LES 3
EEN EERSTE ONTMOETING
MET DE STOÏCIJNEN
3.1 De eerste
stoïcijnen
Laten we voor we de stoïcijnse filosofie wat van dichterbij
gaan bekijken eerst eens een blik werpen op de mensen die die filosofie
‘ontdekt’ hebben. Wie waren die mensen die vijf eeuwen lang de filosofie, en
tot op zekere hoogte ook de politiek, wisten te domineren? Wie waren die eerste
stoïcijnen en waar kwamen ze vandaan? Wat maakte ze zo bijzonder dat zoveel
mensen hun filosofie als levensleer wilden aanvaarden?
De Griekse democratie
was één van de belangrijkste redenen dat er zoveel verschillende scholen konden
ontstaan. Om succesvol te zijn was alleen een goede afkomst niet meer
voldoende. Je moest je opponenten in de volksvergadering en in de rechtszaal
met kennis, argumenten en retorische trucjes weten te overtuigen. Om carrière
in politiek en recht te maken werden de kinderen van rijke ouders na hun
middelbare school opleiding naar één van de filosofiescholen gestuurd. De
allerrijksten huurden een privéfilosoof in. Zo liet koning Phillipus van
Macedonië zijn zoon Alexander (later de Grote genoemd) door de filosoof
Aristoteles opvoeden. Maar de wat minder bedeelden stuurden hun kinderen naar
één van de scholen. Daar leerden ze niet alleen de toenmalige stand van de wetenschap
en de handigste trucjes om andere mensen van hun standpunten te overtuigen,
maar ook een manier om in het leven te staan. De scholen hadden ieder een eigen
opvatting over wat belangrijk was in het leven en hun leerlingen kregen daarom naast
de ‘gewone’ vakken ook les in levenskunst. Iedere school onderwees dan ook zijn
eigen levensfilosofie.
Een korte wandeling
door het hellenistische Athene van rond 300 voor Christus zou ons langs heel
wat van die filosofiescholen hebben gevoerd. Zo stond er aan de noordkant van
het marktplein een overdekte zuilengalerij waar als er geen markt was de lessen
van de stoïcijnse school werden gegeven. Over de markt zelf zwierven bedelende
en scheldende cynische filosofen rond. Ze vielen mensen lastig door ze brutaal
te confronteren met de leegheid van hun bestaan. Ik denk dat niet veel ouders
hun kinderen naar de cynici gestuurd zullen hebben, maar dat neemt niet weg dat
deze brutale hippie filosofen populair waren bij veel puberende tieners. In de
oostelijke buitenwijken van de stad stonden de statige gebouwen van het Lyceum
van Aristoteles en net buiten de stad lag in een prachtig park met fonteinen en
wandelpaden de door Plato gestichte Academie. Even verderop, nog wat verder van
de drukte van de stad, lag op het platteland een ommuurde groentetuin waarin de
leerlingen van de school van Epicurus in een soort commune les kregen en hun
eigen voedsel verbouwden. En dat waren nog niet eens alle scholen. In het Athene
van die tijd bestond er een enorme keus aan hogere opleidingen.
Het was destijds geen
eenvoudige keus om je zoon (dochters werden niet naar school gestuurd en waren
trouwens bijna nergens welkom) naar een bepaalde filosofieschool te sturen. Het
was zoals we zagen niet alleen maar een vorm van hoger onderwijs, er werd ook
een manier van leven aangeleerd die de rest van het leven van de leerling zou
gaan bepalen. De scholen werden dan ook niet alleen door jonge leerlingen
bezocht, ook oudere aanhangers van de gedoceerde levensfilosofie en
nieuwsgierige voorbijgangers volgden regelmatig de lessen. Naast de vagebonden
van de rondzwervende cynici waren de stoïcijnen het makkelijkst toegankelijk.
Ze gaven hun lessen immers in het openbaar op het marktplein. Iedereen die dat
wilde, rijk, arm, man, vrouw of slaaf kon zich bij hun lessen aansluiten.
Eén van die nieuwe
scholen was dus de school van het stoïcisme. Het stoïcisme kwam natuurlijk niet
uit de lucht vallen. De eerste stoïcijnen werden geïnspireerd door voorgangers
als de natuurfilosoof Heraclitus, ook wel de Griekse Lao zi genoemd, de
beroemde Socrates en de cynicus Diogenes (ja die van de ton). De oprichter van
de stoïcijnse school, Zeno van Citium (335-262 v. Chr.), was de zoon van een
Fenicische handelaar. Hij was geboren in de stad Citium op het huidige Cyprus.
Destijds was dit eiland een scharnierpunt in de internationale handel.
Producten uit Afrika, Griekenland, het Nabije Oosten en zelfs het Verre Oosten
kwamen hier samen om over de rest van de destijds bekende wereld verhandeld te
worden. Zeno’s vader was een koopman die met zijn schepen de hele Middellandse
zee bevoer. Als jonge leerling koopman kwam Zeno waarschijnlijk niet alleen in
contact met mensen uit Griekenland, maar ook met mensen uit Egypte, Babylonië
en zelfs uit India. Hij was al jong in filosofie geïnteresseerd en de
verschillende gedachten en theorieën uit die landen zullen niet ongemerkt aan
hem voorbij zijn gegaan. Het is dan ook helemaal niet zo verwonderlijk dat er
opmerkelijke overeenkomsten tussen oosterse filosofieën als het boeddhisme en
het stoïcisme bestaan.
Zeno voer in opdracht
van zijn vader regelmatig van Cyprus naar Athene. Door een schipbreuk kwam hij
in deze hoofdstad van de filosofie vast te zitten. Hier raakte hij zo onder de
indruk van de verhalen over de filosoof Socrates, dat hij besloot een leraar te
zoeken en zijn verdere leven te wijden aan de filosofie. Omdat hij aanvankelijk
meende dat de cynici Socrates’ ware erfgenamen waren, ging hij in de leer bij
de cynicus Crates. Deze cynici moesten niets van regels en conventies hebben.
Het waren de hippies van de Oudheid, die tegen alles en iedereen aanschopten.
Ze wilden zo dicht mogelijk bij de natuur leven en hadden een totale aversie
tegen bezit en luxe.
Omdat de cynici nogal
van het uitvoeren van stunts en ‘practical jokes’ als statements waren, had
Crates bedacht dat zijn nieuwe leerling met een grote pot linzensoep over
straat moest gaan rondsjouwen. Dat was eigenlijk slavenwerk en voor de zoon van
een rijke Fenicische koopman werd dat in die tijd als behoorlijk vernederend
beschouwd. Zeno voelde zich dan ook duidelijk opgelaten. Zijn leraar merkte dat
en lachte hem uit. Een echte cynicus kent geen schaamte. Lachend sloeg hij de
pot met soep kapot, waardoor Zeno onder de derrie kwam te zitten. Maar in
plaats van de les te begrijpen en om het voorval te lachen, nam Zeno met het
schaamrood op de kaken de benen, terwijl de linzensoep langs zijn kuiten
stroomde. Zijn leraar hoofdschuddend achterlatend. De jonge Zeno was duidelijk
niet uit het goede hout gesneden om een echte cynicus te worden. Na dit voorval
verliet Zeno de cynische school van Crates. Hoewel de cynici in stoïcijnse ogen
veel te extreem waren hebben stoïcijnse filosofen altijd veel waardering
gehouden voor hun cynische collega’s. Na Crates studeerde Zeno nog een paar
jaar bij een aantal andere filosofen tot hij zich zeker genoeg voelde om een
eigen school te stichten en zelf les te gaan geven.
Zeno gaf zijn
lessen in de zogenaamde ‘stoa poikilé’ van Athene. In het Grieks betekent dat
de beschilderde zuilengalerij. Zo’n zuilengang werd in de Oudheid gebruikt als
een halfopen overdekte markthal. De naam stoïcisme is dus afkomstig van de
markthal waar Zeno les gaf. De opvolgers van Plato gaven hun lessen in een
luxueus en afgesloten academiegebouw, de epicureërs in een ommuurde tuin en de
stoïcijnen op de markt. Zeno’s lessen waren dus openbaar en gratis
toegankelijk, niemand was verplicht om lesgeld te betalen. Zeno was ondertussen
wel door zijn geld heen, maar zijn vaste leerlingen zorgden er voor dat hij
toch in zijn onderhoud kon voorzien.
De opvolgers van
Zeno, Cleanthes (330-232 v. Chr.) en Chrysippus (280-207 v. Chr.), stonden in
de oudheid bijzonder hoog aangeschreven, en niet alleen als filosoof. Ze waren
allebei ook nog eens Olympische sporters. Cleanthes was een bokser en
Chrysippus een marathonloper. De stoïcijnen vonden de zorg voor hun lichaam van
ondergeschikt belang, maar dat stond er blijkbaar niet aan in de weg dat zelfs
hun schoolhoofden op het hoogste niveau aan sport deden. Ook op intellectueel
gebied stonden die schoolhoofden hun mannetje. De stoïcijnse logica en
taalfilosofie die met Chrysippus begon is tot op de dag van vandaag vermaard.
Er zijn zelfs delen van de stoïcijnse propositielogica die door de opkomst van
het christendom tweeduizend jaar lang vergeten en onbegrepen zijn gebleven. Pas
toen deze vorm van logica in de vorige eeuw door moderne logici weer opnieuw
werd uitgevonden, begreep men hoe geavanceerd de stoïcijnse logica eigenlijk was
geweest. Chrysippus’ logica ligt aan de basis van het goed onderbouwde
stoïcijnse systeem. Er woedde in zijn tijd een heftige concurrentiestrijd
tussen de stoïcijnse school en de Academie van Plato. Een strijd die Chrysippus
glansrijk wist te winnen. In de oudheid werd, waarschijnlijk terecht, gezegd
dat er zonder Chrysippus geen stoa zou hebben bestaan. Hij wordt dan ook wel
eens de tweede oprichter van de school genoemd.
Chrysippus zou meer dan 700 boeken geschreven hebben over de
meest uiteenlopende onderwerpen. Hij stond bekend als een groot geleerde en
schreef naast boeken over kennistheorie, logica, politiek en ethiek ook boeken
over kunst en zelfs over seks en erotiek. Net als bij de meeste stoïcijnse
filosofen hebben geen van zijn boeken de Middeleeuwen overleefd. Alles wat we
van de eerste stoïcijnen weten is afkomstig van citaten uit boeken van latere
schrijvers. Pas vanaf het moment dat de stoïcijnse filosofie ook bij de
Romeinen populair begon te worden zijn er rechtstreekse bronnen overgeleverd.