Het stoïcisme is dus in de eerste plaats een levenskunst. Een
levenskunst die trouwens wel een solide basis in de filosofische theorie heeft.
De stoïcijnse filosofie is systematisch en zit logisch behoorlijk goed in
elkaar. Zo zijn stoïcijnen materialisten die er van overtuigd zijn dat alles,
ook emoties en gedachten, uiteindelijk tot materie kan worden herleid. De
werkelijkheid bestaat voor hen uit een onlosmakelijk met elkaar verbonden
mengsel van materie en energie. Een permanent in beweging zijnde brei, waarbij
de energie voor de veranderingen van de materie zorgt. Materie en energie zijn
twee kanten van dezelfde medaille. Stoïcijnen beschouwen materie dan ook als
een soort gestolde energie. Daarmee heeft het stoïcijnse materialisme wel iets
weg van het E=mc2 van Einstein. Stoïcijnen geloven niet in een door
zielen, god of goden bewoonde spirituele wereld. Toch blijft het daar niet bij
en zijn ze niet alleen materialisten maar ook pantheïsten. Dat betekent dat ze
er ook van overtuigd zijn dat al die materie zich bewust is van zijn eigen
bestaan. Het universum is oneindig groter en ingewikkelder dan wij kleine
mensjes. Als wij ons al bewust zijn van onze omgeving en ons bestaan hoe kan
het dan anders dan dat iets zo immens als het universum niet ook een vorm van
bewustzijn heeft? Alleen al door het bestaan van het fenomeen mens, een
zelfbewust wezen dat nu eenmaal deel uitmaakt van de werkelijkheid, wordt de
ogenschijnlijk zo dode materie toch weer een levend en denkend ding. De mens
als bewustzijn van het universum. En zelfs het bestaan van andere bewuste
wezens dan alleen mensen wordt in het stoïcisme niet helemaal uitgesloten.
Eigenlijk een wel heel spiritueel materialisme.
Deze stoïcijnse metafysica vormde de basis voor hun
levenskunst. Stoïcijnen zien het als een soort morele plicht om door zichzelf
te ontplooien en ontwikkelen hun eigen ‘bewustzijn’ en daarmee dus eigenlijk
ook het bewustzijn van het universum te vergroten. Iemand die dit doet leidt
een, zoals de stoïcijnen dat noemen, virtuoos leven. Zo’n virtuoos leven leidt
dan ook nog eens vol automatisch tot een gelukkig leven. Iemand die zichzelf
ontplooit leert namelijk dat de werkelijkheid uiteenvalt in twee delen: een
deel waar je invloed op hebt en een deel waar je niets aan kunt doen. Alleen de
dingen waar je echt invloed op hebt zijn voor een stoïcijn waardevol. Ze denken
daarbij dan vooral aan je eigen wil, meningen en oordelen, eigenlijk aan alles
wat zich in je binnenwereld afspeelt. Als je je ongelukkig en ellendig voelt
heb je dat onderscheid niet goed gemaakt. Je hebt te veel waarde gehecht aan
iets waar je geen invloed op hebt. Het gaat dan meestal om iets externs, om
dingen als geld en je reputatie. Als je dit onderscheid goed maakt en je vooral
richt op de dingen waar je wel invloed op hebt kun je volgens de stoïcijnen een
gelukkig leven leiden.
De stoïcijnen zijn zich er trouwens wel van bewust dat
alleen een theoretisch begrip onvoldoende is om gelukkig te worden. Het besef
van het verschil tussen de dingen waar je invloed op hebt en de dingen waar je
geen invloed op kunt uitoefenen moet helemaal tot je wezen zijn doorgedrongen
om het gewenste effect te kunnen bewerkstelligen. De stoïcijnse filosofen
hebben dan ook een heel scala aan technieken en oefeningen ontwikkelt om hun
leerlingen daarbij te helpen. Ze zijn trouwens wel zo eerlijk om er bij te
vertellen dat alleen een perfecte wijze de vereiste totale beheersing kan
bereiken en een dergelijke wijze is volgens de stoïcijnen net zo zeldzaam als
een Ethiopische feniks. Tsja, die oude stoïcijnen wisten zelf ook wel dat een
dergelijk fabeldier niet bestond. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zelfs een
gebrekkige beheersing van het stoïcisme je leven al een stuk aangenamer en
zinvoller kan maken. Het stoïcisme is dan ook nog steeds een heel actuele
levenskunst, die zijn nut nog lang niet heeft verloren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten