Soms zie je iemand
huilen omdat zijn kind in het buitenland woont of omdat hij bankroet is. Pas op
dat je je dan niet laat meeslepen en medelijden met hem krijgt. In plaats
daarvan moet je tegen jezelf zeggen: 'Hij is niet verdrietig door wat er
gebeurd is (want dan zouden anderen dat ook moeten zijn), maar door zijn mening
daarover’. Je mag hem wel troosten en zelfs, als het zo uitkomt, met hem meehuilen,
maar pas er voorop dat je van binnen niet meehuilt. (Epictetus; Handboekje;
hoofdstuk 16)
U leest het goed, waarde lezer. Epictetus zegt hier dat een
goede stoïcijn ook een goede huichelaar moet zijn en als u dit citaat mag
geloven moet hij ook nog eens behoorlijk hardvochtig zijn. Wat blijft er over
van de vriendelijke mildheid die het stoïcisme beweert te propageren? Epictetus
zegt hier toch duidelijk dat medelijden slecht is en dat een stoïcijn daar nog
over moet huichelen ook. Toch is het juist die vriendelijke mildheid die er
voor zorgt dat een stoïcijn soms moet huichelen.
Het gaat in dit stukje dan ook in de eerste plaats over
stoïcijnse huichelarij, maar eerst even een woordje over dat gebrek aan medelijden.
Hoe zit dat zult u wel denken, medelijden is toch juist goed. Medelijden zorgt
er voor dat je je wilt inzetten om andere mensen die het slechter getroffen
hebben te helpen. Dat is toch alleen maar goed? De stoïcijnen denken daar
anders over. Net als alle andere emoties is medelijden het gevolg van een
waardeoordeel. Het gevoel van medelijden is volgens stoïcijnen echter altijd
gebaseerd op een irrationeel en verkeerd waardeoordeel. Een gelukkig en
virtuoos mens kan immers geen kwaad worden aangedaan. Externe dingen spelen
voor hem geen rol. Zoals we eerder al zagen zijn gebeurtenissen die door de
meeste mensen als een aanleiding voor medelijden worden beschouwd, ziekte, dood
van geliefden, honger en armoede, onbelangrijk voor een goed en virtuoos leven.
Medelijden wordt daarmee een sentiment dat afbreuk doet aan de waardigheid van
zowel de ‘lijdende’ als de ‘helpende’ persoon. Virtuositeit is het enige in het
leven dat echt telt. Wat er in de wereld ook gebeurt iedereen heeft altijd de
mogelijkheid tot het maken van virtuoze keuzes. Het is dit vermogen waarin
volgens de stoïcijnen de kern van de menselijke waardigheid ligt.
Epictetus klinkt hier inderdaad nogal hardvochtig en zelfs
een beetje onecht. Als je niet meevoelt met het leed van je vrienden wat is
vriendschap dan nog waard, zou u kunnen vragen. Epictetus zou zo’n reactie
belachelijk hebben gevonden. Het spreekt voor een stoïcijn vanzelf dat je
iemand die in de problemen zit moet proberen te helpen. Maar je helpt een zieke
vriend toch ook niet door zelf ook ziek te worden. Je vriend heeft niets aan je
als jezelf ook ziek bent. Hetzelfde geldt voor een negatieve emotie. Als uw
vriend verdrietig is moet u juist uw best doen om hem van dat verdriet af te
helpen. Als het nodig is dat u daarbij doet alsof u zelf ook verdrietig bent
dan is dat natuurlijk prima. Maar zorg er voor dat het een toneelstukje blijft.
Als u zelf ook besmet raakt is het verdriet verdubbeld. En daar schieten noch
u, noch uw vriend iets mee op.
Epictetus begreep ook wel dat een dergelijke houding sociaal
niet aanvaard zou worden. Hij raadt zijn studenten daarom aan om wel te
sympathiseren met het leed van anderen en zo nodig zelfs te doen alsof ze,
letterlijk, met ze mee voelen. Daarbij moeten ze dan wel zien te voorkomen dat ze
dat leed ook echt mee voelen. Epictetus is natuurlijk een man van extremen,
maar zijn advies om de schijn op te houden en zo nodig met de wolven mee te
huilen is niet onbelangrijk. En dat geldt niet alleen voor het verwerpen van
gevoelens van medelijden. Iemand die zich aan zijn stoïcijnse waarden wil
houden zal daardoor ook op andere terreinen regelmatig in conflict komen met de
meer gebruikelijke normen en waarden in de samenleving. Door al te openlijk uw
stoïcijnse levensleer te etaleren loopt u het risico van sociale uitsluiting of
zelfs erger.
Wees daarom voorzichtig, soms is het verstandiger om het één
te zeggen en het andere te doen. Stoïcijnen hebben geen zendingsdrang en ze
hebben al helemaal niet de neiging om anderen te laten zien hoe goed ze wel
niet bezig zijn. Uw stoïcijnse levensfilosofie is bedoeld om u het leven wat
aangenamer te maken en niet om uw medemens te bekeren of te veroordelen. De wat
mildere Seneca kwam tot eenzelfde conclusie als Epictetus. Seneca was zich nog
veel meer bewust van de sociale gevaren van een houding die makkelijk voor
arrogant en hardvochtig kan worden aangezien. Hij zei het zo:
In je contacten met
anderen moet je oppassen niet gekwetst te worden, maar je moet ook opletten dat
je niet zelf anderen kwetst. Als het mensen goed gaat of als het ze tegen zit
moet je doen alsof je met ze meeleeft, maar je mag niet vergeten waar het echt
om draait. Je vraagt wat zo’n gedrag je oplevert? De anderen zullen je nog
steeds schade kunnen berokkenen, maar ze kunnen je geen kwaad meer doen.
Concentreer je zoveel mogelijk op je levensfilosofie. Die zal je als een moeder
beschermen. In haar tempel zal je veiliger zijn dan daar buiten. De rustige
mensen die daar rondlopen botsen niet tegen elkaar op.
Wat betekent dat voor de filosofie zelf? Je moet niet met haar pronken. Veel mensen zijn in moeilijkheden gekomen door met haar te pronken of door hooghartig te doen. Ze is bedoeld om je eigen fouten uit te roeien niet om anderen verwijten te maken. Je moet niet laten merken dat je de gebruiken van de massa verafschuwt en al helemaal niet de schijn wekken dat je het ‘normale’ gedrag veroordeelt. Je kunt in stilte wijs zijn zonder te pronken of ergernis op te wekken. (Seneca; Brieven aan Lucilius; brief 103)
Wat betekent dat voor de filosofie zelf? Je moet niet met haar pronken. Veel mensen zijn in moeilijkheden gekomen door met haar te pronken of door hooghartig te doen. Ze is bedoeld om je eigen fouten uit te roeien niet om anderen verwijten te maken. Je moet niet laten merken dat je de gebruiken van de massa verafschuwt en al helemaal niet de schijn wekken dat je het ‘normale’ gedrag veroordeelt. Je kunt in stilte wijs zijn zonder te pronken of ergernis op te wekken. (Seneca; Brieven aan Lucilius; brief 103)
Seneca roept u hier op om een soort van ‘stealth’ stoïcisme
aan te hangen. Wees een stoïcijn maar poch er niet over. Bij discussies kunt u
zich beter stilhouden of de sprekers naar de mond praten, maar ondertussen
denken en doen wat u werkelijk belangrijk vindt. Pas als iemand uit zichzelf
naar uw levensfilosofie vraagt wordt het een ander verhaal. Op zo’n moment kunt
u natuurlijk het stoïcisme wel ter sprake brengen. Ook voor stoïcijnse leraren
mag een uitzondering gemaakt worden (pff, gered door de gong, ook al is het nog
steeds een beetje arrogant om te denken dat ik tot die categorie behoor). Voor
de gemiddelde stoïcijn is het gewoon verstandiger om zijn levensfilosofie
zoveel mogelijk verborgen te houden. Door een verborgen stoïcijn te worden
ontloopt u niet alleen het risico op spottende opmerkingen maar ook het gevaar om
een dweper te worden die volop over het stoïcisme praat en iedereen vertelt dat
hij een stoïcijn is geworden. Zo iemand vergeet dat deze filosofie in de
allereerste plaats moet worden geleefd. Over stoïcisme klets je niet, je leeft
het.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten