Panpsychisme is de filosofische leer dat alle materie een
vorm van bewustzijn bezit. Een bewustzijn dat zo ver gaat dat ook het universum
als verzameling van al het bestaande als een soort bewust organisme wordt
aangemerkt. De stoïcijnen waren fervente aanhangers van een dergelijke
wereldziel. Het klinkt gek en wel heel esoterisch voor een zo door en door rationele
en materialistische filosofische stroming als het stoïcisme. Toch is dat stoïcijnse
panpsychisme minder irrationeel dan het lijkt en zit er misschien wel meer
achter dan je zo op het eerste gezicht zou denken.
Eén van de moeilijkste en meest prangende wetenschappelijke
vragen van dit moment is de vraag waar bewustzijn vandaan komt. De gangbare
mening is dat bewustzijn alleen voorkomt in de hersenen van de meer ontwikkelde
dieren. Van alle dieren heeft eigenlijk alleen de mens een verder ontwikkeld zelfbewustzijn.
Als dat klopt zou dat betekenen dat bewustzijn iets is dat nog niet zo heel
lang bestaat en dat in niet meer dan een heel klein deeltje van het universum
voorkomt. Bewustzijn wordt dan gezien als de capaciteit van mensen tot
zelfbeschouwing en nadenken over zijn omgeving en handelen.
De stoïcijnen hanteren een heel wat ruimer
bewustzijnsbegrip. Ze gaan er vanuit dat zelfs de meest eenvoudige bestanddelen
van het universum, zoals quarks en elektronen, onderworpen zijn aan één of
andere vorm van gewaarwording. Deze fundamentele deeltjes reageren op elkaar en
gaan verbindingen met elkaar aan. Ze zijn zich zo op een heel primitieve en
basale manier van elkaar bewust. Het is dit basale bewustzijn dat volgens de
stoïcijnen ook ten grondslag ligt aan het dierlijke en menselijke bewustzijn. Het
verschil in bewustzijn tussen een elektron, een steen, een bacterie, een hond
en een mens is volgens hen niet meer dan een verschil in gradatie. Het gaat in
hun ogen dus om de capaciteit tot gewaarwording die bepaalt of iets bewust is
of niet. Dat betekent dat al het bestaande een zekere mate van bewustzijn kent.
Maar daar blijft het niet bij ook grotere structuren zoals sterrenstelsels en
uiteindelijk het hele bestaande universum hebben op die manier een soort van
eigen bewustzijn. Een bewustzijn dat zonder enige twijfel anders is dan het ‘normale’
dierlijke en menselijke bewustzijn, maar dat daarom nog niet minder bewust is.
Binnen deze redenering hebben mensen een heel rijk en
complex bewustzijn, zijn apen en huisdieren als honden en paarden zich zeker
ook bewust en muizen al weer een stuk minder. Maar hoe zit het dan met slakken,
planten en bacteriën? Volgens de gangbare ideeën zou er een bepaald moment
moeten zijn waarop het bewustzijn ophoudt te bestaan. Van planten is het bekend
dat ze zich bewustzijn van de stand van de zon, de plek waar water en
voedingsstoffen zijn te vinden en zelfs dat ze met hun buren communiceren door
een chemische noodkreet te slaken als ze door insecten worden aangevreten. Het
lijkt misschien wel een heel ander niveau van bewustzijn dan het bewustzijn van
een mens, maar is het in wezen echt zo anders? Is er wel een grens waarbij het bewustzijn
helemaal verdwijnt en de grote duisternis van de onbewuste materie begint? Ligt
die grens dan misschien bij levende wezens? Maar die grens is ook al niet
altijd even duidelijk. De grens tussen levende wezens en dode materie is heel
wat minder helder dan vroeger werd gedacht. In hoeverre zijn sporen, virussen
en prionen nog wel als levende wezens te beschouwen? Virussen zijn niets meer
dan pakketjes erfelijk materiaal dat een levende cel infecteert om zich zelf te
kunnen voortplanten en een prion is niets anders dan een eiwitstructuur dat
andere eiwitten weet aan te zetten om zich op een abnormale, doorgaans
ziekteverwekkende, manier te gaan vouwen.
Waarom zou bewustzijn niet ook een soort glijdende schaal
van steeds verminderende sterkte kunnen hebben? Bewustzijn niet als een lamp
die aan of uit staat, maar als een soort continuüm dat van levende materie
overgaat op wat doorgaans tot de dode materie wordt gerekend. Zo bezien is het
eigenlijk helemaal niet zo irrationeel om bewustzijn te definiëren als het
vermogen tot gewaarwording en reactie. Een vermogen dat anders en minder is maar
dat zelfs op het niveau van elementaire deeltjes nog tot op zekere hoogte
aanwezig blijft. Maar past dit wel binnen een wetenschappelijk wereldbeeld?
Mensen zijn zich bewust van de buitenwereld. Ze scheppen
voor zichzelf een beeld van de buitenwereld dat bestaat uit een mengeling van
kleuren, geluiden, gevoelens, geuren en smaken. Met neurologisch onderzoek kan
worden vastgesteld dat bepaalde delen van het menselijk brein betrokken zijn
bij de totstandkoming van dat beeld. Met steeds verdergaande technieken en
onderzoeken kan steeds beter worden vastgesteld welke processen betrokken zijn
bij de verschillende menselijke bewustzijnstoestanden. Tot in detail kunnen
bepaalde elektrochemische reacties worden aangewezen die ten grondslag liggen
aan de mogelijkheid van ervaring. Dat is spannende wetenschap en erg mooi, maar
beantwoord nog steeds niet de vraag wat het is om een bepaalde ervaring te
hebben. De kwantitatieve beantwoording van de vraag van wat het bewustzijn is,
is nog steeds niet hetzelfde als de beantwoording van de kwalitatieve vraag wat
het is om bewustzijn te ondergaan.
De discussie over het bewustzijnsfenomeen lijkt zich zo te
concentreren rond twee polen. Eén pool waarin wordt gezegd dat bewustzijn een
puur kwantitatief probleem is dat alleen met neurologisch onderzoek kan worden
opgelost, en een andere pool waarin bewustzijn als iets ongrijpbaars mystieks en
spiritueels wordt aangemerkt. Het fundamentele verschil ligt hierbij in de
werkwijze van de wetenschap. Wetenschap beantwoord de vraag hoe de materie zich
gedraagt, maar eigenlijk niet de vraag wat materie nu eigenlijk is. Het houdt
zich bezig met vragen als aantrekking, afstoting, beweging en verbinding, maar
het zegt niets over de intrinsieke aard van de materie. De wetenschap geeft
daarmee dus een kwantitatieve maar geen kwalitatieve verklaring voor het
bestaan van zoiets als bewustzijn. Dat neemt niet weg dat de wetenschappelijke
verklaring voor bewustzijn onontbeerlijk is voor een goed begrip van dit
fenomeen, maar door deze kwantitatieve verklaring samen te nemen met de
kwalitatieve stoïcijnse bewustzijnsleer denk ik dat je een heel eind komt met
het geven van een verklaring voor zowel de externe als de interne aspecten van
iets dat zo ongrijpbaar lijkt te zijn als het bewustzijn.
Dat betekent dan wel dat je opeens met een bewust universum
zit opgescheept. Toch is dat heel wat minder raar dan het lijkt. Mensen zijn
bewuste wezens. Ze zijn in staat tot gewaarwording en vormen zich een beeld van
de buitenwereld. Maar ze zijn zelf ook een onderdeel van die buitenwereld. Door
het bestaan van bewuste wezens als de mens is het universum zich dus van
zichzelf bewust. Er bestaat ontegenzeggelijk een stukje van het universum dat
zich bewust is van zichzelf en daarmee is het universum dus een bewust wezen
geworden. De stoïcijnse leer van de wereldziel is daarmee een stukje minder
irrationeel en onwaarschijnlijk geworden.
Gerard, dit is echt klinkklare onzin. Dat materie reageert op natuurkundige wetten, wil niet zeggen dat deze materie een bewustzijn heeft. Voor een bewustzijn moet je iets kunnen waarnemen. De grens ligt dus bij planten, die niet reageren op waarnemingen maar op natuurkundige processen.
BeantwoordenVerwijderenHet is vooral een gradatie en definitiekwestie. Menselijke waarnemingen zijn net zo goed het gevolg van natuurlijke processen en zijn even afhankelijk van natuurwetten als planten of stenen. Bewustzijn is niet een lamp die aan gaat op het moment dat je een bepaald niveau van complexiteit bereikt.
BeantwoordenVerwijderenPas als een menselijke waarneming wordt geregistreerd/verwerkt in bepaalde delen van de hersenen, wordt de mens hiervan bewust. Van heel veel waarnemingen zijn we ons dus niet bewust omdat deze buiten ons bewustzijn omgaan. Dus iets kunnen waarnemen wil niet zeggen dat je een bewustzijn hebt. En om iets van een bewustzijn te kunnen hebben, heb je dus hersenen nodig. Ieder levend organisme zonder hersenen heeft dus geen bewustzijn. Laat staan een steen.
BeantwoordenVerwijderenBeste Tim Morrien,
BeantwoordenVerwijderenBedankt voor uw vraag. Het is meteen een vraag waar filosofen zich al duizenden jaren, met matig succes, het hoofd over breken. Mijn persoonlijke op het stoïcisme gebaseerde gedachten hierover hebben dan ook niet de pretentie het laatste woord op dit punt te zijn. Ook zelf twijfel ik nog behoorlijk over mijn eigen ideeën hierover. Ik zal mijn gedachten hieronder kort uiteen zetten, maar verwacht er niet al te veel van.
Het bestaan van zoiets als het menselijk bewustzijn lijkt er op te wijzen dat materie bij een bepaalde complexe rangschikking tot zelfbeschouwing en nadenken over zijn omgeving en handelen in staat is. Dit is een eigenschap van materie die om een verklaring vraagt. Een verklaring die ik niet in een soort transcendente geloofsleer wil zoeken, maar in de materie zelf. Voor het bestaan van een spirituele de materie overstijgende wereld bestaan naar mijn mening geen bevredigende aanwijzingen.
Mensen zijn bewuste wezens. Ze zijn in staat tot gewaarwording en vormen zich een beeld van de buitenwereld. Maar ze zijn zelf ook een onderdeel van die buitenwereld. Door het bestaan van bewuste wezens als de mens is het universum zich dus van zichzelf bewust. Er bestaat ontegenzeggelijk een stukje van het universum dat zich bewust is van zichzelf en zijn omgeving. Dat maakt het universum dus tot op zekere hoogte ook zelf een bewust wezen.
Dit zou een eigenschap van de materie kunnen zijn die pas bij een bepaald niveau van complexiteit aan de dag treedt. Ik denk echter dat daar onvoldoende aanwijzingen voor bestaan. De materieklompjes die wij doorgaans als biologische leven kenschetsen kennen allemaal een zekere vorm van bewustzijn. Tussen de meest primitieve levensvormen als virussen en prionen en wat als dode materie wordt aangemerkt bestaan geen wezenlijke verschillen. Zo ben ik in het, trouwens ook door mij zeer gewaardeerde, blad ‘Scientific American’ een artikel tegengekomen over de capaciteit van bepaalde niet levende eiwitconstructies tot zelfreplicatie en evolutie (ik heb de exacte herkomst van dit artikel helaas niet terug kunnen vinden).
Ik zie bewustzijn dan ook niet als een lamp die aan of uit staat, maar als een soort continuüm dat van levende materie overgaat op wat doorgaans tot de dode materie wordt gerekend. Zo bezien zou bewustzijn gedefinieerd kunnen worden als het vermogen tot gewaarwording en reactie. Een vermogen dat anders en minder is maar dat zelfs op het niveau van elementaire deeltjes nog tot op zekere hoogte aanwezig blijft. De ‘keuzevrijheid’ van een elementair deeltje is zeer beperkt, maar complexere samenstellingen van die deeltjes, zoals mensen, lijken weldegelijk over een vorm van keuzevrijheid te beschikken. De hier gevolgde redenering maakt panpsychisme misschien tot een poëtische manier om het gedrag van elementaire deeltjes te beschrijven, maar het geeft ook een aanzet tot een verklaring van het fenomeen bewustzijn. Een fenomeen waar ik verder geen min of meer bevredigende verklaring voor heb kunnen vinden.
Als u in vragen over het bewustzijn geïnteresseerd bent is het misschien de moeite waard om het boek ‘Geest en Kosmos’ van Thomas Nagel te lezen. Ik kan me niet volledig vinden in zijn ideeën, maar hij heeft zeer belangwekkende dingen te melden over het panpsychisme.
Met vriendelijke groet,
Gerard Klap