Een wijze is voor de stoïcijnen iemand met een uitmuntend
stel hersenen, die bovendien weet wat hij daar mee moet doen. Hij kent zijn
eigen, de menselijke en de universele natuur als geen ander. Hij is daardoor
volledig afgestemd op de natuurwetten en de loop van de geschiedenis. Wat de
natuur of zijn medemensen ook doen hij ziet het van te voren aankomen. Hij (of
zij natuurlijk, een stoïcijnse wijze kan net zo goed een vrouw zijn) beheerst
zijn lichaam, emoties en gedachten volkomen. Hij weet precies hoe hij moet
reageren en wat het beste is voor hem zelf in het bijzonder en de mensheid in
het algemeen. Geen enkele gebeurtenis komt voor hem als een verrassing, niets
en niemand kan hem dan ook uit zijn evenwicht halen. Iemand die zijn rede
volkomen heeft weten te perfectioneren en in volledige harmonie met de natuur
leeft. Al zijn handelingen zijn onfeilbaar gericht op het algemeen welzijn.
Volgens de stoïcijnen is het bestaan van een dergelijk
perfect persoon eigenlijk onmogelijk. Dat klinkt misschien ontmoedigend, maar
een stoïcijn hoeft niet persé de top te bereiken om toch goed bezig te zijn.
Hij is volkomen tevreden met het besef dat hij zijn best heeft gedaan.
Epictetus zei het zo:
“Ik zal nooit een Milo worden
[destijds een beroemde sportheld en kampioen op de Olympische Spelen], maar ik
train mijn lichaam wel. Ik zal ook nooit een nieuwe Croesus [een in de Oudheid
bekende multimiljardair] worden, maar ik heb mijn zaakjes wel op orde. Een
stoïcijn geeft niet op, alleen omdat hij weet dat hij ergens nooit de beste in
zal worden.” (Epictetus; Colleges Boek I, hoofdstuk 2)
De stoïcijnse wijze is dus een soort mengeling tussen
superman en de verlichte Boeddha. Een ideaalbeeld dat, hoewel onhaalbaar, toch
nagestreefd moest worden. Zelfs de stoïcijnen zelf geloofden niet dat een wijze
bestaat of ooit bestaan had. Ook stoïcijnse helden als Socrates, Diogenes en
Zeno waren volgens hen nog steeds geen echte wijzen. Misschien goed op weg,
maar toch nog geen wijze. De wijze was volgens hen net zo zeldzaam als de Ethiopische
Phoenix en er waren maar heel weinig stoïcijnen die in het bestaan van deze
mythische vuurvogel geloofden.
Ook Seneca beschouwt zichzelf niet als een wijze. Hij weet
dat hij nog lang geen wijze is maar een leerling, iemand die naar wijsheid
streeft oftewel een ‘prokopton’ in het Grieks of ‘proficiens’ in het Latijn.
Niet één van de stoïcijnse filosofen beschouwde zichzelf als een wijze. Ze
geloofden immers dat het worden van een echte wijze zo goed als onmogelijk was.
Alleen het streven naar wijsheid was in hun ogen al genoeg om het leven een
stuk aangenamer en zinvoller te maken. Ze hadden er dan ook plezier in om
andere filosofen die wel beweerden wijs te zijn belachelijk te maken. Het kostte
ze doorgaans niet zo heel veel moeite om aan te tonen dat de arrogant
verkondigde wijsheid van veel van die pseudowijzen niet meer dan gebakken lucht
was. Zo beweerden de filosoof Epicurus en een aantal van zijn volgelingen dat
zij echte wijzen waren. Dat maakte zijn aanhangers tot een geliefd doelwit van
stoïcijnse spot. Volgens de stoïcijnen kon je niet zomaar beweren een wijze te
zijn. Sterker nog het feit dat je van jezelf zei dat je wijs was, was een teken
dat je dat zeker niet was. Volgens de stoïcijnen worstelt iedereen voort op het
pad van wijsheid. De één gaat het wat beter af dan de ander, maar niemand kan
van zichzelf zeggen dat hij volkomen wijs is. In één van zijn brieven aan zijn
vriend Lucilius schreef Seneca dit:
De wijze is perfect en ongevoelig voor
het noodlot, maar veel mensen die proberen wijs te worden raken nog steeds van
streek bij de geringste tegenslag. Het is verkeerd om van beginners hetzelfde
te eisen als van een wijze. Ook ik ben nog steeds aan het worstelen om de
belangrijkste beginselen onder de knie te krijgen, maar het is me nog niet gelukt.
Zelfs als ik me ze wel had eigen gemaakt dan zou dat nog steeds niet betekenen
dat ik ze altijd en onder alle omstandigheden zou kunnen naleven. Zoals wol
sommige kleuren meteen opzuigt en andere kleuren pas nadat ze meerdere keren
geverfd is, zo kan de menselijke geest sommige beginselen meteen in de praktijk
brengen maar anderen niet eerder dan nadat ze diep zijn doorgedrongen en zijn
geworteld in de geest. Dat lukt pas op het moment dat ze de geest door en door
hebben gekleurd en veranderd. (Seneca; Brieven aan Lucilius; Brief 71)
Seneca gebruikt hier het verven van wol als een analogie
voor het je eigen maken van de stoïcijnse beginselen. Sommige kleuren worden
gemakkelijk door de wol opgenomen terwijl andere kleuren meerdere wassingen
nodig hebben om te kunnen hechten. Hoe vaker en hoe langer u zich oefent in de
toepassing van de stoïcijnse beginselen hoe makkelijker het wordt om virtuoos
te denken en handelen. Ondanks dat u er niet op hoeft te hopen dat u ooit een
echte wijze wordt maakt dat uw leven wel een stukje prettiger en zinvoller. En
dat is zeker al de moeite waard, niet iedereen hoeft tenslotte een Milo of
Croesus te worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten