In uw studies in de stoïcijnse filosofie bent u vast het
woord ‘eudaimonia’ wel eens tegengekomen. Deze Griekse term wordt meestal vertaald
met ons woord geluk. Toch is dat niet helemaal de goede vertaling. Er zit meer
in ‘eudaimonia’ dan alleen geluk. Het woord bestaat uit twee delen: ‘eu’ wat
‘goed’ of eerder nog ‘aangenaam’ betekent, en een variant op ‘daimon’. ‘Daimon’
betekent ‘demon’, ‘geest’, of ook wel ‘deugniet’. Samen verschuift de betekenis
dan naar ‘geluk hebben’, ‘welzijn’, ‘bloeien’. Kortom naar een leven waar
uitgehaald wordt wat er in zit.
Op het eerste gezicht lijkt er niet zo’n groot verschil
tussen de oorspronkelijke Griekse betekenis en ons ‘geluk’ te bestaan. Toch
werd er in de Oudheid fel gediscuteerd over allerlei nuance verschillen in de
betekenis van ‘eudaimonia’. Is het een kunde die je kunt aanleren? Is het een
gemoedstoestand? Een manier van leven? Of is het puur hedonistisch genoegen?
Socrates dacht dat geluk te leren was. Het had iets met kennis en
het juist inzicht te maken. In de ‘Apologia’ zei hij het zo:
Schaam je je niet dat je al je tijd en
energie steekt in het verkrijgen van rijkdom, macht en eer, terwijl je niets
doet om wijsheid en waarheid te vergaren?
Socrates ziet het hoogste menselijk geluk dus in het zoeken
naar kennis en wijsheid. Plato, zijn belangrijkste leerling, zocht ‘eudaimonia’
in een soort zweverig en metafysisch idee van het ‘goede’. Iemand die kennis
wist te verkrijgen van ‘het goede’ zou in een staat van zielsharmonie en
ultieme wijsheid terecht komen. Een generatie verder had Aristoteles, die weer
een leerling van Plato was, eigen gedachten over ‘eudaimonia’. Hij was al ruim twintig
jaar lang Plato’s leerling en ondersteunende leerkracht in de Academie, voordat
hij genoeg kreeg van het occulte karakter van Plato’s ‘eudaimonia’. Ook hij
dacht dat geluk niet te vinden was in zinnelijke genoegens, rijkdom of eer. Volgens
Aristoteles lag het menselijk geluk in het vervullen van onze diepste innerlijke
functie. De unieke menselijke functie lag volgens hem in ons vermogen tot
logisch nadenken. De persoon die die functie het best vervult is volgens hem
het gelukkigst. Het gelukkigst en verhevenste wat een mens maar kan ondernemen
was het zijn van filosoof.
Aristoteles was de leraar van de veldheer Alexander de Grote.
Alexander wist in zijn korte leven een immens rijk bij elkaar te veroveren. Het
huidige Afghanistan en Pakistan maakten opeens deel uit van de Griekse wereld. Op
zijn veldtochten nam hij niet alleen soldaten, maar ook filosofen mee. De
Griekse filosofie kwam daardoor in aanraking met allerlei bijzondere Oosterse
religies en filosofieën. Er ontstond een interessante kruisbestuiving van
ideeën waaruit een heel scala aan nieuwe filosofiescholen ontsproot. De zogenoemde
Hellenistische scholen als het epicurisme, het scepticisme, het cynisme en
natuurlijk ook ons stoïcisme.
De stoïcijnen kwamen met een heel eigen filosofie over het
begrip ‘eudaimonia’. Zij betrokken menselijke emoties bij het begrip ‘eudaimonia’
en kwamen met de term ‘apatheia’ op de proppen. U zult er wel tureluurs van
worden.’ Weer zo’n rare Griekse term. Het lijkt een beetje op ons woord ‘apathie’,
maar dat zal er natuurlijk wel niet mee bedoeld worden. Dat zou te makkelijk
zijn’. Ik vrees dat u gelijk hebt ‘apatheia’ heeft niet zo veel met ons woord ‘apathie’
te maken, het betekent ‘onverstoorbaarheid’, ‘gemoedsrust’ en vooral ‘sereniteit’.
‘Eudaimonia’ is niet te bereiken met het zoeken naar kennis van Socrates, niet
met de zielenharmonie van Plato en ook niet met het perfectioneren van logisch denken
van Aristoteles, maar door het elimineren van negatieve gevoelens als angst en
zorgen.
Om gelukkig te worden wilden de stoïcijnen dat hun
leerlingen hun leven zouden versimpelen. Zeno zou het tijdens één van zijn
lessen op het marktplein in Athene zo gezegd kunnen hebben:
“Jullie hebben maar weinig dingen echt nodig, en alles wat
je wel nodig hebt is makkelijk te verkrijgen. Maak je leven niet onnodig
moeilijk en ingewikkeld met triviale doelen als rijkdom en roem. Dat soort
dingen zijn de vijand van ‘apatheia’. Roem bestaat uit de opvattingen van
anderen en maakt het noodzakelijk dat je je leven leidt zoals anderen dat
willen. Om roem te bereiken en vast te houden moet je waarderen wat anderen
waarderen en mijden wat andere mijden. Je moet je vrijheid en rust opgeven om
anderen te behagen. Met rijkdom gaat het niet anders. Het is een verraderlijke
valkuil. Hoe meer je weet te vergaren, hoe meer je er van wilt hebben. En hoe
ellendiger je je voelt als je er niet in slaagt je verlangen te bevredigen. Je
voelt je jaloers en ellendig als het je niet lukt om rijkdom te vergaren, en als
het je wel lukt ben je bezorgd dat het je weer ontnomen wordt. Nee leerlingen,
als jullie ‘eudaimonia’ zoeken moet je je tijd niet verspillen aan geworstel om
dingen te verkrijgen die je helemaal niet nodig hebt.’
‘Apatheia’, het je bevrijden van negatieve gevoelens, wordt zo
voor de stoïcijnen een onmisbaar ingrediënt voor ‘eudaimonia’. Als het daarbij
zou blijven, zou er geen verschil bestaan tussen de stoïcijnen en een andere
Hellenistische school: de epicuristen. Volgens Epicurus kon je het hoogste goed
bereiken door je te bevrijden van vervelende gevoelens. Een eenvoudig leven in
het verborgene, met zo weinig mogelijk grote emoties was alles wat je nodig zou
hebben om gelukkig te zijn.
Dat was voor de stoïcijnen niet genoeg. Ze kenden nog een
ander essentieel ingrediënt voor ‘eudaimonia’: ‘areté’. Hier zadel ik u opnieuw
op met zo’n lastig te vertalen Griekse term. ‘Areté’ wordt vaak met ‘deugd’
vertaald, maar ook dat dekt weer niet helemaal de Griekse lading. Het gaat niet
zo zeer om ‘deugd’ in de zin van ‘deugdzaam’ en ‘braaf’. De betekenis ligt
dichter bij ons ‘deugdelijk’, geschikt voor waar het voor bedoeld is. Met een
deugdelijke hamer kun je goed spijkers in een plank slaan en een deugdelijk
persoon is iemand die uit zijn leven weet te halen wat er voor hem in zit. Gelukkig
was iemand die zijn talenten kent en die ook echt in de praktijk brengt. ‘Eudaimonia’
was voor de stoïcijnen dus niet zomaar een prettig gevoel, maar een levensdoel.
Een levensdoel dat je uit je luie stoel jaagt en dat van je verlangt dat je in
actie komt, risico’s neemt. Zelfs dat je je blootstelt aan situaties die je ‘apatheia’
bedreigen. Maar een stoïcijn gaat dat soort situaties juist niet uit de weg,
maar moet leren om ook dan zijn sereniteit te bewaren.
De stoïcijnse ‘eudaimonia’ is dan ook vooral een
geesteshouding waarbij u leert om ook met onzekerheden en pijn om te gaan. Het
is een vorm van alomvattend geluk dat onafhankelijk is van gunstige of
ongunstige toevalligheden. Voor een ‘eudaimonisch’ leven moet u leren omgaan
met zowel succes als teleurstelling, met genot en pijn, vreugde en verdriet. Het
is een levenshouding waarbij u alles wat u maar kan overkomen leert accepteren.
Het is de enige vorm van geluk die echt bestendig is en onder alle
omstandigheden blijft bestaan. Op de momenten dat u een ‘eudaimonisch’
geluksgevoel ervaart komt u terecht in wat vroeger in ‘new age’ termen weleens
de ‘flow’ werd genoemd. Het is een soort overgave aan het leven waarin de tijd
lijkt stil te staan en u volledig geconcentreerd bent. Het leidt tot een blijvend
gevoel van sereniteit, evenwicht en tevredenheid. ‘Eudaimonia’ impliceert naast
een gevoel van sereniteit ook een geslaagd en vervuld leven. Een leven waarin u
zich bezighoudt met de dingen die er voor u echt toe doen. Voor het stoïcijnse
geluk is dan ook heel wat meer nodig dan het je alleen maar prettig voelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten