Hoofdstuk 28 van het
Handboekje van Epictetus
Je zou kwaad worden
als iemand je lichaam aan zomaar iemand op straat zou uitleveren. Schaam je je
er dan niet over dat je overstuur raakt als iemand je uitscheldt. Dan lever je
je gemoedsrust immers uit aan zomaar de eerste de beste.
Epictetus wist als geen ander wat het betekende geen
controle over je eigen lichaam te hebben. Als voormalig slaaf wist hij wat het
betekende om uitgeleverd te zijn aan een meester die de volledige macht had over
je lichaam, hij bepaalde wat je deed, wat je at en hoe je gekleed ging. Waar
hij echter nooit controle over kan krijgen is je geest. Epictetus legt er
steeds weer de nadruk op dat je altijd en onder alle omstandigheden de
volledige macht over je gedachten hebt.
Niemand zou zomaar vrijwillig zijn lichaam aan iemand anders
toevertrouwen. Gevangenschap, slavernij en een absolute kadaverdiscipline
werden in de Oudheid net zo verafschuwd als tegenwoordig. Epictetus vond het
gek dat zijn leerlingen hun geestestoestand wel zomaar en zonder slag of stoot
aan een ander uitleverden. Eén enkele kritische opmerking, een neerbuigend
lachje of soms zelfs een wat meewarige blik kon sommige van hen totaal laten
ontploffen. Anderen werden onder de zelfde omstandigheden juist verdrietig en
teruggetrokken. Kortom: ze hadden hun gemoedstoestand met huid en haar aan
iemand anders uitgeleverd. Mensen die er niet over zouden piekeren om hum
lichaam aan een toevallige voorbijganger uit te leveren, raken wel totaal
overstuur als iemand ze uitscheldt of een middenvinger naar ze opsteekt. Ze
geven daarmee andere mensen de macht over hun emoties en dus ook over hun
welzijn.
De studenten zagen iedere dag voorbeelden van mensen die hun
gemoedstoestand in handen van andere overgaven. Waarschijnlijk hadden een flink
aantal van die voorbeelden op hen zelf betrekking. Anderen kunnen zo, bedoeld
of onbedoeld, je geluk behoorlijk in de weg staan. Epictetus wilde dat zijn
studenten zich hier goed van bewust waren, zodat ze één van de stoïcijnse
technieken konden inzetten om dit te voorkomen. Andere mensen kunnen je
doelstellingen dwarsbomen en kunnen er zelfs op uit zijn om je treiteren, maar
dat zegt iets over hen en heeft niets met jou persoonlijk te maken. Je hebt
zelf de volledige macht over je gedachten en gevoelens en je kunt iemand anders
de toegang tot je innerlijke kasteel ontzeggen.
Dat betekent niet dat de meningen van anderen een stoïcijn
volkomen koud zouden moeten laten. Hoe beledigend een bepaalde opmerking ook
bedoeld is, een stoïcijn moet altijd even nagaan of er toch niet een kern van
waarheid in zit. Ook de bron van de kritiek speelt hierbij een rol. Gaat het om
een nitwit of is het iemand die weldegelijk iets over het onderwerp te melden
heeft? De emotionele bedoeling van de opmerking of belediging laat een stoïcijn
van zijn schouders glijden, maar inhoudelijk moet wel even gekeken worden of er
misschien ruimte voor verbetering bestaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten