zaterdag 2 maart 2024

25.1 ‘To be or not to be’, een onbelangrijke vraag?

 LES 25

LEREN STERVEN


25.1 ‘To be or not to be’, een onbelangrijke vraag?

De natuur heeft ons met een bewustzijn opgezadeld dat ons onze sterfelijkheid doet beseffen, maar lijkt te zijn vergeten ons daarbij de emotionele vaardigheden te schenken om daar mee om te kunnen gaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de meeste mensen grote moeite hebben met hun eigen sterfelijkheid. Ze praten en denken niet graag over de dood. Het wordt ver weggestopt en zo veel mogelijk genegeerd. Sterven en meestal ook levensbedreigende ziektes zijn eng. Het is zelfs vaak een taboe onderwerp waarover je het niet hebt. Stoïcijnen daarentegen zijn juist veel met de dood bezig. Dat betekent niet dat ze zich er zorgen over maken. Ze hebben een misschien wel wat vreemde en afwijkende, maar toch vooral heel gezonde visie op het onvermijdelijke einde van ieder levend wezen. Wat de meeste mensen het ergste vinden dat je kan overkomen was voor Epictetus iets luchtigs. Hij nam de dood niet al te zwaar op. In zijn colleges vertelt Epictetus het verhaal van de stoïcijn Agrippinus die te horen kreeg dat hij in opdracht van de keizer door de Senaat ter dood was veroordeeld. Hij zou het volgende gezegd hebben:

“Eens moet ik sterven: moet het nu direct al? Dan sterf ik nu meteen. Moet het straks pas? Dan eet ik nog even een hapje. Het is nu immers etenstijd. Ik sterf dan wel na het eten.” (Epictetus, Colleges, boek I).

Waarom neemt Epictetus de dood zo luchthartig op? Zo leuk is het toch niet om te moeten sterven? De stoïcijnen hadden zo hun redenen om zich niet al te druk te maken over hun sterfelijkheid. Iedere keer als ze van zichzelf merkten dat ze toch weer wat angstig werden bij de gedachte aan hun eigen dood, haalden ze zich een paar dingen voor de geest. Zie hier de redenen waarom een stoïcijn vindt dat hij niet bang voor de dood zou moeten zijn:

  • In de eerste plaats is de dood iets natuurlijks. Voor de stoïcijnen is sterven de normaalste zaak van de wereld. Het is nu eenmaal de natuurlijke biologische gang van zaken. We zijn een sterfelijke diersoort. Als we een bacterie of een virus waren geweest hadden we vermoedelijk het eeuwige leven gehad, maar in dat geval waren we ons niet bewust geweest van onszelf en onze omgeving. Gelukkig zijn we geen virus, maar een bewust en rationeel wezen. Doodsangst komt voort uit onwetendheid, als we echt doordrongen zouden zijn van de menselijke conditie zou die angst vanzelf verdwijnen. Een mens die eeuwig wil blijven leven heeft niet begrepen wat het is om een mens te zijn. Wie niet oud wil worden en niet wil sterven, snapt niet dat een mensenleven een bepaald patroon volgt, waar de dood een onlosmakelijk onderdeel van vormt. Wie niet wil sterven wil ook niet echt leven.

  • In de tweede plaats is het niet de dood zelf waar we zo bang voor zijn. Dat het vooruitzicht van onze eigen dood ons zo ontzettend angstig maakt, komt vooral doordat we over ons eigen einde kunnen nadenken. We zijn misschien wel de enige soort op aarde die zich bewust is van zijn eigen sterfelijkheid. Dit bewustzijn verandert natuurlijk niets aan die sterfelijkheid, maar maakt de dood wel een stuk akeliger. Het akelige aan onze doodsangst is niet de dood zelf, maar onze houding tegenover de dood. Het zijn dus uw eigen gedachten en gevoelens die de dood zo erg maken. Hier komt weer de stoïcijnse tweedeling over dingen waar we geen en dingen waar we wel invloed op hebben om de hoek kijken. Op uw sterfelijkheid heeft u geen invloed, maar op de manier waarop u er mee omgaat wel. Dat is het stoïcijnse handvat waaraan u de dood moet aanpakken.

Het zogenaamde afschuwelijke kwaad van de dood kan ons niet raken. Zolang wij bestaan is de dood er niet en zodra de dood komt, zijn wij er niet. Doodsangst wordt niet veroorzaakt door de dood zelf, maar door onze mening dat het om iets verschrikkelijks gaat. Iets wat hoe dan ook vermeden moet worden. Het gaat om een natuurlijke angst gericht op het zo goed mogelijk beschermen en in stand houden van uw lichaam. Het is heel rationeel en dus stoïcijns om dat te willen doen, maar het is niet rationeel om te verwachten dat u het eeuwige leven hebt en daar dan ook nog eens die niet aflatende angstgevoelens bij te hebben. Pas op het moment dat u zich ervan doordrongen hebt dat de dood niets vreeswekkends heeft, kunt u echt volledig vrij leven. De aanvaarding van uw eigen sterfelijkheid opent voor u de weg om echt met leven te beginnen. Zonder doodsangst kan niemand u echt bedreigen. U kunt dan vrijelijk uw eigen keuzes maken, zonder nog voor iets of iemand bang te hoeven zijn.

Maar, zult u misschien wel tegenwerpen, het is niet zozeer de dood zelf waar ik bang voor ben. Het is de pijn en het stervensproces waar ik bang voor ben. Ik kan ziek worden en er kan me een lange lijdensweg te wachten staan. Een leerling van Epictetus kwam met dezelfde bezwaren:

“Leerling Maar wat als ik ernstig ziek word?
Epictetus Dan zul je die ziekte goed verdragen.
Leerling Maar wie zal er dan voor me zorgen?
Epictetus Je vrienden of anders de natuur zelf.
Leerling Dan lig ik misschien wel ergens in de goot te creperen.
Epicetus Maar wel als een virtuoos mens.
Leerling Ik heb niet eens een goed huis.
Epictetus Dan ben je maar ziek in een lekkend krot.”
(Epictetus, Colleges boek 3, hoofdstuk 26)

Epictetus laat het daar niet bij. Hij gaat zelfs nog een stap verder:

“Waarom heb je het toch steeds zo omzichtig over ‘heen gaan’ en ‘overlijden’?3 Man, maak er niet zo’n drama van en noem de dingen bij hun naam. De dood is het moment waarop je lichaam begint te rotten en in stukken uit elkaar valt. Wat is daar eng aan? Vergaat de wereld? Wat voor bijzonders gebeurt er? Niets dat in strijd is met de natuur.” (Epictetus, Colleges boek 4, hoofdstuk 7).

Behoorlijk confronterend, niet waar? Toch past een dergelijke strenge reactie perfect binnen de stoïcijnse filosofie. Ziektes en dood horen nu eenmaal bij het leven. Je kunt niet verzekerd zijn van liefhebbende vrienden om je te verzorgen, van een comfortabel huis en een zacht bed op het moment dat je ziek wordt en je leven zijn einde nadert. Dat zijn allemaal dingen die verkieslijk zijn, maar waar je geen zekerheid over kunt hebben. Het enige waar u zeker van kan zijn is de manier waarop u reageert. Dat is het enige waar u volkomen zeker en vrij in bent. Dat is dan ook waar u zich op moet richten. Oefen uw wilskracht, uw oordeelsvermogen en uw daadkracht, leidt een virtuoos leven en zorg dat ook uw dood virtuoos zal zijn.

Uw eigen sterfelijkheid wordt zo, door de stoïcijnse staf van Hermes, iets waardoor u uw leven beter en prettiger kunt maken. Voor een stoïcijn is de dood dan ook niet iets slechts. Het leven valt doorgaans wel te verkiezen boven de dood, maar er zijn ook omstandigheden waaronder de dood beter is dan het leven. De oude stoïcijnen wezen er op dat er ook veel niet stoïcijnen zijn die zich gedragen alsof dat zo is. Er zijn talloze mensen die hun leven riskeren om iets dat ze belangrijk vinden te bereiken. Bergbeklimmers wagen hun leven om een bergtop te beklimmen, acrobaten halen halsbrekende toeren uit bij wijze van broodwinning, ouders offeren hun leven op voor hun kinderen en soldaten zijn bereid hun leven te geven voor zoiets etherisch als volk en vaderland. Kennelijk zijn er dingen die voor mensen belangrijker zijn dan hun eigen voortbestaan. Is de dood dan wel zo afschuwelijk als we lijken te denken? Is het niet vooral de passie ‘doodsangst’ waar hier het probleem ligt? Dit leidt tot het, ondertussen vertrouwde, stoïcijnse standpunt dat het niet de dood zelf is die ons angst inboezemt, maar onze mening dat de dood iets slechts is. De passie doodsangst is iets slechts en irrationeels niet de dood zelf.

Voor een stoïcijn is de dood dus onbelangrijk. Wat maakt dan dat we de dood toch als iets verschrikkelijks zien? Er zijn mensen die bang zijn dat ze er aan het eind van hun leven achter komen dat ze hun leven verlummeld en verkwanseld hebben aan onbelangrijke dingen. Ze hebben hun hele leven achter rijkdom en roem aangejaagd, of renden van het ene kortstondige pleziertje naar het andere, zonder ook maar een seconde stil te staan. Veel te laat beseffen ze zich dat dit niet de belangrijkste dingen van het leven zijn. Als u tot deze groep behoort heeft u gelijk, u hebt uw leven inderdaad weggegooid en de rijkdom, roem of het kortstondige plezier dat u zo begeerde heeft u in de praktijk waarschijnlijk geen of maar heel weinig duurzaam geluk opgebracht.

Als u een stoïcijn bent zal u dit niet snel overkomen. U weet dat het niet gaat om een lang of kort leven, met veel of weinig pleziertjes, maar om een vervuld virtuoos bestaan. Leven en dood zijn voor een stoïcijn onbelangrijk, wat wel van belang is is de manier waarop u leeft en sterft. Voor een stoïcijn valt de dood zelfs te prefereren boven een slecht leven. U kunt beter dood zijn dan een wrede dictator. U kunt beter dood zijn dan een psychopathische seriemoordenaar. Net als bij alle andere indifferente maar te verkiezen dingen kan het leven zowel goed als slecht worden gebruikt. Een virtuoos mens moet zijn leven besteden aan het zo goed mogelijk ontplooien van zijn talenten en hij moet trachten een rol in de wereld te spelen. Shakespeare zegt het heel stoïcijns zo: ‘All the world’s a stage; And all the men and women merely players’ (As you like it), waarvan Vondel weer maakte: ‘De wereld is een speeltoneel; Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel.’ De natuur heeft iedereen een rol in het leven toegewezen. Het gaat erom die rol zo goed mogelijk te spelen. Een goede acteur (de wijze) kan zich even goed bewijzen als koning als als slaaf. Het beeld van het leven als een toneelspel maakt niet alleen duidelijk dat iedereen de rol die hem door de grote natuurregisseur was toegewezen naar beste vermogen moet spelen, maar wijst ook op de onbestendigheid van het leven. In de oudheid kon de regisseur van een toneelstuk als het spel hem niet aanstond een speler midden in een toneelstuk op staande voet ontslaan zonder oor te hebben voor diens klacht: ‘Maar ik heb nog maar twee van de vier bedrijven gespeeld’. Zo moest ook de wijze levensacteur steeds bereid zijn om te sterven. ‘Omdat het altijd mogelijk is dat je uit het leven gaat, moet je in overeenstemming daarmee handelen, spreken en denken’ schreef Marcus Aurelius in zijn dagboek (Dagboeken, boek 2 hoofdstuk 11).

Als stoïcijn zult u uw leven gericht hebben op het bereiken van virtuositeit en zult u uw talenten in de beschikbare tijd en binnen uw persoonlijke mogelijkheden ten volle hebben ontwikkeld. Als uw dood nadert zult u weten dat u uw best hebt gedaan om de dingen te bereiken die voor u belangrijk zijn. Door uw levensfilosofie zult u met een gerust gevoel uw dood tegemoet kunnen treden. Musonius Rufus zei het zo:

“Zoals ik al eerder zei is de beste bagage voor de oude dag een virtuoos en natuurlijk leven. Op die manier kan een oude man opgewekt, waardig en gelukkig sterven. Maar als je denkt dat rijkdom de beste troost voor oude mensen vormt, omdat dat je de mogelijkheid geeft om zonder problemen te leven, vergis je je schromelijk. Rijkdom kan je wel korte pleziertjes geven als het om dingen als eten, drinken, seks en zo gaat, maar blijvend geluk en het vermijden van verdriet kan niet met geld gekocht worden. Kijk maar eens naar al die rijke mensen die verdriet hebben, depressief zijn en zich ongelukkig voelen. Rijkdom zal dan ook nooit een goede steun zijn voor de oudedag.” (Musonius Rufus; Colleges XVII-4)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten