U herinnert zich vast nog wel de oefening uit een vorige les
waarbij u een lijstje van de voor u belangrijkste levenswaarden of deugden
moest maken. De filosofiestudenten uit de oudheid zouden weinig moeite hebben
gehad met het maken van zo’n lijstje. Zoals we in een eerdere les hebben gezien
beschikten ze over een kant-en-klaar deugdensysteem. Naast de drie hoofdvakken
van de filosofiestudie, de stoïcijnse drietand, werden er vier kardinale
hoofddeugden onderscheiden. De deugden van de wijsheid, de matigheid, de
rechtvaardigheid en de moed.
DE VIER KARDINALE DEUGDEN:
Wijsheid: Het
vermogen om juiste oordelen te vellen en zo te bepalen wat waarlijk goed is.
Matigheid: Het
vermogen om het verlangen naar externe zaken die niet volledig in uw macht
liggen te beperken.
Moed: Het
vermogen om volhardend het goede te doen ondanks uw angst voor of aversie tegen
externe zaken.
Rechtvaardigheid:
Het vermogen om mensen eerlijk en vriendelijk te bejegenen.
De antieke filosofen vonden deze deugden zo bijzonder omdat
ze onder alle omstandigheden goed waren. Andere doorgaans als goed aangemerkt
dingen zijn alleen onder bepaalde omstandigheden goed. Rijkdom is meestal beter
dan armoede, maar als je je rijkdom gebruikt om drugs te kopen of om een
huurmoordenaar in te huren verwordt die rijkdom al gauw tot iets slechts.
Slimheid is beter dan domheid, maar niet als je je slimheid gebruikt om andere
mensen te bedriegen. Een goede gezondheid wordt een stuk minder prettig als een
dictator overweegt u te selecteren als lid van één van zijn doodseskaders. Deze
wenselijke maar volgens de stoïcijnen niet echt belangrijke dingen zijn alleen
maar goed als je ook weet hoe je er mee om moet gaan. Je hebt wijsheid,
rechtvaardigheid, matigheid en moed nodig om in deze ingewikkelde wereld te
weten wat je moet doen. In tegenstelling tot de andere doorgaans als goed
aangemerkte zaken zijn ze altijd en onder alle omstandigheden goed. De
hoofddeugden zijn absoluut en dus altijd goed, terwijl de meeste andere dingen
relatief en dus alleen onder bepaalde omstandigheden goed zijn.
Oefening: Kijk nog
eens naar uw deugdenlijstje
Het is
een goed moment om nog eens naar uw eigen deugdenlijstje te kijken. Misschien
wilt u er nog een paar aan toevoegen, of wilt u er na wat u net gelezen hebt
wat van afhalen. Bekijk dan meteen eens of uw lijstje uit voornamelijk absolute
deugden bestaat. Of zijn het vooral relatieve deugden? Uw lijstje zou eigenlijk
alleen uit deugden moeten bestaan die onder alle omstandigheden gelden. Voldoet
uw lijstje aan die test? Heeft u misschien zelfs onbewust één van de klassieke
hoofddeugden op uw lijstje gezet? Het is niet zo erg als dat niet zo is, want
de vier hoofddeugden werden gezien als een verzameling van allemaal andere,
kleinere, deugden. Zo waren bijvoorbeeld deugden als voorzichtigheid en
intelligentie onderdeel van de hoofddeugd wijsheid, werden deugden als mildheid,
zorgzaamheid en vriendelijkheid onder de rechtvaardigheid geschoven, een sobere
levensstijl en gemoedsrust vielen onder de deugd matigheid en volharding en
durf hoorden bij moed. De vier klassieke deugden werden dan ook vooral als een
soort overkoepelende indeling van alle andere deugden beschouwd. Waarschijnlijk
kunt u wel een aantal van uw deugden kwijt onder één van de koepels van de
hoofddeugden. Neem even de tijd om uw waardenlijstje te herschikken en kijk of
het u lukt uw waarden onder te brengen bij de vier kardinale deugden.
Zoals u zich zult herinneren ligt het doel van het menselijk
bestaan, volgens de stoïcijnen, in het leiden van een virtuoos en gelukkig leven,
en dat is te bereiken door het zo volledig mogelijk realiseren van de
mogelijkheden die iemand van nature heeft. Een goed leven is een leven waarin u
al uw mogelijkheden heeft weten te realiseren. Alles wat u als mens en als
individu in potentie redelijkerwijs kunt volbrengen moet u volgens de
stoïcijnen ook proberen te verwerkelijken. Een stoïcijn is ambitieus en wil
zoveel mogelijk uit zichzelf halen. Die ambitie is echter niet in de eerste
plaats op het bereiken van een extern doel gericht, maar vooral op het
ontplooien van zijn eigen persoonlijke mogelijkheden. Voor een dergelijk
virtuoos leven moet u er wel naar streven in harmonie te leven met de
universele natuur, uw persoonlijke natuur en, niet te vergeten, met de rest van
de mensheid.
Een virtuoos persoon leeft dus in harmonie met zichzelf, de
mensen uit zijn omgeving en de wereld om hem heen. Een niet virtuoos,
ondeugdelijk persoon, leeft in disharmonie met zichzelf en zijn omgeving. Het
denkvermogen is zoals we zagen een essentieel onderdeel van de menselijke
natuur. Maar daar blijft het niet bij. Mensen zijn ook groepsdieren, zonder de
ondersteuning van andere mensen kunnen ze niet overleven. De mens is van nature
dan ook een rationeel en sociaal dier. Een virtuoos leven moet, naast een heleboel
andere dingen, dus in elk geval ook iets met de menselijke ratio en zijn
sociale karakter te maken hebben. In het menselijke denkvermogen, zijn ratio,
zit de antieke deugd van de wijsheid verborgen en in zijn sociale aard verstopt
zich de deugd van de rechtvaardigheid. De andere twee antieke deugden: de
matigheid en de moed, zijn nodig om de irrationele angsten en verlangens te
overwinnen die de andere deugden in de weg zitten. Seneca zei het als volgt:
“Een virtuoos leven wordt door ons in
vieren verdeeld: het beteugelen van begeerten, het onderdrukken van angst, het
van te voren bedenken wat er te doen staat en het aan de ander geven wat hem
toekomt. Zo vormden wij het idee van matigheid, moed, wijsheid en
rechtvaardigheid waarop wij het virtuoze leven bouwden. Wij ontdekten dit door
de orde die zij brengt, door haar schoonheid, haar volharding, door haar
harmonie en door de grootsheid waardoor zij boven alles uitstijgt. Op grond
hiervan is ook de voorstelling ontstaan van een gelukkig leven dat in rust
verloopt en waarin de mens volkomen meester is van zich zelf.” (Seneca; Brieven
aan Lucilius; 120-11).
De stoïcijnen hielden vast aan de vier klassieke deugden
maar gaven er wel een eigen draai aan. Wijsheid gaat bij hen niet over studie
en geleerdheid, maar over de kunst om de juiste beslissingen te kunnen nemen om
een gelukkig en virtuoos leven mogelijk te maken. Rechtvaardigheid gaat niet
over een bepaalde indeling van de samenleving, maar over de manier waarop je je
eerlijk en waardig tegenover je medemens moet gedragen. Matigheid leert u
vooral hoe u uw begeerten in goede banen kunt leiden en bij moed gaat het niet zo
zeer om fysiek heldendom, maar om volharding onder moeilijke omstandigheden.
Met deze zogenoemde kardinale deugden lijken we trouwens echt
iets fundamenteels in de menselijke ethiek op het spoor te zijn. Uit modern
onderzoek blijkt namelijk dat deze karaktertrekken in alle culturen en
samenlevingen als belangrijk worden beschouwd. Ook in religieuze tradities als
het christendom, boeddhisme, hindoeïsme, taoïsme en confucianisme komen deze
deugden voor. Zelfs in onze moderne tijd waarin het cultureel relativisme de
boventoon voert, blijken de klassieke deugden nog steeds overal ter wereld in
ere te worden gehouden. Het feit dat in verschillende historische tijdperken en
in verschillende culturele en religieuze tradities een soortgelijk pakket aan
deugden tot ontwikkeling is gekomen wijst er op dat deze voor de mens als een
rationeel en sociaal wezen van groot belang zijn. Ik vermoed zelfs dat deze
deugden een biologische oorsprong hebben omdat ook bij andere sociale dieren en
dan vooral bij mensapen, soortgelijke karaktertrekken een rol lijken te spelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten