Verwondering over het bestaan is het begin van alle
filosofie. Het is het gevoel overweldigd en ronduit perplex te zijn over het
universum zoals zich dat aan ons voordoet. Ik doel daarbij niet op de
kinderlijke verbazing over een leven waarin alles nieuw en vreemd is. In
tegendeel, jonge kinderen zijn zich niet bewuster van zichzelf en hun omgeving
dan de meeste dieren, en ook de wat oudere kinderen zien hun bestaan doorgaans als
iets volkomen vanzelfsprekends. Zelfbewustzijn en een filosofisch gevoel van
verwondering over zichzelf en de wereld ontstaat pas door de opvoeding en het
opdoen van ervaringen. De vraag waar iedereen die uiteindelijk een filosofische
nieuwsgierigheid aan de dag legt voor komt te staan is: ‘Waarom bestaat er iets
en niet gewoon niets?’
Het is de grote vraag van de metafysica. Er is immers geen enkele
reden om aan te nemen dat er niet net zo makkelijk niets had kunnen bestaan in
plaats van het uitgebreide en complexe universum waar we ons tegenwoordig
bewust van zijn. Er bestaat niet alleen een met allerlei wonderlijke dingen
gevuld universum, maar dat universum lijkt ook nog eens een logisch
samenhangend en zelfs, tot op zekere hoogte, voor mensen kenbaar geheel te
vormen. Het is toch gek dat er zoiets bestaat als zelfbewuste mensen die als
onderdeel van een miniem slijmerig levend vliesje op het gestolde oppervlak van
een brok gesmolten steen leven? Een brok dat draait om een veel grotere bol
plasma waarin onder uitzending van energie waterstof in helium wordt omgezet.
Een plasmabol die samen met 400 miljard soortgelijke bollen weer rond een
immens zwart gat draait. En dat dan als onderdeel van een universum waarin weer
miljarden van dat soort sterrennevels rondzweven. Allemaal volgens een bepaald
patroon, een patroon dat contigent en voor die rare zelfbewuste wezentjes die
wij zijn zelfs kenbaar lijkt te zijn. En dat is raar, dat is iets wat om een verklaring
schreeuwt. Wat ligt er achter de fenomenen die wij als de realiteit beschouwen?
Hoe komt het dat wij mensen over een intelligent bewustzijn beschikken dat daar
over kan nadenken? Een raadsel dat op de menselijke geest rust en bijna
iedereen wel eens in zijn greep heeft weten te krijgen. Sommigen meer dan
anderen. Er zijn kunstenaars, religieuze voormannen en filosofen die hun hele
leven aan dit raadsel hebben geweid.
Een zoektocht naar waarheid die zo goed als geen praktische
betekenis heeft. Als we werkelijk kloppende antwoorden op het wezen van het
heelal en ons bestaan zouden weten te verkrijgen dan zou dat geen enkel gevolg
hebben voor onze existentie. Ons dagelijks leven zou er niet door veranderen.
Het is pure menselijke nieuwsgierigheid die sommigen onder ons er toe aanzet om
zich met dergelijke vragen bezig te houden. De fundamentele vraag naar het
wezen van de realiteit is een raadsel waarvan we zelfs niet weten of er wel een
antwoord op bestaat. Misschien is het menselijke brein er wel niet op toegerust
om dit soort vragen te beantwoorden. Of misschien kunnen we er maar een beperkt
deel van bevatten. De menselijke natuur zou zo maar grenzen kunnen stellen aan
ons bevattingsvermogen.
Toch zijn deze vragen niet helemaal zonder betekenis voor
het soort leven dat u leidt. Een feit dat veel mensen zo beangstigt dat het in
de diepste krochten van hun bewustzijn wordt weggestopt maakt metafysische
vragen via de achterdeur toch nog belangrijk. Het feit van uw onvermijdelijke
dood. Ieder van ons zal zich moeten verzoenen met zijn eigen sterfelijkheid. Onze
sterfelijkheid maakt vragen over het nut van ons bestaan urgent en dwingt ons
om na te denken over het soort leven dat we willen leiden. De dood wekt bij ons
de hoop dat ons bestaan op de één of andere manier betekenis heeft. Het is niet
ondenkbaar, en eigenlijk zelfs waarschijnlijk, dat er aspecten van de realiteit
zijn die buiten het menselijk kenvermogen liggen. De beperkingen van het
menselijk kenvermogen sluiten het daarom niet uit dat er inderdaad een
betekenis aan uw leven kan worden toegekend. Veel mensen hopen zelfs dat de
wereld zo in elkaar zit dat ze na hun dood in een andere vorm zullen blijven
voortbestaan.
Dat iets niet kan worden uitgesloten maakt het natuurlijk
nog niet waarschijnlijk. De verleiding om in allerlei versies van een leven na
de dood te geloven is enorm groot. Het zijn dingen die u graag wil geloven. Het
is prettig en troostend om te denken dat uw leven een doel heeft en dat u ook
na het afsterven van uw lichaam blijft voortbestaan. Een stoïcijn wijst een
dergelijke troost echter af. Het feit dat iets waar zou kunnen zijn, betekent
nog niet dat het dat ook is. Onbekendheid is onbekendheid en niets meer dan
dat. Het is zeker geen vergunning om dingen te geloven omdat we ze graag willen
geloven. Alle theïstische geloven vallen in de valkuil van de gedachte dat
datgene wat voor de menselijke geest onkenbaar is toch gekend kan worden. Alle
zogenaamde openbaringen over het wezen van het universum zijn ontsproten uit
het brein van troostzoekende mensen. Openbaringen die doorgaans op een nog al
klungelige en primitieve manier worden vastgelegd in heilige geschriften die,
in elk geval bij de hedendaagse grote religies, met geweld en indoctrinatie aan
de mensheid worden opgedrongen.
Stoïcijnse filosofen geloven niet in dit soort irrationele
en opgedrongen troost. Ook het bestaan van een leven na de dood is in hun ogen
uitermate twijfelachtig. Het is niet persé een onmogelijkheid, maar het is
incoherent met al onze wetenschappelijke en rationele inzichten en daarom
hoogst onwaarschijnlijk. Een stoïcijn doet zijn best om zijn meningen en
oordelen te baseren op vastgestelde feitelijkheden. Hij zoekt daarbij de
grenzen op van wat gezegd kan worden over de werkelijkheid en probeert die
grenzen als een goed filosoof zoveel mogelijk op te rekken, maar hij waakt er
voor om te vervallen in betekenisloze speculaties. Hij weet dat er grenzen zijn
aan het menselijk kenvermogen en voert ons tot de rand van de afgrond, maar
geen stap verder. In de diepte ligt het land van religies, sprookjes en
fantasiewerelden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten