Mensen zijn sociale dieren. Ze zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van anderen en vinden het ook prettig om met hun medemens om te gaan. Een belangrijk gevolg van die sociale neigingen is de emotie
medelijden. Als mensen uit uw omgeving iets vervelends overkomt lijdt u met ze mee.
Menslievendheid en altruïsme wordt doorgaans dan ook beschouwd als een
uitvloeisel van dit biologische gevoel van mededogen. Door u in te leven in de
positie van andere mensen die getroffen zijn door een ramp of andere vervelende
gebeurtenis krijgt u een gevoel van medelijden. Uit neurologisch onderzoek
blijkt dat dezelfde hersengebieden actief worden als u iemand anders ziet
lijden als wanneer u zelf dit leed zou ondergaan. Medelijden is een emotie die
wordt opgeroepen als u wordt geconfronteerd met iemand die onverdiend op de één
of andere manier kwaad wordt aangedaan. Het wordt vaak gezien als de emotie bij
uitstek die mensen aanzet tot menslievende en altruïstische handelingen. De
beelden van zielige, uitgehongerde kindertjes zetten u aan tot een gulle gift
aan de liefdadigheidsinstelling die u die beelden aanbiedt. Zelfs de beelden
van mishandelde hondjes weten waarschijnlijk uw medelijden op te wekken. Kortom
medelijden is in de ogen van de meeste mensen, waarschijnlijk zelfs van bijna
iedereen, een goede emotie die aanzet tot goede handelingen.
De stoïcijnen hadden daar hun bedenkingen bij. Net als bij andere emoties is medelijden het gevolg van een waardeoordeel. Het gevoel van
medelijden is volgens stoïcijnen echter altijd gebaseerd op een irrationeel en
verkeerd waardeoordeel. Een gelukkig en virtuoos mens kan immers geen kwaad
worden aangedaan. Externe dingen spelen voor hem geen rol. Zoals we eerder al
zagen zijn gebeurtenissen die door de meeste mensen als een aanleiding voor
medelijden worden beschouwd, ziekte, dood van geliefden, honger en armoede,
onbelangrijk voor een goed en virtuoos leven. Medelijden wordt daarmee een
sentiment dat afbreuk doet aan de waardigheid van zowel de ‘lijdende’ als de
‘helpende’ persoon. Virtuositeit is het enige in het leven dat echt telt. Wat
er in de wereld ook gebeurt iedereen heeft altijd de mogelijkheid tot het maken
van virtuoze keuzes. Het is dit vermogen waarin volgens de stoïcijnen de
menselijke waardigheid ligt. Seneca had een heel boek aan medelijden gewijd en
schreef daar het volgende:
“Bij veel slecht geïnformeerde mensen heeft
het stoïcisme een slechte naam. De Stoa zou hard zijn en weinig goede raad
geven aan leiders en vorsten. Het wordt de Stoa verweten dat de wijze geen
medelijden en vergeving kent. Dit standpunt wekt afkeer. Er blijft geen hoop
over voor menselijke fouten op elke misstap volgt straf. Wat is dat voor een
leer die zegt dat we medelijden moeten afleren en die dit toevluchtsoord tegen
pech voor ons afsluit?
In werkelijkheid bestaat er echter geen
denkrichting die milder en vriendelijker is, geen leer die menslievender is en
zich meer bekommert om het algemeen belang. Zij stelt zich juist ten doel om
hulpvaardig te zijn en niet alleen het eigen belang voor ogen te houden, maar
ook het belang van anderen.
Wat is die medelijden? Een aandoening van de
geest door de aanblik van andermans ellende, een droefheid veroorzaakt door
andermans onverdiende leed. Maar een wijze is vrij van dit soort aandoeningen.
Zijn geest is kalm en helder en kan door niets verduisterd worden. Niets past
een mens beter dan een dergelijke grootse waardigheid, maar de geest kan niet
groots en bedroefd tegelijk zijn. Medelijden maakt de geest minder scherp,
geeft haar een knauw en doet haar ineenkrimpen. Dat gebeurt een wijze zelfs
niet bij rampen die hemzelf treffen. Alle razernij van het lot zal hij met
opgeheven hoofd trotseren. Hij blijft altijd kalm en onverstoord en daar past
een gevoel van medelijden niet bij. (Seneca; De Clementia; 2.4.4)
Het vermogen tot virtuositeit geldt voor alle mensen,
mannen, vrouwen, slaven en vrijen, en maakt al het andere onbelangrijk. De
waardigheid van de virtuositeit overstijgt alle toevallige verschillen in
levensomstandigheden, het is voldoende voor een goed leven. Al het andere is
van ondergeschikt belang. De enige manier waarop iemands welzijn werkelijk
geschaad kan worden is door het maken van verkeerde, niet virtuoze,
waardeoordelen. Als iemand ‘lijdt’ is dat onvermijdelijk het gevolg van zijn
verkeerde oordelen. Voor een stoïcijn is een verkeerd oordeel iets slechts en
de enige juiste reactie op het ‘lijden’ van een ander is dus afkeuring en niet
medelijden.
Dat klinkt hard en zelfs meedogenloos, maar dat is niet zo,
het getuigt juist van respect voor de ‘lijdende’ medemens. Een stoïcijn
behandelt iemand dan ook nooit als een slachtoffer, maar altijd, ongeacht zijn
omstandigheden, als een waardig, rationeel en handelingsbekwaam persoon. Iemand
die zijn eigen keuzes en oordelen kan maken en die zijn eigen virtuositeit
volledig zelf in de hand heeft. Dat hij toevallig op de één of andere manier
pech heeft gehad doet hier niets aan af. Het sentiment medelijden maakt dingen
belangrijk die niet echt belangrijk zijn. Voor een stoïcijn is het dus een
slechte en verwerpelijke emotie. Als u de virtuositeit van mensen echt
respecteert zult u geen medelijden met ze hebben, want medelijden impliceert
dat die personen allerlei door rampspoed ontbrekende zaken echt nodig zouden
hebben, terwijl een virtuoos mens die helemaal niet nodig heeft.
De emotie medelijden suggereert dat er mensen zijn die iets
missen, die op de één of andere manier minderwaardig zijn aan andere mensen die
die dingen wel hebben. Als er echt nog iets zou kunnen worden toegevoegd aan de
vermogens van een mens waardoor hun waarde wordt verhoogd of verlaagd zijn
mensen niet langer gelijkwaardig. Voor stoïcijnen zijn mensen echter altijd en
onder alle omstandigheden gelijkwaardig. De stoïcijnse consequentie van het
afwijzen van medelijden komt misschien als hardvochtig over, maar is het
onvermijdelijke gevolg van hun opvattingen over de menselijke waardigheid. Ook
de mensen die getroffen zijn door allerlei rampspoed zijn niet altijd blij met
het medelijden van hun medemens. Het is niet prettig om als zielig,
hulpbehoevend en in zekere zin niet helemaal volwaardig te worden weggezet.
Denk maar aan invaliden die het vaak heel vervelend vinden als mensen hen als
zielig en beklagenswaardig zien. ‘Zielige’ mensen willen het liefst zo normaal
mogelijk behandeld worden. Het zijn gewone volwaardige personen met pech en
niets anders.
Voor stoïcijnen zijn alle mensen altijd en onder alle
omstandigheden gelijkwaardig. Ze zien hun medemensen niet in de eerste plaats
als lid van een bepaald gezin, burger van een land of zelfs niet lid van een
bepaalde diersoort, maar als kosmopolieten, zelfbewuste en rationele burgers
van het universum. Dat betekent dat u zich eigenlijk bij iedereen even sterk
betrokken moet voelen en niet een speciale gehechtheid voor directe vrienden en
verwanten moet kennen. Het is natuurlijk wel goed dat een onevenredig deel van
onze gehechtheid en onze inspanningen gericht zijn op onze verwanten en
medeburgers. We wonen nu eenmaal in dit land en zijn omringd met deze
specifieke gezinsleden en deze specifieke landgenoten. Het is ondoenlijk en
zinloos om uw inspanningen gelijkelijk over alle mensen te willen verdelen. Dit
onderscheid is echter vooral een kwestie van organisatie en heeft niets met een
speciale extra waarde van uw gezinsleden of landgenoten te maken. Zeno ging
zelfs zo ver dat hij vond dat in een ideale wereld gezinnen, families en staten
niet zouden moeten bestaan. Het bestaan van gezinnen leidde juist tot jaloezie
en vijandigheid tegenover andere gezinnen. Net zoals het bestaan van staten tot
concurrentie en oorlogen met andere staten leidt. Niet helemaal onterecht
trouwens, bloedvetes en burenruzies veroorzaakten toen en ook nu nog een hoop
ellende. Veel Griekse tragedies waren dan ook gebaseerd op vetes tussen
familieclans en ook latere toneelschrijvers als Shakespeare waren dol op dit
soort toestanden. Kinderen zouden volgens Zeno dan ook niet door hun biologische
ouders, maar door de gemeenschap moeten worden opgevoed en iedereen zou in een
soort stoïcijnse commune moeten wonen, met, inderdaad vrije seks.
Het ideaal van de fundamentele menselijke gelijkwaardigheid
eist dat u in uw relatie met anderen weinig of geen belang mag hechten aan
toevallige omstandigheden en dus ook niet aan de tegenslagen die hen treffen.
Veranderingen in de externe wereld veranderen immers niets aan die fundamentele
menselijke gelijkwaardigheid, die nu juist de grondslag van uw betrekkingen met
anderen vormt. Deze grondslag maakt dat er voor medelijden geen plaats is.
Medelijden is niet alleen strijdig met het stoïcijnse
egalitarisme en kosmopolitisme, maar is ook nog eens vaak gebaseerd op een
foute voorstelling van zaken. Medelijden voel je altijd bij dingen die je
hebben geraakt, bij dingen waar je je een voorstelling van kan maken. Het
menselijke voorstellingsvermogen is echter onbetrouwbaar. Medelijden leidt dan
ook al gauw tot een onevenwichtig wereldbeeld. Een beeld waarbij de waardigheid
en gelijkwaardigheid van alle mensen en hun gelijke rechten op hulp- en
bestaansmiddelen uit het oog worden verloren. Het is niet erg waarschijnlijk
dat u van een hongersnood in Afrika of een aardbeving in China, hoe
verschrikkelijk ook, nachtenlang wakker zal liggen. Als u echter weet dat u of
één van uw geliefden volgende week een betrekkelijke kleine en onschuldige
operatie moet ondergaan is de kans behoorlijk groot dat u daar weldegelijk
wakker van zult liggen. Kortom medelijden is een beperkte en onbetrouwbare
emotie die vooral gericht is op wat u in uw directe omgeving kunt zien of op
wat u zich goed kunt voorstellen. U kunt zich nu eenmaal beter inleven in
personen uit uw directe omgeving. Dit betekent echter wel dat medelijden als
een sociale en morele drijfveer tekortschiet en zelfs gevaarlijk kan zijn.
Medelijden kent nog een ander gevaar. Het is meestal
groepsgebonden. Van nature delen we andere mensen in in groepen van personen
die er wel bij horen en groepen van personen die er niet bij horen. De
culturele en emotionele factoren die tot die indeling leiden zijn vaak moeilijk
te bestrijden. Het gevoel van medelijden dat we voelen voor de mensen die er in
onze ogen toe doen is doorgaans veel intenser dan het medelijden dat we voor anderen
voelen. Medelijden versterkt deze hiërarchie naar klasse, ras, cultuur en
geslacht. Het kan zelfs het beeld van onze gemeenschappelijke menselijkheid
verstoren door gevoelens van rivaliteit en zelfs haat tegenover mensen die niet
tot onze groep behoren. Medelijden leidt zo tot onbetrouwbare oordelen over de
vraag welke mensen onze steun nodig zouden kunnen hebben. De nazi’s huilden bij
het lezen van ‘Die Leiden des jungen Werthers’, maar schepten tegelijkertijd
een beeld van Joden als onmenselijke, walgelijke schepsels die als ongedierte
bestreden moesten worden.
Medelijden kan dus inderdaad gevaarlijk zijn. Het leidt al
gauw tot andere misschien nog wel vervelendere emoties. Iemand die medelijden
voelt accepteert daarmee bepaalde ‘foute’ waardeoordelen over het belang van
‘externe’ dingen voor het menselijke welzijn. Als u eenmaal accepteert dat die
dingen belangrijk zijn legt u uw welzijn in handen van het noodlot. En daarmee
haalt u andere negatieve emoties als angst, verdriet, woede en zelfs wraakzucht
uit de kast. Het o zo zachtmoedige en vriendelijke medelijden kan zomaar tot
gevoelens van wrok en haat leiden. Ook volgens Seneca is medelijden niet het
tegenovergestelde van wreedheid, maar juist een overdreven vorm van
wraakzuchtige woede.
Het afwijzen van medelijden heeft dan ook niets te maken met
harteloosheid of wreedheid. Het is juist het medelijden zelf dat tot wreedheid
en wraakzucht leidt. Als u medelijden met iemand hebt, bent u van oordeel dat
bepaalde dingen of personen uit de externe wereld belangrijk zijn. Als die
dingen of personen door iets worden aangetast reageert u met een gevoel van
medelijden. Als het om een opzettelijke aantasting door een ander gaat is de
kans groot dat u daarop niet alleen reageert met medelijden, maar ook met woede
en zelfs wraakzucht. U bent woedend op de mensen die uw slachtoffer en
waarschijnlijk groepsgenoot iets hebben aangedaan. U wilt wraaknemen en vindt
het absoluut niet erg als de daders iets overkomt. Misschien haat u die mensen
wel. Die woede en wraakzucht zijn het directe gevolg van hetzelfde
waardeoordeel dat in eerste instantie tot medelijden aanleiding gaf. Medelijden
en wreedheid verschillen nauwelijks van elkaar. Volgens de stoïcijnen is het
niet meer dan een verschil in intensiteit. Dat beteent dat een stoïcijn er naar streeft om meedogenloos te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten