Uit de vorige blog krijgt u misschien de indruk dat ik u oproep om hard en onmenselijk te worden, maar dat klopt absoluut niet. Er is juist geen filosofie die vriendelijker en menslievender is dan het stoïcisme. Stoïcijnen zien mensen in de eerste plaats als een onafhankelijk rationeel wezen. Een zelfstandig, intelligent bewustzijn dat alleen al op grond daarvan respect verdient. Mensen die het recht hebben op een eigen mening, zelfs als dat een domme menig is. Mensen die hun eigen vergissingen mogen maken en van mening mogen veranderen. Bewuste wezens die vriendelijk en met respect moeten worden behandeld, maar waar nooit medelijdend op neer gekeken mag worden.
Dat klinkt u misschien nogal afstandelijk en zelfs kil in de
oren. Waar blijft de liefde, vriendschap en gevoelens van affectie in dit wel
heel rationele verhaal? Doordat we ons tot nu toe vooral hebben beziggehouden
met het individu zou u zelfs de indruk gekregen kunnen hebben dat stoïcisme een
individualistische misschien zelfs een beetje egoïstische filosofie is. Zelfs
in de Oudheid dachten veel mensen dat stoïcijnen er naar streven hard en
ongevoelig te worden. Tegenwoordig denken veel mensen dat stoïcijnen net zo
emotieloos als Mr. Spock uit de sciencefiction serie Star Trek willen zijn.
Niets is minder waar.
In de eerste plaats moet u zich realiseren dat de stoïcijnse
leer over ‘medelijden’ een ideaalbeeld vormt. Een ideaalbeeld dat alleen voor
de wijze haalbaar is. Zolang u nog niet dit stadium bereikt hebt zult u nog
regelmatig het slachtoffer worden van het verkeerde waardeoordeel dat sommige
mensen uw medelijden verdienen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat u wel moet
proberen om de manier waarop u de wereld bekijkt zo aan te passen dat het
gevoel medelijden daar geen rol van betekenis meer in speelt.
Wat wordt dan de houding van een stoïcijn als hij geen
medelijden mag voelen in situaties waarin anderen normaal gesproken dit
sentiment ervaren? Het overheersende gevoel van een stoïcijn tegenover anderen
is respect voor de waardigheid van ieder willekeurig persoon onafhankelijk van
diens situatie. Hij gaat er van uit dat de wilskracht en virtuositeit van ieder
mens in principe voldoende zijn voor een goed en gelukkig leven. Als iemand
tekort schiet in virtuositeit en geen passende houding weet aan te nemen
tegenover zijn eigen tegenspoed dan zal een stoïcijn daar kritisch op reageren.
Marcus Aurelius zegt dat een stoïcijn iemand die om medelijden vraagt als een
kind dat zijn speelgoed kwijt is moet benaderen. Het verdriet van dat kind is
echt en je moet het ook troosten, maar je moet daarbij wel in het achterhoofd
houden dat het kinderachtig is om zo gehecht te zijn aan een stukje speelgoed.
Dat geldt niet alleen voor medelijden voor anderen, maar ook en eigenlijk zelfs
nog sterker voor medelijden met jezelf. Zelfmedelijden is niet een emotie voor
een stoïcijn. Epictetus is nog veel harder. Hij spoort zijn leerlingen
letterlijk aan om ‘hun eigen neus af te vegen’. Ze moeten de
verantwoordelijkheid voor hun eigen leven nemen en niet klagen over hun lot.
Toch zal een stoïcijn niet hardvochtig reageren op de
tegenspoed van anderen. Alleen een stoïcijnse wijze is in staat om onder alle
omstandigheden zijn virtuositeit te bewaren. De meeste mensen zijn onwetend en
ook hijzelf is alles behalve perfect. Een stoïcijn reageert vriendelijk en mild
op het falen van anderen. Alleen al omdat dat falen maar al te vaak ook zijn
eigen falen is. Hij weet dat de mens een sociaal dier is en voelt zich
betrokken bij de ontwikkeling en het welzijn van andere mensen. Juist doordat
hij geen medelijden voelt, zich niet vernederd voelt en niet kwaad wordt als
hem iets wordt aangedaan kan hij zich afvragen wat de beste manier is om de
ander te helpen. Soms zal hij daarbij net als Epictetus inderdaad spottend
reageren op de tegenspoed van anderen, maar meestal zal hij zich als een ouder
tegenover zijn kind vriendelijk en mild gedragen om de ander te troosten.
Toegeven dat iemand werkelijk door gebeurtenissen in de
wereld gekwetst kan worden betekent voor een stoïcijn de ontkenning van zijn
menselijke waardigheid en van de fundamentele gelijkwaardigheid van alle
mensen. Dat wil echter niet zeggen dat ze hun ogen sloten voor het feit dat
iemand door allerlei rampspoed enorm in zijn mogelijkheden kan worden beperkt.
De stoïcijnen beseffen heel goed dat het weliswaar mogelijk is om zelfs onder
slechte en armzalige omstandigheden een virtuoos leven te leiden, maar dat een
dergelijke toestand het vermogen tot het uitvoeren van virtuoze handelingen wel
sterk inperkt. Eenzaam, arm en hongerig kan zelfs een wijze niet veel
uitrichten. Hij mag zich dan wel niet ellendig voelen, veel ondernemen om zijn
virtuositeit te benutten kan hij ook niet. Om de voornaamste stoïcijnse deugden
van wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matigheid te kunnen laten zien moet ook
een wijze dingen in de wereld kunnen ondernemen. De stoïcijnse leer van de in
wezen onbelangrijke maar toch wenselijke dingen komt hier weer om de hoek
kijken. Er zijn dingen die we van nature horen na te streven en waarvan het ook
redelijk is om ze na te streven. Het is niet erg als we worden belemmerd in
onze pogingen om die dingen na te streven, maar ze worden daar niet minder
nastrevenswaardig door. Het gaat dan om zaken als onze eerste levensbehoeften en persoonlijke ontwikkeling, maar ook om welvaart en goede relaties met onze omgeving.
Het ontbreken van bepaalde minimale materiële benodigdheden
en het ontbreken van steun van andere mensen beperkt een mens dus in zijn
mogelijkheden tot het nastreven van de onbelangrijke maar wel te prefereren
dingen. Tot op zekere hoogte zijn we nu eenmaal aan de genade van de wereld
overgeleverd. Mensen die ziek of ondervoed zijn of die door de maatschappij
worden uitgesloten hebben het veel moeilijker bij de ontplooiing van hun
mogelijkheden om te leren en keuzes te maken dan anderen.
Een stoïcijn is dan ook verplicht om achtergestelde
medemensen zo mogelijk te helpen bij het verkrijgen van hun fundamentele behoeften, om ze
zo in staat te stellen hun virtuositeit zo goed mogelijk tot ontwikkeling te
brengen. Dat hij dat niet uit medelijden doet, verandert niets aan die
verplichting. Hij neemt dan wel niet het standpunt van een door tegenslag
getroffen medemens in en voelt dus geen medelijden, maar hij onderkent
weldegelijk dat die tegenslag beperkend werkt op de ontplooiingskansen van die
persoon. Ook een leerling stoïcijn zal er dan ook naar streven de maatschappij
zo in te richten dat ook de minstbedeelden een zo groot mogelijke kans krijgen
om hun virtuositeit tot ontplooiing te brengen. Hij zal daarbij zijn medemens
zonder medelijden, maar wel behulpzaam, vriendelijk en met mildheid tegemoet
treden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten