel is een manifestatie van een achterliggend vermogen tot bewustzijn. Het stoïcijnse 'hegemonikon’ valt niet volledig samen met dit zelfbewustzijn. Het staat dichter bij het door het 'zelfbewustzijn' ervaren 'Zelf Personage', ‘Ik’ of ‘Ego’. Het is echter wel een ‘Zelf Personage’ dat zich bewust is van het feit dat het leeft in ons vermogen tot ervaren. In dat bewustzijn zal een stoïcijn zijn uiterste best doen om dat ‘Zelf Personage’ te versterken aan de hand van de door hemzelf gekozen waarden. Zijn ‘Zelf Personage’ moet op de één of andere manier ook iets met rationaliteit te maken hebben. Zonder rationaliteit is het ‘Zelf’ een losgeslagen ongestuurd projectiel. Ons zelfbewustzijn alleen is niet per se rationeel. Ook ons vermogen tot rationaliteit en irrationaliteit is immers iets dat zich in ons bewustzijn afspeelt.

Ons bewustzijn en ons vermogen tot rationaliteit zijn wel nauw met elkaar verbonden, maar ze vertegenwoordigen verschillende aspecten van de menselijke geest. Bewustzijn verwijst, zoals we zagen, naar ons vermogen om onszelf en onze omgeving waar te nemen, te ervaren en te begrijpen. Het omvat het besef van wie we zijn, wat er om ons heen gebeurt, en hoe we reageren op externe stimuli en interne gedachten en gevoelens. Rationaliteit daarentegen heeft te maken met het vermogen om logisch te redeneren, te denken en te beslissen op basis van feiten, logica en redenering. Het omvat ons vermogen om oorzaak-gevolg relaties te begrijpen, patronen te herkennen en beslissingen te nemen die gebaseerd zijn op kennis en inzicht. Dit vermogen speelt zich dus net als al onze sensaties en gedachten af in ons zelfbewustzijn.

Hoewel bewustzijn en rationaliteit afzonderlijke aspecten van de menselijke geest zijn, werken ze vaak samen. Een goed ontwikkeld bewustzijn kan de basis vormen voor rationeel denken en handelen. Pas als u zich bewust bent van uw eigen emoties, gedachten en neigingen, kunt u rationele beslissingen nemen die gebaseerd zijn op een volledig begrip van de situatie en uw eigen reacties daarop. Rationaliteit kan ook helpen bij het verhelderen van bewuste ervaringen en het nemen van bewuste keuzes. Door rationeel te denken kunnen we onze percepties analyseren, onderscheid maken tussen feiten en interpretaties, en onze acties baseren op weloverwogen overwegingen.

Kortom, bewustzijn en rationaliteit vullen elkaar aan en kunnen samenwerken om ons te helpen effectief te functioneren in de wereld en betekenisvolle beslissingen te nemen. Rationaliteit is de gids die u de richting aangeeft waarin uw ‘Zelf’ zich zou moeten ontwikkelen. Het stoïcijnse ‘hegemonikon’ wordt daarmee het door u gekozen ideale ‘Zelf Personage’, maar dan wel een ‘Zelf Personage’ dat weet dat het drijft in een zee van bewustzijn. Het is een bewuste en gerichte vorming van het zelfbewustzijn tot een rationeel ‘Zelf’ dat zo veel mogelijk lijkt op de persoon die we graag zouden willen zijn. Op de persoon die leeft in overeenstemming met zijn waarden en met zijn natuur. Oftewel op de stoïcijnse Wijze. Deze combinatie van zelfbewustzijn en ons vermogen tot een rationele vorming van ons ‘Zelf’ is nu precies wat de stoïcijnen bedoelen met het ‘hegemonikon’.



zaterdag 2 maart 2024

25.1 ‘To be or not to be’, een onbelangrijke vraag?

 LES 25

LEREN STERVEN


25.1 ‘To be or not to be’, een onbelangrijke vraag?

De natuur heeft ons met een bewustzijn opgezadeld dat ons onze sterfelijkheid doet beseffen, maar lijkt te zijn vergeten ons daarbij de emotionele vaardigheden te schenken om daar mee om te kunnen gaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste mensen grote moeite hebben met hun eigen sterfelijkheid. Ze praten en denken niet graag over de dood. Het wordt ver weggestopt en zo veel mogelijk genegeerd. Sterven en meestal ook levensbedreigende ziektes zijn eng. Het is zelfs vaak een taboe onderwerp waarover je het niet hebt. Stoïcijnen daarentegen zijn juist veel met de dood bezig. Dat betekent niet dat ze zich er zorgen over maken. Ze hebben een misschien wel wat vreemde en afwijkende, maar toch vooral heel gezonde visie op het onvermijdelijke einde van ieder levend wezen. Wat de meeste mensen het ergste vinden dat je kan overkomen was voor Epictetus iets luchtigs. Hij nam de dood niet al te zwaar op. In zijn colleges vertelt Epictetus het verhaal van de stoïcijn Agrippinus die te horen kreeg dat hij in opdracht van de keizer door de Senaat ter dood was veroordeeld. Hij zou het volgende gezegd hebben:

“Eens moet ik sterven: moet het nu direct al? Dan sterf ik nu meteen. Moet het straks pas? Dan eet ik nog even een hapje. Het is nu immers etenstijd. Ik sterf dan wel na het eten.” (Epictetus, Colleges, boek I).

Waarom neemt Epictetus de dood zo luchthartig op? Zo leuk is het toch niet om te moeten sterven? De stoïcijnen hadden zo hun redenen om zich niet al te druk te maken over hun sterfelijkheid. Iedere keer als ze van zichzelf merkten dat ze toch weer wat angstig werden bij de gedachte aan hun eigen dood, haalden ze zich een paar dingen voor de geest. Zie hier de redenen waarom een stoïcijn vindt dat hij niet bang voor de dood zou moeten zijn:

  • In de eerste plaats is de dood iets natuurlijks. Voor de stoïcijnen is sterven de normaalste zaak van de wereld. Het is nu eenmaal de natuurlijke biologische gang van zaken. We zijn een sterfelijke diersoort. Als we een bacterie of een virus waren geweest hadden we vermoedelijk het eeuwige leven gehad, maar in dat geval waren we ons niet bewust geweest van onszelf en onze omgeving. Gelukkig zijn we geen virus, maar een bewust en rationeel wezen. Doodsangst komt voort uit onwetendheid, als we echt doordrongen zouden zijn van de menselijke conditie zou die angst vanzelf verdwijnen. Een mens die eeuwig wil blijven leven heeft niet begrepen wat het is om een mens te zijn. Wie niet oud wil worden en niet wil sterven, snapt niet dat een mensenleven een bepaald patroon volgt, waar de dood een onlosmakelijk onderdeel van vormt. Wie niet wil sterven wil ook niet echt leven.

  • In de tweede plaats is het niet de dood zelf waar we zo bang voor zijn. Dat het vooruitzicht van onze eigen dood ons zo ontzettend angstig maakt, komt vooral doordat we over ons eigen einde kunnen nadenken. We zijn misschien wel de enige soort op aarde die zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid. Dit bewustzijn verandert natuurlijk niets aan die sterfelijkheid, maar maakt de dood wel een stuk akeliger. Het akelige aan onze doodsangst is niet de dood zelf, maar onze houding tegenover de dood. Het zijn dus uw eigen gedachten en gevoelens die de dood zo erg maken. Hier komt weer de stoïcijnse tweedeling over dingen waar we geen en dingen waar we wel invloed op hebben om de hoek kijken. Op uw sterfelijkheid heeft u geen invloed, maar op de manier waarop u er mee omgaat wel. Dat is het stoïcijnse handvat waaraan u de dood moet aanpakken.

Het zogenaamde afschuwelijke kwaad van de dood kan ons niet raken. Zolang wij bestaan is de dood er niet en zodra de dood komt, zijn wij er niet. Doodsangst wordt niet veroorzaakt door de dood zelf, maar door onze mening dat het om iets verschrikkelijks gaat. Iets wat hoe dan ook vermeden moet worden. Het gaat om een natuurlijke angst gericht op het zo goed mogelijk beschermen en in stand houden van uw lichaam. Het is heel rationeel en dus stoïcijns om dat te willen doen, maar het is niet rationeel om te verwachten dat u het eeuwige leven hebt en daar dan ook nog eens die niet aflatende angstgevoelens bij te hebben. Pas op het moment dat u zich ervan doordrongen hebt dat de dood niets vreeswekkends heeft, kunt u echt volledig vrij leven. De aanvaarding van uw eigen sterfelijkheid opent voor u de weg om echt met leven te beginnen. Zonder doodsangst kan niemand u echt bedreigen. U kunt dan vrijelijk uw eigen keuzes maken, zonder nog voor iets of iemand bang te hoeven zijn.

Maar, zult u misschien wel tegenwerpen, het is niet zozeer de dood zelf waar ik bang voor ben. Het is de pijn en het stervensproces waar ik bang voor ben. Ik kan ziek worden en er kan me een lange lijdensweg te wachten staan. Een leerling van Epictetus kwam met dezelfde bezwaren:

“Leerling Maar wat als ik ernstig ziek word?
Epictetus Dan zul je die ziekte goed verdragen.
Leerling Maar wie zal er dan voor me zorgen?
Epictetus Je vrienden of anders de natuur zelf.
Leerling Dan lig ik misschien wel ergens in de goot te creperen.
Epicetus Maar wel als een virtuoos mens.
Leerling Ik heb niet eens een goed huis.
Epictetus Dan ben je maar ziek in een lekkend krot.”
(Epictetus, Colleges boek 3, hoofdstuk 26)

Epictetus laat het daar niet bij. Hij gaat zelfs nog een stap verder:

“Waarom heb je het toch steeds zo omzichtig over ‘heen gaan’ en ‘overlijden’?3 Man, maak er niet zo’n drama van en noem de dingen bij hun naam. De dood is het moment waarop je lichaam begint te rotten en in stukken uit elkaar valt. Wat is daar eng aan? Vergaat de wereld? Wat voor bijzonders gebeurt er? Niets dat in strijd is met de natuur.” (Epictetus, Colleges boek 4, hoofdstuk 7).

Behoorlijk confronterend, niet waar? Toch past een dergelijke strenge reactie perfect binnen de stoïcijnse filosofie. Ziektes en dood horen nu eenmaal bij het leven. Je kunt niet verzekerd zijn van liefhebbende vrienden om je te verzorgen, van een comfortabel huis en een zacht bed op het moment dat je ziek wordt en je leven zijn einde nadert. Dat zijn allemaal dingen die verkieslijk zijn, maar waar je geen zekerheid over kunt hebben. Het enige waar u zeker van kan zijn is de manier waarop u reageert. Dat is het enige waar u volkomen zeker en vrij in bent. Dat is dan ook waar u zich op moet richten. Oefen uw wilskracht, uw oordeelsvermogen en uw daadkracht, leidt een virtuoos leven en zorg dat ook uw dood virtuoos zal zijn.

Uw eigen sterfelijkheid wordt zo, door de stoïcijnse staf van Hermes, iets waardoor u uw leven beter en prettiger kunt maken. Voor een stoïcijn is de dood dan ook niet iets slechts. Het leven valt doorgaans wel te verkiezen boven de dood, maar er zijn ook omstandigheden waaronder de dood beter is dan het leven. De oude stoïcijnen wezen er op dat er ook veel niet stoïcijnen zijn die zich gedragen alsof dat zo is. Er zijn talloze mensen die hun leven riskeren om iets dat ze belangrijk vinden te bereiken. Bergbeklimmers wagen hun leven om een bergtop te beklimmen, acrobaten halen halsbrekende toeren uit bij wijze van broodwinning, ouders offeren hun leven op voor hun kinderen en soldaten zijn bereid hun leven te geven voor zoiets etherisch als volk en vaderland. Kennelijk zijn er dingen die voor mensen belangrijker zijn dan hun eigen voortbestaan. Is de dood dan wel zo afschuwelijk als we lijken te denken? Is het niet vooral de passie ‘doodsangst’ waar hier het probleem ligt? Dit leidt tot het, ondertussen vertrouwde, stoïcijnse standpunt dat het niet de dood zelf is die ons angst inboezemt, maar onze mening dat de dood iets slechts is. De passie doodsangst is iets slechts en irrationeels niet de dood zelf.

Voor een stoïcijn is de dood dus onbelangrijk. Wat maakt dan dat we de dood toch als iets verschrikkelijks zien? Er zijn mensen die bang zijn dat ze er aan het eind van hun leven achter komen dat ze hun leven verlummeld en verkwanseld hebben aan onbelangrijke dingen. Ze hebben hun hele leven achter rijkdom en roem aangejaagd, of renden van het ene kortstondige pleziertje naar het andere, zonder ook maar een seconde stil te staan. Veel te laat beseffen ze zich dat dit niet de belangrijkste dingen van het leven zijn. Als u tot deze groep behoort heeft u gelijk, u hebt uw leven inderdaad weggegooid en de rijkdom, roem of het kortstondige plezier dat u zo begeerde heeft u in de praktijk waarschijnlijk geen of maar heel weinig duurzaam geluk opgebracht.

Als u een stoïcijn bent zal u dit niet snel overkomen. U weet dat het niet gaat om een lang of kort leven, met veel of weinig pleziertjes, maar om een vervuld virtuoos bestaan. Leven en dood zijn voor een stoïcijn onbelangrijk, wat wel van belang is is de manier waarop u leeft en sterft. Voor een stoïcijn valt de dood zelfs te prefereren boven een slecht leven. U kunt beter dood zijn dan een wrede dictator. U kunt beter dood zijn dan een psychopathische seriemoordenaar. Net als bij alle andere indifferente maar te verkiezen dingen kan het leven zowel goed als slecht worden gebruikt. Een virtuoos mens moet zijn leven besteden aan het zo goed mogelijk ontplooien van zijn talenten en hij moet trachten een rol in de wereld te spelen. Shakespeare zegt het heel stoïcijns zo: ‘All the world’s a stage; And all the men and women merely players’ (As you like it), waarvan Vondel weer maakte: ‘De wereld is een speeltoneel; Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.’ De natuur heeft iedereen een rol in het leven toegewezen. Het gaat erom die rol zo goed mogelijk te spelen. Een goede acteur (de wijze) kan zich even goed bewijzen als koning als als slaaf. Het beeld van het leven als een toneelspel maakt niet alleen duidelijk dat iedereen de rol die hem door de grote natuurregisseur was toegewezen naar beste vermogen moet spelen, maar wijst ook op de onbestendigheid van het leven. In de oudheid kon de regisseur van een toneelstuk als het spel hem niet aanstond een speler midden in een toneelstuk op staande voet ontslaan zonder oor te hebben voor diens klacht: ‘Maar ik heb nog maar twee van de vier bedrijven gespeeld’. Zo moest ook de wijze levensacteur steeds bereid zijn om te sterven. ‘Omdat het altijd mogelijk is dat je uit het leven gaat, moet je in overeenstemming daarmee handelen, spreken en denken’ schreef Marcus Aurelius in zijn dagboek (Dagboeken, boek 2 hoofdstuk 11).

Als stoïcijn zult u uw leven gericht hebben op het bereiken van virtuositeit en zult u uw talenten in de beschikbare tijd en binnen uw persoonlijke mogelijkheden ten volle hebben ontwikkeld. Als uw dood nadert zult u weten dat u uw best hebt gedaan om de dingen te bereiken die voor u belangrijk zijn. Door uw levensfilosofie zult u met een gerust gevoel uw dood tegemoet kunnen treden. Musonius Rufus zei het zo:

“Zoals ik al eerder zei is de beste bagage voor de oude dag een virtuoos en natuurlijk leven. Op die manier kan een oude man opgewekt, waardig en gelukkig sterven. Maar als je denkt dat rijkdom de beste troost voor oude mensen vormt, omdat dat je de mogelijkheid geeft om zonder problemen te leven, vergis je je schromelijk. Rijkdom kan je wel korte pleziertjes geven als het om dingen als eten, drinken, seks en zo gaat, maar blijvend geluk en het vermijden van verdriet kan niet met geld gekocht worden. Kijk maar eens naar al die rijke mensen die verdriet hebben, depressief zijn en zich ongelukkig voelen. Rijkdom zal dan ook nooit een goede steun zijn voor de oudedag.” (Musonius Rufus; Colleges XVII-4)


zaterdag 24 februari 2024

24.6 Tenslotte

 De oude stoïcijnen hadden een complexe kijk op de dood. Over het algemeen zagen ze de dood als een natuurlijk onderdeel van het leven, iets dat onvermijdelijk was en waar men niet bang voor moest zijn. Ze geloofden dat het belangrijk was om een houding van acceptatie en gelijkmoedigheid tegenover de dood aan te nemen, omdat angst voor de dood alleen maar lijden veroorzaakte.

Sommige stoïcijnen, zoals Seneca, benadrukten het belang van het leiden van een virtuoos leven en het nastreven van een goed leven, ongeacht hoe lang dat leven duurde. Anderen, zoals Epictetus, benadrukten dat de dood buiten de controle van individuen ligt en adviseerden hun leerlingen om zich te richten op zaken die wel binnen hun controle lagen, zoals virtuoos handelen.

Over het algemeen kan worden gezegd dat de stoïcijnen de dood niet als iets om naar te verlangen beschouwden, maar eerder als een onvermijdelijkheid waar men met kalmte en filosofische wijsheid op moest reageren. Voor de stoïcijnen was het besef van de onvermijdelijkheid van de dood een krachtige herinnering aan de tijdelijkheid van het leven. Dit besef diende als een aansporing om het huidige moment te waarderen en te genieten van wat het leven te bieden heeft. In plaats van verlamd te worden door angst voor de dood, moedigden de stoïcijnen aan om het leven volledig te omarmen en te waarderen.

De gedachte dat de dood elk moment kon komen, motiveerde mensen om zich te concentreren op wat echt belangrijk was en om waardevolle relaties te cultiveren, virtuoos te leven en te streven naar persoonlijke groei. Door te beseffen dat het leven kostbaar en eindig is, worden mensen aangemoedigd om bewust te leven, hun tijd goed te besteden en niet te worden afgeleid door zinloze zorgen of materiële zaken. In plaats van de dood te zien als iets om gevreesd te worden, gebruiken de stoïcijnen het als een krachtige motivatie om het leven ten volle te leven en te genieten van de momenten die ze hadden. Dit perspectief hielp hen om dankbaarheid te cultiveren voor de ervaringen en relaties die ze hadden, en om zich te richten op wat werkelijk van waarde was in het leven.

De stoïcijnen zien de dood dus niet als iets engs, maar juist als een bondgenoot. Een vriend die ze er telkens weer aan herinnert dat ze nu moeten leven, dat ze nu de dingen moeten doen die ze ook echt willen doen. Morgen is het te laat, zoveel tijd heb je niet meer, de dood zit je op de hielen.  De vergankelijkheid van de wereld dwingt u om u te realiseren dat er voor alles wat u doet een laatste keer is. Door u dit voor ogen te houden wordt uw leven een stuk intenser. Het stoïcijnse ‘hic et nunc’ en ‘carpe diem’ krijgen zo een veel diepere waarde. U vermijdt het om als een slaapwandelaar door het leven te gaan en begint echt te leven. Om u daarbij te helpen gebruikten de stoïcijnen de in deze les aan u gepresenteerde ‘memento mori’ techniek. De dood helpt u zo om een bewuster en prettiger leven te leiden, maar hoe zit het met het onvermijdelijke moment dat er echt een einde aan eindeloos komt?


maandag 19 februari 2024

Een stoïcijnse verkenning in rationalisme

 Stoïcijnen worden vaak afgeschilderd als rationalisten, maar dat klopt niet helemaal. Het stoïcijnse rationalisme is eerder een combinatie van strikte logica en de moderne wetenschappelijke methode. Maar dat zegt nog niet zo heel veel. Als stoïcijn wordt er in elk geval wel van u verwacht dat u denkt en handelt op basis van rede en waarheid. Een stoïcijn volgt de ratio, maar wat betekent dat nu echt? Het is de moeite waard om wat dieper in te gaan op het concept rationaliteit.

De westerse filosofie kent met het rationalisme een lange traditie waarin een strikte vorm van rationaliteit als bron van absolute waarheid wordt gezien. Een soort logica-machine waar we eerste principes en onbetwijfelbare feiten kunnen invoeren en waar dan een volledige waarheid uit komt. Descartes en Spinoza waren de grondleggers van deze traditie. Ze waren gefascineerd door de manier waarop in de wiskunde uit een beperkt aantal vanzelfsprekende axioma’s een hele onbetwistbare wereld werd gecreëerd. Ze dachten dat die precisie op ieder gebied van de menselijke kennis kon worden toegepast. Hun bewijsvoering is volledig a priori, gebaseerd op de zuivere rede,  zonder de complicaties van waarnemingen en experimenten. Met denken en redeneren volgens de zuivere rede alleen zou de volledige waarheid kunnen worden blootgelegd. Volgens hen is de zuivere rede superieur aan de waarneming omdat ze achter de loutere verschijningen die onze zintuigen ons voorschotelen de echte werkelijkheid kunnen vaststellen. Met de zuivere rede kun je de werkelijkheid zien zoals die werkelijk is.

De Schotse filosoof Hume toonde echter aan dat het onmogelijk is om langs de weg van de zuivere rede tot een absolute waarheid te komen. Het enige dat de zuivere rede kan is het analyseren van relaties tussen concepten. Die relaties vertellen echter niets over de dingen in de werkelijkheid waar die concepten betrekking op hebben. 1+1=2 vertelt ons iets over getallen, maar zegt niets over wat er gebeurt als je twee fysieke dingen samenvoegt. Misschien vernietigen ze elkaar wel, of gaan ze in elkaar op of vallen ze uit elkaar in duizenden stukjes. De zuivere rede met haar deductieve methode wordt daarmee niet onbelangrijk, het kan uit de kennis die we hebben alle consequenties puren. Om onze argumenten deductief logisch te laten zijn moeten we ze echter versimpelen en ontdoen van ambiguïteit, vaagheid en complexiteit. Dit creëert een illusie van helderheid, maar helderheid staat niet per se gelijk aan werkelijkheid. De werkelijkheid is nu eenmaal nooit simpel, maar juist complex en verwarrend.

Maak echter niet de fout om de beperkingen van de deductieve logica van de zuivere rede te verwarren met haar ontmaskering. Gewapend met bewijzen uit de psychologie die aantonen dat ons denken zich automatisch en snel voltrekt via ‘verhitte’ met emotie overladen processen en niet langzaam en bewust via het intellect, denkt u misschien dat de rede niets meer is dan een manier om dingen achteraf mee te kunnen rechtvaardigen. Dat is maar een deel van de waarheid. De zuivere rede is een onvolkomen instrument ingezet door onvolkomen gebruikers, maar het is daarmee nog niet nutteloos. Een bescheidener opvatting van de zuivere rede en ons vermogen om haar te gebruiken kan u zeker helpen om te voorkomen dat u te veel vertrouwen stelt in de waarheid van uw eigen overtuigingen. Net als ik hebt u waarschijnlijk ook de neiging om zelfs als intelligente mensen het duidelijk niet met u eens zijn te blijven geloven dat u het bij het rechte eind hebt. De anderen zijn verblind door vooroordelen, onwetendheid of pure domheid. We moeten er echter wel naar blijven streven om zo rationeel mogelijk te zijn en moeten tegelijkertijd ons vertrouwen in de waarheid van onze overtuigingen leren doseren. De rede lijkt op een navigatiesysteem dat ons helpt om dichter bij de waarheid te komen. We moeten ons bewust zijn van onze eigen cognitieve beperkingen en om dat te zijn kunnen we niet anders dan gebruikmaken van onze rede. Als stoïcijn moet u leren de aard van uw eigen domheid te doorgronden. Door de valkuilen van uw eigen irrationaliteit te leren kennen, kunt u ze beter ontwijken.

De rede werkt het best in een mengeling van de deductieve logica van de zuivere rede met ervaring, experimenten, metingen en oordeelsvermogen. De rede in deze brede en praktische zin is in essentie het vermogen om inferenties te maken op basis van goede redenen. Maar we maken die inferenties op talloze manieren en de door de rationalisten zo geliefde deductieve logica van de zuivere rede is daarvan niet de belangrijkste. De inductieve logica die gebruikt wordt bij de zogenoemde empirische methode van de wetenschap is een andere minstens zo belangrijke manier.

De Engelse filosoof Bacon wordt gezien als de grondlegger van deze empirische methode die uitgaat van het principe dat conclusies moeten berusten op experimentele waarnemingen en bewijzen. Deze methode leidt echter nooit tot zekere kennis. Hume zegt dat rationeel menselijk onderzoek valt onder te verdelen in twee categorieën: ideële verbanden en feitelijke verbanden. Ideële relaties gaan over wiskunde en deductieve logica. Zulke waarheden zijn per definitie waar, maar vertellen ons niet per se iets nieuws over de werkelijkheid. Feitelijke verbanden kunnen daarentegen niet worden vastgesteld door alleen te redeneren. Dat betekent dat ze nooit met volledige zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dat de zon morgen opgaat is weliswaar waarschijnlijk, maar niet helemaal zeker. Als de aarde in botsing komt met een andere planeet zal de zon morgen niet meer opkomen. Het is onwaarschijnlijk, maar niet logisch onmogelijk dat zoiets kan gebeuren.

Bij de empirische kennis van inductieve logica hoort nu eenmaal een gebrek aan zekerheid. Absolute zekerheid valt, zoals we zagen, alleen te verkrijgen over conceptuele zaken als de wiskunde en de deductieve logica. Willen we de wereld echt leren kennen, dan komt er geen einde aan het ontdekken van dingen die ons kunnen dwingen om onze meningen te herzien. Wat we in de inductieve logica voor waar aannemen staat altijd open voor het vermogen om getest en daarmee versterkt of verworpen te worden. De kracht van de inductieve redeneringen van de empirische methode ligt erin dat ze altijd open staat voor onderzoek, revisie en afwijzing.

Nieuw empirisch bewijs levert maar heel zelden een definitieve breuk met een eerdere verkeerde voorstelling van zaken. De successen van de moderne wetenschap hebben we te danken aan het oordeelkundige gebruik van de empirische methode in combinatie met het deductief uit redeneren van de consequenties van de zo ontdekte nieuwe feiten. Het levert echter geen absolute zekerheid op. Als je ontkent dat hiermee onze kennis van de werkelijkheid is vergroot dan stel je een eis aan de waarheid waar ze nooit aan zal kunnen voldoen. Empirische waarheid is te bescheiden om zekerheid te claimen en dat maakt haar des te bewonderenswaardiger. Onze grootste kans op waarheid ligt daarom in een combinatie van op de empirische methode gebaseerde inductieve redeneringen waar deductieve redeneringen de ultieme consequenties uit weten te vissen.