zaterdag 16 maart 2024

25.2 En na de dood?

 Sommige mensen zijn niet alleen bang voor een mislukt leven maar vooral voor wat er na hun dood gebeurt. Wat er na de dood gebeurt, is voor de stoïcijnen echter van weinig belang. Sommige filosofen dachten dat er na de dood zoiets als een ziel bleef bestaan. De vroege Stoa was hiervan meer overtuigd dan latere stoïcijnen als Epictetus en Marcus Aurelius. Cleanthes had indertijd beweerd dat alle zielen bleven voortbestaan tot aan de algehele wereldbrand, terwijl zijn opvolger Chrysippus meende dat alleen de zielen van de wijzen zo lang leefden. Andere stoïcijnen (Posidonius bijvoorbeeld) dachten dat het bewustzijn van de wijze zo krachtig was dat hij na zijn of haar dood nog een poosje kon voortbestaan, maar uiteindelijk was toch ook deze ziel voorbestemd om te vervliegen in het niets. De meeste stoïcijnen geloofden echter niet in de onsterfelijkheid van de ziel. Voor hen was de ziel een subtiele substantie die als een octopus door het hele lichaam verspreid was. Een substantie die gelijktijdig met het lichaam aan zijn einde kwam. Een vergelijking die in de verte wel iets weg heeft van onze huidige kennis over het zenuwstelsel. U zult wel denken: ‘weer zo’n uit zijn verband gerukt idee dat de schrijver misbruikt om te laten zien dat de stoïcijnen tweeduizend jaar geleden al precies wisten hoe de wereld in elkaar stak’. Daar heeft u natuurlijk gelijk in, maar het blijft wel toevallig.

De antieke mythologie over het dodenrijk werd door de stoïcijnen verworpen en omschreven als sprookjes om kinderen bang te maken. Het was niet meer dan een boeman met een masker op. Epictetus zei dat onze doodsangst net zo iets was als de angst die kleine kinderen voor de griezelige maskers van het antieke toneel hebben:

“De dood, wat stelt die nu helemaal voor? Een spook is het. Raak hem aan, draai hem om: zie je wel dat hij niet bijt? Je moet vroeg of laat sterven, zoals je voor je verwekking ook al dood was. Waar maak je je dan druk om als het nu gebeurt? Als het nu niet gebeurt, dan gebeurt het later. Waarom? Omdat de wenteling van de kosmos zijn beloop moet hebben. Die heeft het nodig dat het ene nu ontstaat, iets anders later, en dat weer iets anders zijn einde vindt. Wat is pijn? Een spook. Draai het maar eens om en je zult het zelf zien. Nu eens wordt er ruw dan weer mild met je lichaam omgesprongen. Vind je het leven daarom niet meer de moeite waard? De deur staat open. Vind je het nog wel de moeite waard? Verdraag het dan.” (Epictetus, Colleges boek II, hoofdstuk 1)

De aanstaande dood is voor een stoïcijn geen reden tot droefheid. Ook de doodsoorzaak is onbelangrijk. Het maakt niet uit hoe u aan uw einde komt of wat er daarna met uw dode lichaam gebeurt. Of u nu na een schipbreuk door vissen wordt opgegeten, onder de aarde door wormen en larven verteerd wordt, of door vuur verbrand wordt, speelt geen enkele rol. Ook het besef geen nageslacht achter te laten is onbelangrijk. De dode merkt immers niets van zijn kinderloosheid. En wat het voortleven van uw nagedachtenis betreft hoeft u zich niets in te beelden, binnen één generatie zijn alle herinneringen aan uw bestaan vervlogen. En maakt het werkelijk iets uit om een eervolle dood op het slagveld te sterven? De nagedachtenis aan de veldheren blijft nog een poosje hangen, maar ontelbare anonieme soldaten zijn dapper strijdend voor volk en vaderland gevallen in oorlogen waar we nu nooit meer iets over horen. De buitensporige zorg en kosten die mensen in de oudheid aan hun begrafenis besteedden, kon bij de stoïcijnen al evenmin door de beugel. Het was in hun ogen niets anders dan zinloze ijdelheid. Zo liet de extreem rijke Seneca zich zonder ritueel cremeren en werd zijn as bijgezet in een sober familiegraf langs de Via Appia buiten Rome.

Daarmee zetten de stoïcijnen alle traditionele antieke waarden over dood en uitvaart op losse schroeven. In zijn afwijzing van traditionele waarden verwerpt een stoïcijn ook de in de oudheid zo belangrijke zorg voor de nagedachtenis. Voor hem hoefden er geen offers gebracht te worden bij het huisaltaar, zijn grafmonument hoefde niet verzorgd te worden en ook zijn nagedachtenis mocht gerust in de vergetelheid raken. Voor een virtuoos leven in het hier en nu maakt het niet uit of u in de herinnering van de mensen blijft voortleven.

Leven en dood werden dus vooral gezien als iets ‘onverschilligs’. Het simpele feit dat u leeft of dood bent maakt u niet virtuoser of wijzer, maar u kunt wel op een virtuoze en wijze manier leven en sterven. Dit maakt leven en dood tot één van de indifferente zaken die zowel slecht als goed kunnen worden gebruikt. Alleen de dingen waar we echte en volledige controle over hebben zijn goed, al het andere is slecht of onbelangrijk. De dood is dan ook noch goed, noch slecht in zichzelf. Het gaat er om hoe ermee wordt omgegaan, om wat u met uw leven of uw sterven doet. U kunt zowel uw leven als uw dood op een wijze, virtuoze manier als op een stompzinnig, zinloze manier gebruiken. Dat neemt niet weg dat leven normaal gesproken wordt verkozen boven dood. Het is voor stoïcijnen natuurlijk om voortbestaan te prefereren boven sterven, maar dat neemt niet weg dat virtuositeit en wijsheid de werkelijke grond voor het bestaan zijn. Een kort maar virtuoos leven is een beter leven dan een lang maar zinloos leven. Voor een stoïcijn is het beter om niet te leven dan een leven van stompzinnigheid te leiden (of eigenlijk lijden). Een stoïcijn streeft in zijn leven vooral naar het verkrijgen van een grotere virtuositeit.

De dood is voor hen niets anders dan het terugbetalen van een lening. U hebt het leven van de natuur te leen gekregen en zult het vroeg of laat moeten teruggeven. Dat is onvermijdelijk en het is dan ook volstrekt natuurlijk om te sterven. De dood kan zo nooit onverwacht komen. Iedereen weet dat de dood altijd op de loer ligt. Of u nu jong bent of oud, ieder moment kan het einde zijn. Maar alleen het intellectuele besef dat de dood niet van belang is, dat het tot de categorie indifferente en onverschillige zaken behoort, is niet genoeg om ook echt een einde aan uw doodsangst te maken. Daar is meer voor nodig, u moet er volledig zeker en van doordrongen zijn dat de dood voor u iets onverschilligs is. U moet leren leven met een ware doodsverachting.

Maar hoe krijgt u dat voor elkaar? Van nature houden we immers van ons leven en zien we de dood als iets afschuwelijks en angstaanjagends. Als dat niet zo was, zou het ook niet zo moeilijk zijn om jezelf te leren dat dat toch anders ligt. Stoïcijnen streven ernaar om zich te identificeren met het rationele deel van hun wezen. Hoe meer dat lukt, hoe minder belangrijk bepaalde ‘aangeboren’ angsten worden. Stoïcijnse leraren raden hun leerlingen dan ook aan regelmatig over hun eigen dood te mediteren. Ja, met de ‘memento mori techniek’ zelfs meerdere keren per dag even bewust bij de eigen sterfelijkheid stil te staan.

Het mediteren over de dood staat natuurlijk ook in verband met het stoïcijnse concept van een leven in het hier en nu (het ‘hic et nunc’). Het lijkt misschien paradoxaal, maar door u op uw eigen sterfelijkheid te bezinnen kunt u uw leven juist veel intenser beleven. Veel mensen die aan de dood ontsnapt zijn vertellen dat hun leven juist daardoor intenser en gelukkiger is geworden. Hetzelfde effect wil de stoïcijnse meditatie op de sterfelijkheid bewerkstelligen. ‘Carpe diem’, pluk de dag, is geen tegenstelling van ‘memento mori’, gedenk te sterven. Nee, ze zijn juist met elkaar verbonden, het zijn equivalenten. Door u bewust te zijn van uw sterfelijkheid wordt u gedwongen het belang van ieder u nog resterend moment op zijn waarde te schatten. De Romeinse dichter Horatius verwoordde het als volgt:

“Bedenk, in een door hoop en zorg verscheurde wereld, verpletterd tussen angst en woede, dat elke dag als een laatste begint te schijnen. Elk uur waarop je niet mag hopen, zal er dankbaar bij komen”.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten