Zeden en gewoonten, gangbare omgangsvormen, goede manieren
en etiquette zijn in de ogen van stoïcijnen allemaal zinloze en betekenisloze
conventies. Ze verschillen qua tijd en cultuur en zijn allesbehalve rationeel,
maar zijn daarom niet minder dwingend. Dwingende regeltjes die dikwijls leiden
tot een vervelende en knellende groepsdwang. Zo werd het schudden van handen
hier vroeger als onbeschaafd en kleinburgerlijk aangemerkt, totdat het op een
gegeven moment de algemene regel werd. Tegenwoordig ziet de rechter het zelfs als
een geldige ontslaggrond als mensen geen handen willen schudden want dat zou
gelden als een teken van disrespect. Sinds wanneer zijn conventies heilig en
rationeel?
Voor een stoïcijn in elk geval niet. Preoccupatie met goede
manieren is kenmerkend voor kleinburgerlijkheid. Toch beseffen ook stoïcijnen
dat leven en samenleven niet goed mogelijk zijn zonder deze nogal willekeurige
omgangsvormen. Het zijn maatschappelijke feiten waar rekening mee moet worden
gehouden als je deel wilt blijven uitmaken van een samenleving. In
tegenstelling tot hun inspiratiebron de antiburgerlijke hippies van de cynici
aanvaarden stoïcijnen goede manieren als een soms zinvol smeermiddel
noodzakelijk voor een goede verstandhouding. De conventies van de goede manieren
moeten zo nu en dan tegen wil en dank geaccepteerd worden. Toch moet niet
vergeten worden dat het in wezen niets anders is dan irrationele groepsdwang
die zelfs tot uitsluitingen en uitstoting uit de maatschappij kan leiden. Een
stoïcijn moet kiezen tussen weglopen of meedoen op grond van niet meer dan de
hypothetische imperatief dat wie niet eenzaam wil zijn zich tot op zekere
hoogte aan de gangbare zeden en gewoonten moet houden. Neem er in elk geval af
en toe afstand van, al hoeft dat niet altijd duidelijk te blijken. Blijf er van
doordrongen dat ‘goede manieren’ nooit meer zijn dan willekeurige
maatschappelijke feiten.