Deze blog gaat over stoïcijnse filosofie als moderne levenskunst. Het wil zijn lezers helpen om op basis van een moderne versie van deze tweeduizend jaar oude filosofie richting aan hun leven te geven.
donderdag 28 december 2017
STOÏCIJNS PIEKEREN IN UW TOBHOEKJE
Iedereen piekert wel eens. U piekert waarschijnlijk vooral over dingen waar u moeite mee hebt of een beetje bang voor bent. Veel voorkomende redenen om te piekeren zijn bijvoorbeeld een examen, een bezoek aan de tandarts, moeilijkheden op het werk, problemen in de relatie of een kritische opmerking van een vriend. Natuurlijk is het nodig om zo nu en dan na te denken over de beste manier om bepaalde problemen op te lossen of te voorkomen. Stoïcijnse filosofen stimuleren hun leerlingen juist om de problemen en tegenslagen die ze ontmoeten op een zo rationeel en verstandig mogelijke manier tegemoet te treden. Dat betekent dat er grondig over moet worden nagedacht en dat er actief naar mogelijke oplossingen moet worden gezocht. Als er eenmaal een oplossingsrichting gevonden is, moet het daar wel bij blijven. Vanaf dat moment moet er gestopt worden met piekeren en begonnen worden met het werken aan de oplossing.
Er is dus niets mis met het nadenken over mogelijke problemen. Het wordt pas vervelend, wanneer u die gedachten niet meer kunt controleren. Wanneer gedachten over problemen u plotseling te binnen schieten. Dergelijke gedachten hebben de akelige neiging om zich op de meest ongeschikte momenten aan u op te dringen. En dan steeds opnieuw terug te komen en in een cirkeltje rond te draaien zonder tot een oplossing te leiden. Probleemoplossend denken is dan verworden tot piekeren. Piekeren is een zinloze activiteit die doorgaans niets oplevert. Het kost tijd en energie en gaat gepaard met gevoelens van angst. U bent bezorgd en vraagt zich steeds af “wat als…?”. Uw spieren spannen zich onnodig aan, u kunt zich slechter concentreren en u gaat zich uiteindelijk moe en lusteloos voelen. Uw gedachten gaan met u aan de loop en u verliest de controle. Kortom u voelt zich ellendig. Een situatie die de stoïcijnen juist zoveel mogelijk willen zien te voorkomen. Ze kenden dan ook verschillende anti-piekertactieken die u kunnen helpen uw sombere gedachten weer de baas te worden.
De belangrijkste tactiek zal u ondertussen wel bekend voorkomen. Piekeren is een schoolvoorbeeld van de situatie waarbij het niet de gebeurtenissen en dingen in de wereld zelf zijn die maken dat u zich ellendig voelt, maar uw meningen en verwachtingen over die dingen. Het is immers het piekeren over onzekere toekomstige gebeurtenissen dat maakt dat u zich rot voelt. De dingen waarover u zich zorgen maakt zijn nog niet gebeurd. De problemen waar u over piekert zijn nog helemaal niet aan de orde, het is zelfs maar zeer de vraag of ze zich ooit zullen gaan voordoen. Uw zorgen zijn niet meer dan een sombere gedachte, een hersenspinsel. U kunt een stapje terug doen om die gedachte eens beter te bekijken. Of uw pessimistische verwachtingen nu waar zijn of niet, voorlopig hoeft u er nog niets mee te doen. U bent gewoon een toeschouwer van de zorg of het probleem waar de gedachte over gaat, niets meer en niets minder. Neem afstand en aanschouw de ‘stream of consciousness’ van uw gedachten. Piekeren behoort definitief tot het verleden als u eenmaal van het besef doordrongen bent dat het uw meningen en verwachtingen zijn die bepalen hoe u zich voelt en niet de echte dingen uit de buitenwereld. Over die meningen en verwachtingen heeft u in principe de volledige controle. U heeft dus ook de controle over hoe u zich voelt.
De stoïcijnen waren zich er echter van bewust dat hun leerlingen dit misschien wel met hun verstand begrijpen, maar dat dit niet betekent dat ze zich het ook direct eigen hebben gemaakt. Weten hoe iets in elkaar steekt is niet hetzelfde als volledig beseffen en voelen wat het inhoud. De uitspraak ‘Don’t worry be happy’ wordt al snel een dooddoener voor iemand die zelf ook wel weet dat hij niet moet piekeren, maar er niets aan kan doen dat hij het toch doet. De stoïcijnen hadden gelukkig nog een aantal trucjes tot hun beschikking die u van dienst kunnen zijn in de periode voordat u een stoïcijnse wijze bent geworden.
Het begint met het leren herkennen van typische piekergedachten. Soms bent aan het piekeren zonder dat u er zelf erg in hebt. Wat eerst nog een doodnormale gedachtegang leek is op eens ongemerkt verworden tot somber getob. U zult vermoedelijk van uzelf wel weten over wat soort onderwerpen u zich het meest zorgen maakt. Wees alert als u merkt dat u weer eens over één van die probleempunten aan het mijmeren bent. Het is misschien een goed idee om een lijstje met de voor u relevante piekeronderwerpen te maken. U zou een dergelijk lijstje in uw stoïcijnse dagboek kunnen opnemen en kunnen turven hoe vaak u ergens op een dag of in een week over piekert. Dit helpt u niet alleen om in de gaten te houden hoe veel u tobt, maar heeft zelfs een therapeutische werking. Door het op te schrijven kunt u zich bewuster worden van uw problemen en misschien ook van de betrekkelijkheid van sommige daarvan.
U kunt piekeren ook herkennen aan een zekere vaagheid die vaak gepaard gaat met fantaseren. U stelt zich voor wat er allemaal wel niet fout zou kunnen gaan als de dingen waar u bang voor bent zouden gebeuren. Het heeft dan ook een hoog ‘wat als …’ gehalte. ‘Wat als …’ gedachten zijn niet persé verkeerd, het is verstandig om voorbereid te zijn op tegenslagen, maar dergelijke gedachten mogen uw leven niet gaan beheersen. Piekeren is namelijk een proces dat de neiging heeft om in cirkeltjes rond te gaan draaien waarbij telkens weer dezelfde gedachten worden afgedraaid. Het is een gedachtentrein die, eenmaal op gang gekomen, steeds hetzelfde traject volgt. U moet dan ook op uw hoede raken op het moment dat u merkt dat uw pogingen om een bepaald probleem op te lossen telkens weer op niets uitlopen. Dezelfde gedachtentrein komt regelmatig langs, maar gaat nergens naar toe. Roep als u merkt dat dat gebeurt keihard ‘STOP!’ in uw hoofd. Nooit hardop dat leidt maar tot verbaasde reacties uit uw omgeving. Door deze mentale uitroep, komt uw sombere gedachtentrein tot stilstand en kunt u uw gedachten een andere kant op leiden.
Misschien dat u er met deze ‘STOP!’ tactiek in slaagt de minder hardnekkige zorgen te verdrijven. Ook het bewust ontspannen van uw spieren of het in een glimlacht dwingen van uw gezicht wil nog wel eens helpen om een acute piekeraanval de kop in te drukken. Uw reptielenbrein valt met dit soort trucjes om de tuin te leiden. Het snapt gewoon weg niet dat je een ontspannen en vrolijk gezicht kunt trekken terwijl je je zorgen maakt. Het brengt uw reptielenbrein in de war en uw zorgen zullen van zelf een beetje verminderen. Serieuzere zorgen zult u er hooguit tijdelijk mee weten af te schrikken. Die hebben de nogal akelige neiging om zich even te verstoppen om later op een ongelegen moment terug te keren en zich dan met extra kracht weer aan u op te dringen.
Voor alles bestaat een geschikte plaats en tijd, ook voor piekeren. U moet echter zelf bepalen wanneer en waar u piekert. U bent de baas en niet uw reptielenbrein. De stoïcijnen raden u dan ook aan uw zorgen niet te onderdrukken, maar uit te stellen en een dagelijks ‘zorgenuurtje’ in te stellen. In plaats van dat de piekergedachten u overvallen gaat u ze bewust opzoeken en controleren tijdens de hieronder beschreven oefening van het zorgenuurtje.
Het zorgenuurtje:
U kiest een vast moment en een vaste plaats uit, speciaal voor uw zorgen. Dit persoonlijk piekermomentje in uw tobhoekje wordt het enige moment op de dag waarop u zichzelf toestaat om te piekeren. Als u op een ander moment door zorgen of angsten overvallen wordt kunt u die uitstellen. De zorg wordt niet onderdrukt en weggestopt, maar naar een later tijdstip verschoven. Een moment waarop u beter voorbereid met uw zorgen en angsten aan de slag kunt. Doe alsof u de zorg toespreekt en zeg in uzelf: ‘Ik zie je en neem je serieus, maar ik heb nu even geen tijd voor je. Ik vergeet je niet maar stel je uit tot mijn volgende ‘zorgenuurtje.’ Vergeet de zorg niet. Maak een notitie in uw hoofd of desnoods in uw dagboek en kom er tijdens uw volgende zorgenuurtje ook echt op terug. U stelt zo een vast tijdstip in waarop u de confrontatie met al uw huidige en toekomstige angsten en zorgen aangaat. Vergeet uw piekermomentje niet en gebruik hem ook echt om te piekeren. Pieker, maak u zorgen en noteer eventueel uw zorgen in uw dagboek. Als uitstellen niet lukt en u op een ander moment van de dag of nacht toch overmand raakt door zorgen, ga dan naar uw tobhoekje en besluit bewust om een kwartiertje te gaan tobben.
Als u eenmaal in uw tobhoekje zit en aan het piekeren slaat probeer dan het volgende stramien te volgen:
· Bekijk eerst het ergste scenario. Wat is het slechtste dat er zou kunnen gebeuren? Dat is meestal vrij makkelijk, daar piekerde u immers toch al over.
· Bekijk vervolgens het best mogelijke scenario. Wat zou er gebeuren als alles toch nog goed zou komen? Dit is doorgaans wat moeilijker.
· Ga dan na wat het meest waarschijnlijke scenario is. Probeer zo objectief mogelijk vast te stellen wat er echt te verwachten valt.
· Ga tenslotte op zoek naar de beste manier om met het probleem om te gaan. Bestaat er een oplossing en wat zou daarvoor moeten gebeuren? Of is het onoplosbaar en hoe kan daar dan het best mee omgegaan worden?
Benut uw zorgenuurtje dus ook om naar serieuze oplossingen voor uw problemen te zoeken. U kunt uw piekertijd zo gebruiken om plannen te maken. Misschien komt u er zelfs wel achter dat uw zorgen bij nader inzien wel meevallen en slaagt u erin om uw ‘wat als …’ gedachten om te zetten in een ‘so what’ gedachte. Er zijn natuurlijk ook zorgen waar geen oplossing voor bestaat. Het gaat om dingen waar u gewoon geen enkele invloed op hebt. Realiseer u dat dan terdege en gebruik één van de vele tactieken die de stoïcijnen gebruiken om te leren het onvermijdelijke te accepteren.
maandag 27 november 2017
WIE OF WAT BENT U EIGENLIJK?
Okay u stopt zo nu en dan even om rond te kijken en u af te
vragen wat u aan het doen bent, waar u bent, wat u voelt en waar u aan denkt.
Maar wie of wat is dat die zich zomaar opeens bewust is van het hier en nu?
Bent u nog steeds dezelfde persoon als vorige week of als klein kind? Wat is
dat ik dat zich bewust is en waar is dat ik eigenlijk? Is dat ik identiek met uw
lichaam, met uw emoties of misschien met uw gedachten? Bent u wel eens ergens
zo geconcentreerd mee bezig geweest dat u niet merkte dat u zich bezeerd had? Bent
u wel eens zo in gedachten verzonken dat u vergeet waar u bent? Wat betekent
dat voor uw bestaan als persoon? Bent u misschien een combinatie van uw
lichaam, gevoelens en gedachten of bent u toch nog iets heel anders?
Moeilijke filosofische vragen waar ook de stoïcijnen zich
het hoofd over braken. Vragen die rechtstreeks verbonden zijn met uw besef van
persoonlijke identiteit, met uw besef van het hier en nu. De stoïcijnen realiseerden
zich dat de meeste mensen zich identificeren met hun lichaam, emoties en
gedachten. Maar zij realiseerden zich ook dat dat niet altijd het geval is. Mensen
zijn niet continu en onlosmakelijk verbonden met de stroom van gebeurtenissen,
gevoelens en gedachten die hun bestaan uitmaken. Als u, bijvoorbeeld, ergens
heel ingespannen mee bezig bent voelt u pijn en verwondingen niet en bent u
zich nauwelijks bewust van wat er om u heen gebeurt. Veel dingen doet u
automatisch zonder er bewust mee bezig te zijn. Als u loopt, fietst of een auto
bestuurt doet u dat doorgaans op de automatische piloot, zonder er echt bewust
bij te zijn. En ook uw gedachten gaan meestal hun eigen gang. U hebt gedachten,
maar u bent uw gedachten niet. Net zomin als de waardeoordelen van uw gedachten
u een altijd juist beeld van de wereld voorschotelen bent u identiek aan de
stroom van gedachten die uw mensenbrein permanent produceert. De stoïcijnen
concludeerden daar uit dat u als persoonlijke identiteit los staat van uw
lichaam en emoties en zelfs van uw gedachten.
Maar wat bent u volgens de stoïcijnen dan wel als u niet uw
lichaam, emoties of gedachten bent? Op een rustig moment kan het soms zomaar
gebeuren dat u als een buitenstaander naar uw eigen gevoelens en gedachtestroom
kijkt. Het is dan net alsof u van buitenaf naar uzelf kijkt. U bent waarnemer
van uw eigen lichaam, emoties en gedachten geworden. Uw persoonlijke
identiteit, uw zelf, is dan niet wat er met en in u gebeurt, maar uw bewustzijn
van die dingen. Het is een proces van voortdurend zelfbewustzijn, een
voortdurend bewustzijn van het hier en nu. U bent zo de ruimte waar uw gevoelens,
emoties en gedachten zich afspelen en niet die dingen zelf. Dit maakt u tot een
centrum van zelfbewustzijn dat los staat van uw lichaam, emoties en gedachten.
Volgens de stoïcijnen is dit wat u werkelijk bent. Het is uw innerlijk kasteel,
een plaats in uw geest waarin u zich kunt terugtrekken en waar u veilig bent.
Dit wordt allemaal wel heel abstract, misschien voor u zelfs
wel te abstract en zweverig. Om één en ander wat duidelijker te maken zou u zich
uw geest kunnen voorstellen als een donkere kamer, waar van alles in staat en waar
van alles gebeurt. Er staan stoelen, een tafel, kasten en in de hoek staat een
bed. Ondertussen lopen er allerlei mensen de kamer in en uit, die dingen
brengen en weghalen. Een enkeling gaat even op een stoel zitten of rommelt wat
in een kast. U staat midden in die donkere kamer met een zaklantaarn in uw
hand. Het ene moment richt u uw lichtbundel op een kast, dan weer op iemand die
op een stoel zit of op een schilderij aan de muur. Er kraakt iets in een hoek
en u richt uw lantaarn om te kijken wat daar gebeurt. Iemand komt de kamer
binnen en roept, waarna u uw licht op hem richt. Uw persoonlijk centrum van bewustzijn
is als die lichtbundel, de meubels en mensen in de kamer zijn uw lichaam,
emoties en gedachten. Alleen de voorwerpen en personen waar de lichtbundel op
schijnt verschijnen in uw bewustzijn. De andere voorwerpen zijn er wel maar ze
zijn schemerig of zelfs helemaal onzichtbaar, hun aanwezigheid wordt niet
bewust opgemerkt. Zo werkt ook uw centrum van zelfbewustzijn. U richt uw
bewustzijn nu eens op het één dan weer op het ander. Het één staat u scherp
voor de geest, het andere ligt in de schemering en een heleboel dingen ontgaan
u volledig. Sommige dingen eisen luidkeels uw aandacht op, maar in principe
bent u het altijd zelf die bepaalt of u de lichtbundel van uw bewustzijn ergens
op richt.
Wat voor dingen staan er zoal in die donkere kamer? Wat zijn
het voor dingen waar u zich van bewust kunt zijn? Naast de externe indrukken,
pre-emoties en emoties die we eerder tegenkwamen zijn er nog een aantal zaken
die zich aan ons centrum van bewustzijn opdringen.
·
In de eerste plaats dus de dingen die vanuit de
buitenwereld tot u doordringen. De indrukken uit de externe wereld die uw
zintuigen u aanbieden. Dat zijn niet alleen dingen die u hoort en ziet, maar
ook lichamelijke gevoelens als pijn, kou en warmte.
·
Onlosmakelijk met die indrukken verbonden zijn
de pre-emoties. De gevoelens van aantrekking of afstoting die uw reptielenbrein
aan de externe indrukken verbindt.
·
Vervolgens de echte emoties die voortvloeien uit
het waardeoordeel dat uw mensenbrein aan de indrukken en de pre-emoties
toekent.
·
Dan zijn er ook nog de neigingen tot handelen.
De impuls om uw kop thee te pakken of om een wandeling met de hond te gaan
maken.
·
Tenslotte zijn er de gedachten, de herinneringen
aan voorbije gebeurtenissen en de fantasieën over de toekomst. Uw mensenbrein
heeft hierbij nog al de neiging om met u op de loop te gaan. Het houdt er niet
van om stil te zitten en schotelt u ongevraagd allerlei ideeën en fantasieën
met de bijbehorende emoties voor.
Stoïcijnse filosofen moedigden hun leerlingen aan om zich te
identificeren met dat centrum van zelfbewustzijn en niet met hun lichaam,
emoties en gedachten. Ze willen dat u uzelf gaat beschouwen als de waarnemer
van niet alleen de dingen die buiten u in de externe wereld gebeuren, maar ook
van wat er binnen in u gebeurt. U doet als het ware een stap achteruit en
bekijkt uw lichaam, uw emoties en uw gedachten van een afstandje. U bent het
zelf die bepaalt of u er aandacht aan besteedt en op welke dingen u die bewuste
aandacht wilt richten. Een dergelijke afstandelijkheid maakt het bovendien
makkelijker om aan de hand van uw deugden te kiezen aan welke dingen u wel of
geen aandacht besteedt. Welke dingen wel en welke dingen niet van belang zijn
voor een virtuoos leven. De oude stoïcijnen noemden dat centrum van
zelfbewustzijn van waaruit u uw binnen- en buitenwereld beschouwd de
‘prosochê’.
zaterdag 11 november 2017
EEN STOÏCIJNSE TECHNIEK VOOR NIET TE VERMIJDEN LEED
Soms moet u iets doen of ondergaan waar u enorm tegen op ziet: een pijnlijke en ingrijpende medische behandeling, een slecht nieuws gesprek of een vervelende confrontatie met een tegenstander. Kortom een situatie waarin het niet te vermijden lijkt te zijn dat u pijn zult lijden. De stoïcijnen gebruikten voor dit soort situaties een soort verdeel en heers techniek. Zo konden ze vervelende situaties minder vervelend maken. Als ze iets akeligs moesten ondergaan probeerden ze de gebeurtenis in stukjes te verdelen. Door stap voor stap, moment na moment de confrontatie aan te gaan konden ze makkelijker hun gemoedsrust bewaren. Iedere gebeurtenis bestaat tenslotte uit een opeenvolging van kleinere gebeurtenissen, die zelf apart beter te dragen zijn dan de grote gebeurtenis in zijn geheel.
Deze techniek om het heden in isolatie te beschouwen lijkt heel erg op een soortgelijke techniek waarbij dingen worden ontleed in hun bestanddelen. Alles wat verschrikkelijk en afstotelijk of juist heel erg verleidelijk lijkt wordt daarbij teruggebracht tot zijn essentie. Op de tafel van de patholoog wordt alles in stukjes gesneden en onderdeel voor onderdeel bekeken. Is het eenmaal in stukjes verdeeld nog wel zo erg of aantrekkelijk? Als de losse momenten en de aparte onderdelen van een gebeurtenis dragelijk zijn, hoe zit het dan met het grote geheel? Is dat dan niet ook dragelijk geworden?
Deze techniek om het heden in isolatie te beschouwen lijkt heel erg op een soortgelijke techniek waarbij dingen worden ontleed in hun bestanddelen. Alles wat verschrikkelijk en afstotelijk of juist heel erg verleidelijk lijkt wordt daarbij teruggebracht tot zijn essentie. Op de tafel van de patholoog wordt alles in stukjes gesneden en onderdeel voor onderdeel bekeken. Is het eenmaal in stukjes verdeeld nog wel zo erg of aantrekkelijk? Als de losse momenten en de aparte onderdelen van een gebeurtenis dragelijk zijn, hoe zit het dan met het grote geheel? Is dat dan niet ook dragelijk geworden?
Als u onderstaande oefening regelmatig uitvoert zult u merken dat de dingen waar u vroeger enorm tegen op zag vanzelf een stukje makkelijker worden. Probeer het bijvoorbeeld eens uit op een bezoekje aan de tandarts. Leuk zal het vast nooit worden, maar misschien wel dragelijk.
Oefening: Compartimenteren, verdeel en heers
· Doe uw ogen dicht en stel u een situatie voor waarin u uw emotionele evenwicht verloren hebt. Een situatie waarin u geleden hebt. Probeer de voorstelling zo beeldend en levendig mogelijk te maken met alles wat u zag, hoorde en voelde. Begin met een gebeurtenis waarin u maar een klein beetje uit evenwicht raakte en niet meteen met iets wat echt indruk op u heeft gemaakt.
· Probeer nu de gebeurtenis onderdeel voor onderdeel te bekijken. Concentreer u eerst alleen op wat u zag. Concentreer u vervolgens alleen op wat u hoorde, proefde, voelde en rook. Legitimeert ieder los onderdeeltje de emoties die bij u opkwamen?
· Herleef de gebeurtenis opnieuw maar nu beeldje voor beeldje. Knip het op in losse momenten en bekijk ieder moment apart van het geheel. Legitimeren de aparte stukjes de emoties die u erbij voelde?
· Onderzoek tenslotte of de stukjes gaan over iets waar u controle over hebt. Heeft ieder apart partje iets te maken met uw oordeelsvermogen, uw gevoel of uw wil? Kijk dan nu of ook het totaal iets betreft waar u controle over hebt.
· Doorleef de gebeurtenis nog een keer, maar nu door de ogen van een stoïcijn. Welke stoïcijnse eigenschappen zou u kunnen aanwenden als tegengif tegen de vervelende gevoelens? Voelt u nog steeds de vervelende emoties of zijn ze een beetje dragelijker geworden?
· Herhaal deze oefening iedere dag totdat u zich de gebeurtenis voor de geest kunt halen zonder de vervelende emoties te voelen. Door het een aantal malen doorleefd te hebben en door u een voorstelling gemaakt te hebben van een stoïcijnse manier om er mee om te gaan ontstaat een zekere gewenning.
· Kies vervolgens een andere wat uitdagendere gebeurtenis en herhaal de oefening. Herhaal deze oefening zo vaak als nodig en op de momenten dat u denkt dat u daar behoefte aan heeft.
maandag 23 oktober 2017
DE STRIJD TEGEN PASSIES
De stoïcijnen wordt vaak emotieloosheid verweten, maar er is
geen stoïcijn die dingen als vrolijkheid, enthousiasme of zelfs genot
fundamenteel zou veroordelen. De strijd van de stoïcijnen betreft vooral die
tegen de vervelende negatieve emoties. Ze noemen dat de passies. Passie in de
betekenis van lijden, een heftige en onaangename gemoedstoestand en niet in de
betekenis van iets waar je je totaal voor inzet. Een stoïcijn kon dus best een
passie voor zijn filosofie hebben en tegelijkertijd proberen zich van zijn
passies (negatieve emoties) te ontdoen. En zelfs die passies willen ze niet
helemaal uitroeien. Het gaat ze erom te leren ze zo veel mogelijk te voorkomen
en als dat niet lukt te accepteren.
Maar wat zijn de negatieve emoties of passies nu eigenlijk
voor een stoïcijn? Het gaat de stoïcijnen vooral om ontspoorde verlangens, en
om overdreven en onnodige angsten. Volgens de stoïcijnse filosoof Chrysippus, berusten
dergelijke negatieve emoties op fouten in onze redeneringen. Iemand ziet iets
gebeuren, en is daar niet tevreden mee. Hij voelt zich rot over wat er gebeurt.
Hij zegt dus eigenlijk dat er iets anders had moeten gebeuren. De wereld had
anders in elkaar moeten zitten. Volgens de stoïcijnen kunnen wij dergelijke
negatieve emoties tegengaan door na te gaan hoe de dingen ontstaan zijn. Dan
zien we dat dat wat gebeurt een noodzakelijk iets is. En over een noodzakelijk
iets kan je volgens Chrysippus onmogelijk boos of verdrietig zijn. Als wij dit
beseffen en daardoor kennis hebben van wat staat te gebeuren, zijn we onze passies
de baas.
Dit klinkt waarschijnlijk nogal abstract, daarom eerst een
voorbeeld. Stel dat ik zit te wachten op een vriendin met wie ik om acht uur
heb afgesproken. Het is half negen en ik word wat ongeduldig. Om negen uur ben
ik narrig, en om half tien ben ik zelfs kwaad en ongerust. Om tien uur gaat
mijn telefoon en zwaar geïrriteerd neem ik op. Het is mijn vriendin die me
vertelt dat ze een lekke band heeft gehad en nu zo snel mogelijk naar mij
toekomt. Welke emoties mij dan ook bespelen, mijn kwaadheid en ongerustheid
(negatieve emoties) zijn in één klap verdwenen. Het enige wat ik dus nodig had
om mijn kwaadheid weg te krijgen was kennelijk meer informatie. Was het dan wel
zo zinvol om die kwaadheid toe te laten? Ik heb geleden onder een vervelende
emotie, die achteraf volkomen overbodig blijkt te zijn. Volgens de eerste
stoïcijnen geldt dat voor iedere negatieve emotie. Volgens hen zijn negatieve
emoties het gevolg van onvoldoende kennis over de situatie. Zolang je niet weet
wat er aan de hand is, moet je er geen emotioneel oordeel over hebben. Je kunt
je oordeel beter nog even uitstellen.
Een aantal lezers zal opmerken dat die vroege stoïcijnen met
hun 1-2-3’tje van negatieve emoties naar kennis een belangrijke stap in het
emotionele proces overslaan. Ze zullen vinden dat het één ding is om alles te
weten, maar dat dit nog niet hetzelfde is als alles zomaar accepteren. Iets
weten en iets accepteren zijn voor veel van ons twee totaal verschillende
dingen. Terug naar ons eerdere voorbeeld. Ik kan prima beredeneren dat het te
laat zijn van mijn vriendin niet het gevolg was van moedwil of
vergeetachtigheid, maar dat verandert mijn emoties nog niet. Mijn boosheid en
ongerustheid komt gewoon opzetten ongeacht de bewuste logische gedachte dat er
misschien niets aan de hand is. Dat ik weet dat er ook gewoon niets aan de hand
zou kunnen zijn, betekent nog niet dat ik het ook echt accepteer en de
vervelende gevoelens van boosheid en ongerustheid kwijt ben. Dit is een
onderscheid dat in de vroege stoa nog geen rol speelt.
De sprong van een droge logische wereld naar een persoon die
die logica ook echt voelt is natuurlijk wat al te snel gemaakt. Latere
stoïcijnse denkers zoals Posidonius hielden rekening met de niet altijd
logische werking van het brein. Daarmee begon het stoïcisme voor het eerst echt
aandacht te schenken aan de psychologische aspecten van de menselijke emoties.
Uit de midden-stoa van denkers als deze Posidionius ontwikkelt zich vervolgens
de filosofie van de late stoa, die haar bloei had in de eerste periode van het
Romeinse keizerrijk. Dit waren Romeinse denkers die helemaal niet zoveel hadden
met het wat starre kennisdenken van de vroege stoïcijnen. Zij hielden zich
juist bezig met dat moeizame proces van de acceptatie. Waar hun voorgangers
zoals Chrysippus en ook Posidonius zich vooral richtten op de wetenschap en de
logica, richtten zij zich op de emoties zelf. Wetenschap en logica bleven een
belangrijke rol spelen, maar daarbij kwam nu ook de praktijk van het voelen,
denken en handelen meer op de voorgrond te staan. Het ging er dus steeds meer
om de juiste manier om je leven in te richten te vinden. De stoa gaat daarbij ook
steeds meer de nadruk leggen op een soort meditatieve oefeningen om te leren de
dingen te accepteren zoals ze zijn.
Het doel van die filosofie is dus niet zozeer het onaangedaan ondergaan van al het leed dat het leven over u kan uitstorten. Nee, het is het leiden van een goed en gelukkig leven. Het doel van de stoïcijnse filosofie is het leiden van een goed leven. Een leven dat maakt dat u ‘eudaimonia’ weet te bereiken. Een Griekse term die vaak met ‘geluk’ wordt vertaald, maar die eigenlijk veel meer omvat. Het is niet alleen maar een passief prettig gevoel, maar ook een actieve staat, een manier van doen. Naast ons geluk, gaat ‘eudaimonia’ dus ook over een goed leven, over een prettig en zinvol leven, dat voldoening schenkt aan zowel de gelukkige persoon zelf als aan zijn omgeving. Om deze ‘eudaimonia’ te kunnen bereiken moet een mens leren een ware levenskunstenaar te worden. Hij moet zich zelf de kunst van het leven eigen maken. De stoïcijnse filosofie gaat over die levenskunst en belooft dus niets meer en niets minder dan een zinvol en gelukkig leven.
zaterdag 30 september 2017
LAAT U NIET IN DE LUREN LEGGEN
Veel mensen twijfelen aan het nut van logica. Alleen al omdat de menselijke denkwijze helemaal niet logisch is. Wij denken niet volgens strakke onweerlegbare regels, wij denken vooral door middel van vaak onlogische associaties en tegenstellingen. Logica is een geabstraheerde kunstmatige taal die alleen klopt binnen een strak gedefinieerd domein, en dan alleen maar als je je aan strakke regels houdt. In de praktijk van het dagelijks leven is het helemaal niet handig om steeds aan die regels te moeten denken. Toch kan het erg handig zijn om iets van logica te weten. Met een paar basisvaardigheden komt u al een heel eind. Als u de beperkingen ervan goed in het oog houdt kan logica u helpen een betoog (van een ander of van uzelf) kritisch te beoordelen. Dat maakt het voor een ander, en uzelf, een stuk lastiger om u te bedotten.
De stoïcijnen vergeleken de filosofie met een
boomgaard: de logica zagen ze als de omheining, de fysica als de bomen en de
ethiek als de vruchten. Logica speelde in de stoïcijnse
filosofie dus een belangrijke rol. Ze deelden de filosofie op in logica,
fysica en ethiek. Logica gaat over argumenteren en redeneren. Iedereen
redeneert, u doet het dagelijks zonder er verder bij na te denken. Het is een
automatisme. U komt bij een bushalte en ziet dat er niemand staat te wachten, zonder
er verder bij na te denken concludeert u dat de bus zeker net vertrokken moet
zijn. U redeneert niet alleen zelf, maar loopt ook een heleboel redeneringen
van anderen tegen het lijf. De krant, nieuwsberichten, reclameboodschappen ze
staan allemaal vol met redeneringen. Ze kunnen ontzettend belangrijk zijn, een
arts die een levensreddende diagnose moet stellen, of buitengewoon triviaal, zal
ik jam of kaas op mijn brood doen, maar ze vormen een belangrijk bestanddeel
van het menselijk leven. De stoïcijnen vonden het dan ook vreemd dat er zo
weinig aandacht besteed wordt aan het goed en helder redeneren.
Redeneringen geven redenen voor een bepaalde mening. Zo
proberen de reclamejongens u er van te overtuigen dat er heel goede redenen
zijn om nu juist hun product te kopen en probeert een politicus u er van te
overtuigen dat het verstandig zou zijn als u op hem zou stemmen. Bij het
bepalen van de overtuigingskracht van die redenen gaan de meeste mensen op hun
gevoel af. Het meisje van de reclame glimlacht heel lief dus zal die tandpasta
wel beter zijn dan die van de concurrent. Die en die politicus loopt steeds met
een baby op zijn arm, dus hij zal wel goede ideeën over het gezin hebben. Op
die manier bepaalt uw reptielenbrein in hoofdzaak wat u van iets vindt. Van een
stoïcijn wordt verwacht dat hij verder kijkt dan zijn neus lang is. De redenen
voor een oordeel moeten eerst grondig worden bekeken voordat u daar zo maar mee
kunt instemmen.
Op het eerste gezicht kunnen bepaalde redeneringen van
bijvoorbeeld een verkoper of politicus heel overtuigend overkomen. Als stoïcijn
mag u echter niet zomaar afgaan op de eerste indruk die uw reptielenbrein u
voorschotelt. U moet, zeker als het om iets gaat dat belangrijk voor u is,
eerst even een stapje terug doen. De redenering moet eerst worden onderzocht. De
stoïcijnen gebruikten om u daarbij te helpen bepaalde regels. De onderstaande,
door mij wat aangepaste, regels vind ik zelf erg handig om een lastige
redenering, waar ik het gevoel bij heb dat er ergens iets niet deugd, eens
grondig door de mangel te halen.
- Wat is het doel van de spreker of auteur? Wie is het? Wat is zijn functie? Wat wil hij bereiken? Heeft hij misschien ook nog een verborgen agenda? Het maakt nogal wat uit of een professor in de klimatologie iets over de opwarming van de Aarde beweert, of dat het een professor in de economie is die als adviseur voor de chemische industrie werkt.
- Wat wordt er beweerd? Welke conclusies worden er getrokken? Soms wordt de echte bedoeling van een betoog verstopt tussen allerlei afleidingen of vage uitspraken.
- Welke argumenten (premissen) worden aangevoerd om de conclusies te ondersteunen? Let daarbij vooral op signaalwoorden als: ‘omdat’, ‘daarom’, ‘ten gevolge van’. Dit soort woorden wijzen vaak op argumenten en conclusies van een redenering.
- Bestaat er onduidelijkheid over de betekenis van bepaalde woorden of uitdrukkingen? Worden er vage of multi-interpretabele woorden gebruikt. Veranderen er woorden in de loop van het betoog van betekenis, en wat betekent dat dan voor het betoog? Zo zal een rechtvaardige verdeling van de rijkdom voor een socialist heel iets anders betekenen dan voor een liberaal.
- Zijn de argumenten acceptabel? Kloppen de argumenten inhoudelijk? Met andere woorden zijn de argumenten wel waar? Ga eens kijken wat andere over het onderwerp zeggen. Bestaat er misschien een wetenschappelijke consensus over het onderwerp?
- Is de gevolgde redenering juist? De argumenten kunnen nog zo waar zijn, zonder een logisch kloppende redenering is de conclusie onjuist. Zit er een contradictie verborgen in wat er wordt beweerd? Een inconsistentie is dodelijk voor ieder betoog.
- Liggen er impliciete vooronderstellingen aan het betoog ten grondslag? Let daarbij vooral op verzwegen waardeoordelen. Dit kan wijzen op een verborgen agenda. Iemand die er van overtuigd is dat communisten niet deugen zal een heel ander verhaal ophangen dan een fervent aanhanger van Marx.
- Welke tegenargumenten bestaan er die de conclusie zouden kunnen ontkrachten? Heeft de auteur die genoemd en voldoende weerlegd? U kunt ook eens kijken hoe anderen over het onderwerp denken.
- Hoe eerlijk heeft u het betoog beoordeeld? Bent u zelf niet bevooroordeeld en hebt u wel voldoende op de bedoeling van de auteur gelet? Misschien is niet alles even helder geformuleerd en moet u soms tussen de regels door lezen. De kritische beoordeling van een tekst is voor een stoïcijn geen wedstrijd of debat. Het is niet de bedoeling om elkaar vliegen af te vangen, maar om verder te komen in het begrip van het onderwerp van het betoog.
- Probeer zo objectief en eerlijk mogelijk te zijn. Het gaat een stoïcijn om de feiten en niet om één of ander ideaal. Dat geldt zelfs als die feiten in strijd met de stoïcijnse leer lijken te zijn. Het stoïcisme wil geen strakke dogmatische leer zijn, maar probeert altijd vatbaar te zijn voor nieuwe inzichten en verandering.
zondag 17 september 2017
GELUK, DEUGDZAAMHEID EN VIRTUOSITEIT
Alles draait voor een stoïcijn om deugd, ‘areté’ in het
Grieks of ‘virtus’ zoals de Romeinen dat noemden. Het woord ‘areté’ of ‘virtus’
heeft in de Oudheid echter wel een heel andere betekenis dan de moderne deugdzaamheid.
Het heeft helemaal niets te maken met onze associatie met braaf en kuis. Zelfs
dingen en gebruiksvoorwerpen konden deugdzaam zijn, ‘virtus’ bezitten. Een goed
stuk gereedschap dat geschikt is voor zijn werk, of een mooi en sterk werkpaard
konden net zo goed deugdzaam zijn als een mens. Deugd wordt door de stoïcijnen niet
alleen als ethisch correct, maar ook, en eigenlijk zelfs meer, in de moderne
betekenis van deugdelijk gebruikt. Alles wat goed en efficiënt functioneert,
zoals een deugdelijke hamer, heeft ‘virtus’. Dat geld zowel voor voorwerpen als
voor mensen. Een deugdzaam mens is voor een stoïcijn een mens die goed functioneert,
die gelukkig is en zich volledig heeft weten te ontplooien. Een voorbeeld om
één en ander wat inzichtelijker te maken.
Uw eenzame moeder is ernstig ziek en hulpbehoevend. Als goede
dochter (of zoon) trekt u bij haar in om haar te verzorgen. U kiest er voor om
zelf geen relatie te hebben en laat uw carrière voor wat het is. Kortom u
offert u op voor het welzijn van uw moeder. In de christelijke traditie zou dit
als een bijzonder deugdzame stap worden gezien. Het feit dat u door uw keuze
minder gelukkig of zelfs ongelukkig wordt, maakt het zelfs nog deugdzamer. Voor
een stoïcijn zou dit, om in de terminologie van de christelijke traditie te
blijven, een doodzonde zijn. Het is zeker niet verkeerd om u om uw hulpbehoevende
moeder te bekommeren, maar u mag uzelf niet voor haar opofferen. Stoïcijnse
deugdzaamheid richt zich op het leiden van een goed en prettig leven. Het wil
dat u uw talenten ontplooit en de dingen doet die u gelukkig maken. U moet er
achter zien te komen waar u goed in bent en wat u gelukkig maakt en moet u daar
op richten. Dat zijn de dingen die u deugdzaam, in de stoïcijnse betekenis van
het woord, maken.
Nog een voorbeeld. Bij een avondje uit ontmoet een leuke man
of vrouw. U heeft het ontzettend gezellig en kunt het enorm goed met elkaar
vinden. Eigenlijk heeft u wel zin om als afsluiting van de avond met elkaar het
bed in te duiken. Maar deugdzaam als u bent weet u dat een net meisje of een
nette jongen dat niet doet. Je hebt de eerste keer dat je elkaar ontmoet geen seks,
dat hoort nu eenmaal niet, dat is niet deugdzaam. Een stoïcijn zou dit de
grootst mogelijke lariekoek vinden. Zolang u uzelf nog een ander er kwaad mee
doet is er geen enkele rede om af te zien van iets waar u plezier aan beleefd.
U moet bij het woord ‘deugd’ dus helemaal niet denken aan
netjes en braaf (de stoïcijnen waren allesbehalve braaf), maar eerder aan
‘virtuoos’. Virtuoos betekent volgens de Van Dale iets technisch volmaakt
beheersen. Je kunt een virtuoos violist zijn, een virtuoos danser of een
virtuoos schermer. Stoïcijnse virtuositeit is vooral op de praktijk van het
leven gericht. Een stoïcijn streeft er naar om een virtuoos leven te leiden.
Hij wil een expert in de levenskunst zijn en daardoor een gelukkig leven
leiden. Het gaat erom dat een mens zich onder de gegeven omstandigheden zo goed
mogelijk ontplooit. Hij moet woekeren met zijn kansen en talenten om een zo
volledig mogelijk mens worden.
maandag 4 september 2017
DE STOA EN DE TUIN
Toen Zeno van Citium rond 300 v. Christus een
filosofieschool stichtte in de beschilderde markthal (stoa poikilé) van Athene
was daar een paar jaar eerder in een tuin net buiten de stad de school van
Epicurus opgericht. Destijds wees niets er nog op dat dit de twee grote elkaar
beconcurrerende scholen van de latere Oudheid zouden worden. De filosofie van
Zeno lijkt haast op alle punten het tegendeel van de leer van Epicurus. Volgens Epicurus bestond de kosmos uit een totale chaos van
toevalligheden. Je kon je daar als mens maar beter zo min mogelijk van
aantrekken en proberen in het verborgene een zo prettig mogelijk leven te
leiden. Tegenover het absolute toeval van de epicuristen plaatste Zeno
een door natuurwetten beheerste wereldorde. De oneindige ruimte waarin zonder reden
of oorzaak werelden ontstaan en spoorloos verdwijnen wordt vervangen door één
enkele kosmos die zich periodiek herhaalt en hernieuwt.
Voor de stoïcijnen bestaat er geen
toeval, integendeel, alles hangt met elkaar samen via een strikt netwerk van
oorzaak en gevolg. Alles wat gebeurt, heeft invloed op ons leven, en ons leven
heeft invloed op alles wat gebeurt. Haal één radertje uit het systeem weg, en
het systeem is niet meer hetzelfde. Wij als mensen zijn op die manier
onlosmakelijk verbonden met de hele kosmos. Een kosmos die bovendien naar logische
en redelijke wetten luistert. Het is volgens de stoïcijnen dan ook allerminst
toevallig dat wij mensen begiftigd zijn met de capaciteit die logische rede te
begrijpen. We maken er immers deel van uit. Zodoende hebben wij mensen het
vermogen om de natuurwetten te doorgronden en ons daar naar te richten. De
menselijke logica is volgens de stoïcijnen dan ook een natuurgegeven. Daarmee
leren wij de oorzaak-gevolg-ordening van de wereld begrijpen.
Verder geloven de filosofen van de tuin in persoonlijke goden
die zich in hun absolute gelukzaligheid niets van de rest van het universum,
laat staan van de mensheid, aantrekken. De natuur is bij hen onverschillig en
vijandig. Bij de stoïcijnen bestaan geen persoonlijke goden, maar wordt het
hele universum als goddelijk aangemerkt. In plaats van een vijandig volstrekt
willekeurige wereld bestaat er volgens hen een fundamentele verwantschap tussen
de natuur en de mensen. De epicuristen geven niets om cultuur, wetenschap en
logica, ze zien het hooguit als een hulpmiddel om genot te verwerven. De
stoïcijnen daarentegen zien het als een morele plicht om zichzelf te
ontwikkelen.
Er is ook een moreel verschil tussen
Epicurus en de stoa. Epicurus stelde het genot als uiteindelijke maatstaf. Maar
Epicurus laat zich hiermee volgens de stoïcijnen afleiden van de werkelijke zin
van ons bestaan. Het is niet zo dat stoïcijnen zich afwendden van alle genot,
wat ten onrechte soms wel gedacht wordt, maar door zich te richten op genot,
laat je je volgens hen maar afleiden van waar het werkelijk om gaat. Genot is
maar tijdelijk. Werkelijk geluk valt volgens de stoa alleen maar te bereiken
als we ons richten op de wetten van de natuur. Een wijze vecht niet tegen de
gebeurtenissen. Hij beseft dat iedere gebeurtenis plaatsvindt omdat het moet
gebeuren, volgens de wetten van de natuur. En hij beseft dat het aanvaarden van
de natuur zoals zij is, de enige manier is om gelukkig te worden. Dit is de kern
van de stoïcijnse filosofie, een filosofie die vijf eeuwen lang dominant zou worden in de westerse filosofie: van de hellenistische
tijd tot diep in de Romeinse tijd.
Ook maatschappelijk zijn het epicurisme en de stoa twee
tegenpolen. De epicureeër verbergt zich met een groepje vrienden in zijn tuin
en wil niets met andersdenkenden te maken hebben. Hij leeft zo onopvallend en
teruggetrokken als maar mogelijk is en streeft naar genot en afwezigheid van
pijn. De stoïcijn staat midden in de maatschappij en doet alles wat in zijn
vermogen ligt om een prettige en rechtvaardige samenleving te creëren. Ze zijn
niet bang om daarbij zo nodig tegen heilige huisjes aan te schoppen. Hij probeert
zichzelf zo goed als mogelijk is te ontwikkelen en al zijn talenten te ontplooien.
In de Romeinse tijd was het voor de gegoede burgerij de
gewoonte om voor één van deze twee levenswijzen te kiezen. Dat was bepaald geen
sinecure want de rest van hun leven zou voortaan bepaald worden door de
leerstellingen van zijn school.
zaterdag 19 augustus 2017
EEN SPOEDCURSUS STOÏCISME DEEL III
Stoïcijnse ethiek
De in het vorige deel
van deze spoedcursus besproken wereldrede vormt eigenlijk de basis waarop de stoïcijnse
ethiek is gebouwd. Omdat de mens deel uitmaakt van de natuur en dus ook van die
onpersoonlijke maar wel bewuste wereldrede, moet hij in harmonie met die natuur
leven. Als deel van de natuur ben je als mens dus ook een deel van de
wereldrede. De stoïcijnen zeggen zelfs dat de natuur alleen al door het bestaan
van bewuste wezens als de mens een zelfbewustzijn heeft. De mens is zich bewust
van de werkelijkheid om hem heen en maakt zelf deel uit van die werkelijkheid.
Per definitie is die werkelijkheid zich dus bewust van zich zelf.
Waar de rest van de
natuur zonder al te veel problemen in harmonie met zichzelf verkeert, moet de
mens, juist omdat hij deel van de wereldrede is, actief meewerken om die
harmonie te bereiken. De hele stoffelijke wereld is gebonden aan de
(natuur)wetten van de wereldrede. Alles gebeurt noodzakelijkerwijs in
overeenstemming met de wet van oorzaak en gevolg. Alleen een bewust wezen als
de mens is niet volledig onderworpen aan die wet. Door deel te zijn van de
wereldrede heeft de mens een beperkte vorm van vrije wil. Die vrije wil kan hij
gebruiken om in harmonie met de wereldrede te komen en gelukkig te worden. Dit
kan alleen door deugdzaam te leven.
Virtuositeit als doel van het leven
Voor de stoïcijnen had
de term deugdzaam niets te maken met netjes en fatsoenlijk, de term stond voor
een optimale mentale toestand. Een toestand van geestelijk welbevinden en
intellectuele scherpte. Deugdzaamheid of, zoals de stoïcijnen het noemen,
virtuositeit, is het enige wat ons geluk kan garanderen. Dingen als geld,
succes en roem zijn misschien wel leuk, maar hebben volgens de stoïcijnen niets
met een gelukkig leven te maken. Er is absoluut niets mis met deze zaken en ze
kunnen zeker deel uitmaken van een goed leven, de stoïcijnse filosoof Seneca
was naar moderne maatstaven zelfs een multimiljardair, maar ze hebben niets te
maken met geluk. Het obsessioneel nastreven van dit soort dingen is doorgaans
zelfs slecht voor het mentaal welbevinden en leidt alleen maar tot stress en
negatieve gevoelens.
De stoïcijnen hadden
een heel systeem van deugden en ondeugden uitgedokterd. De wijsheid is de
belangrijkste deugd. Wanneer je wijs bent heb je inzicht en heb je automatisch
ook andere deugden als moed, rechtvaardigheid en matigheid. Tegenover de
genoemde hoofddeugden staan de belangrijkste ondeugden: de domheid, lafheid,
onrechtvaardigheid en hebzucht. Alleen een wijze kan volledig deugdzaam of
eigenlijk zoals de stoïcijnen het noemen, virtuoos zijn. Een stoïcijnse wijze
heeft een perfect inzicht in de wereldrede, hij kan niet misleid worden en
leeft in perfecte harmonie met de natuur. Hij heeft wel wat weg van een
boeddhistische verlichte, maar is daarbij ook nog eens praktisch aangelegd. Een
dergelijke persoon bestaat natuurlijk niet en de stoïcijnen wisten dat zelf ook
wel. Ze zeiden dat een wijze net zo zeldzaam was als de Ethiopische Phoenix en
zelfs de stoïcijnen wisten dat een dergelijke magische vuurvogel niet bestond. Zoals
we zagen ging het hen sinds Panaetius dan ook niet meer om het bereiken van
echte perfecte wijsheid, maar om de weg daar naar toe. De weg is het doel zoals
de taoïsten het zeggen. Ook weer zo’n Oosterse filosofie met stoïcijnse
trekjes.
De virtuositeit is
voor de stoa de weg naar wijsheid. Omdat virtuositeit het enige goede is dient
zij alleen al om haarzelf te worden nagestreefd. Alle andere dingen moeten de
naar virtuositeit strevende mens onverschillig laten. Het zijn de zogenaamde
‘adiaphora’ de onbelangrijke dingen. Daaronder vallen dingen als genot en pijn,
rijkdom en armoede, gezondheid en ziekte, maar ook leven en dood. Dat betekent
niet dat het een stoïcijn niet uitmaakt of hij leeft of dood is, rijk of arm
is. Een deel van de ‘adiaphora’ verdienen sterk de voorkeur. Een stoïcijn mag
rijkdom, schoonheid, leven en gezondheid best nastreven en het is voor een
stoïcijn volkomen normaal om dingen als armoede, lelijkheid, dood en ziekte te
vermijden. Hij moet zich er echter steeds van bewust blijven dat het dingen
zijn die voor een virtuoos en gelukkig leven niet persé nodig zijn. Een
stoïcijn kan er net zo makkelijke zonder.
Nauw verbonden met de
term ‘adiaphora’ is het woord ‘apatheia’. ‘Apatheia’ betekent vrij zijn van
vervelende negatieve emoties. Negatieve emoties of ‘patheiai’ beïnvloeden het
welzijn negatief. Volgens de stoïcijnen zijn onze emoties het gevolg van een
waardeoordeel. Ze zijn het gevolg van de gedachte dat er iets slechts of goeds
gebeurd is of op het punt staat om te gebeuren. Veel vervelende en negatieve
emoties zijn echter het gevolg van een verkeerde inschatting van de situatie.
Maar juist doordat ze het gevolg zijn van ons eigen oordeel kunnen we er invloed
op uit oefenen. Verander je waardeoordeel en je verandert je gevoelens.
Zoals we eerder zagen
worden onze waarnemingen automatisch door ons reptielenbrein (de hersenstam)
van een pre-emotie voorzien. Ons verstand dat in de hersenschors zetelt, krijgt
dus een al door het reptielenbrein voorgekleurde indruk van de buitenwereld
voorgeschoteld. Bij de meeste mensen wordt deze pre-emotie zonder morren
overgenomen en door het verstand in een volwaardige emotie omgezet. Stoïcijnen
willen echter dat je je van deze omzetting bewust wordt. Je moet de pre-emotie
wegen en je verstand bewust laten beslissen of je al dan niet met die
pre-emotie mee wilt gaan. Dat geeft een stoïcijn de kans om te kijken of een
pre-emotie rationeel of irrationeel is. Je zult er dan achter komen dat veel
van onze vervelende emoties niet zo rationeel zijn en best door het verstand
verworpen kunnen worden.
Vervelende emoties
zijn echter niet onder alle omstandigheden ook negatieve emoties of ‘patheiai’.
Als je bang wordt voor een op je af lopende muis is er duidelijk sprake van een
irrationele pre-emotie. Deze vervelende emotie moet absoluut worden verworpen.
Als er echter een vrachtwagen op je af komt denderen is dezelfde emotie heel rationeel
en heb je alle reden om bang te zijn. Er wordt altijd gedacht dat een stoïcijn
zijn emoties onderdrukt of zelfs het bestaan ervan ontkent. Niets is echter
minder waar, een stoïcijn kan een heel emotioneel mens zijn. Geen enkele emotie
wordt uitgesloten. Hij streeft er echter wel naar om zo min mogelijk vervelende
emoties te voelen en om alleen de emoties te voelen die ook echt passen bij de
omstandigheden. Hij probeert zijn waardeoordelen over dingen en gebeurtenissen dan
ook zo aan te passen dat hij zo veel mogelijk in een prettige mentale toestand
verkeert. ‘Apatheia’ duidt op innerlijke rust op harmonie met de wereld en
zichzelf. Het is geen ongevoelige passieve levenshouding, maar juist een
plezierige en uiterst actieve.
zaterdag 12 augustus 2017
EEN SPOEDCURSUS STOÏCISME DEEL II
Stoïcijnse (Meta-) fysica
Opvallend voor de
stoïcijnen is dus hun op de praktijk van het dagelijks leven gerichte denken en
hun relatief weinig contemplatieve instelling. De stoïcijnse filosofie beperkt
zich niet tot de theorie en het gedachteleven van zijn aanhangers, maar vergt
een daadwerkelijke inspanning in het hier en nu van het dagelijks leven. Toch
werd het theoretische deel van de filosofie niet vergeten. De tot op de dag van
vandaag gebruikelijke indeling van de wijsbegeerte in logica, fysica en ethica
is door de grondlegger van het stoïcisme, Zeno, ingevoerd. Zeno vergeleek de filosofie
met een mooie tuin: de logica vormt de omheining, de fysica de aarde en de
planten en de ethica de bloemen en vruchten. Hoewel de stoïcijnen bekendstonden
als uitmuntende logici gaat het het kader van deze spoedcursus te buiten om op
hun logica in te gaan. Eigenlijk is dat jammer, want de logica vormde een
onmisbaar onderdeel van hun systeem en werd als noodzakelijk beschouwd om de
andere onderdelen goed te kunnen begrijpen. Mocht u er belangstelling voor
hebben dan kan ik u zeker aanraden om eens wat meer over de logica te weten te
komen. De behoorlijk geavanceerde stoïcijnse logica raakte in de Middeleeuwen
in de vergetelheid en werd pas aan het begin van de vorige eeuw herontdekt.
De stoïcijnen zeggen
dat alles wat we over de natuur buiten onszelf te weten kunnen komen tot stand
komt via zintuigelijke waarneming. Deze waarnemingen brengen in onze hersenen
een indruk te weeg. Volgens de stoïcijnen wordt die indruk volautomatisch van
wat zij een pre-emotie noemen voorzien. Tegenwoordig weten we dat dit inderdaad
klopt. De zintuigelijke indrukken bereiken onze hersenen bij de hersenstam. Dit
primitiefste deel van ons brein, ook wel het reptielenbrein genoemd, kleurt
onze waarneming in een reflex met een eerste emotie. Moet ik vluchten voor een
sabeltandtijger, of moet ik juist ergens achteraan rennen omdat het eetbaar is?
Deze gekleurde indruk doet echter nog geen echte kennis ontstaan. Het verstand
moet zijn toestemming verlenen aan die indruk en mag dat alleen doen als de
waarneming redelijkerwijs aan geen enkele twijfel onderhevig is. Op dat moment
kan aan die indruk een voor de situatie relevante volledige emotie worden
verbonden. Kennis is dan zintuigelijke informatie over de stoffelijke
werkelijkheid waar het verstand mee heeft ingestemd. Deze kennis wekt een
gevoel op. Een gevoel dat doordat de indruk de zeef van het verstand gepasseerd
is als rationeel en kloppend kan worden aangemerkt. Via deze redenering maken
de stoïcijnen een verbinding tussen hun logica, fysica en ethiek.
De natuur is dus stoffelijk,
een andere werkelijkheid bestaat niet. Voor de stoïcijnen zit er geen
esoterische wereld achter de werkelijkheid verstopt. Het kan zijn dat mensen
niet gebouwd en in staat zijn de volledige werkelijkheid te kennen, maar dat
neemt niet weg dat die werkelijkheid wel bestaat en stoffelijk van aard is. Die
materiële werkelijkheid wordt dan weer wel onderverdeeld in twee beginselen.
Beginselen die volgens de stoïcijnen twee kanten van dezelfde medaille zijn.
Het zijn twee aspecten van een en dezelfde werkelijkheid. Stoïcijnen maken
onderscheid tussen een passief aspect en een actief aspect van de natuurlijke
werkelijkheid.
Het passieve aspect is
onbepaald en ongevormd, maar is vatbaar voor verandering. Het actieve aspect is
het vormende beginsel van de werkelijkheid. Hiervoor gebruikten de stoïcijnen
een heel scala aan benamingen. Het werd het noodlot, de levensadem (pneuma),
het vuur of de energie, de natuurwet, maar vooral ook de rede of logos genoemd.
Die logos is de fundamentele wet van oorzaak en gevolg en veroorzaakt alles wat
er gebeurt. Niets van wat er gebeurt, gebeurt zonder oorzaak. Alles gebeurt dus
volgens de natuurwetten van de logos en alles moet dan ook noodzakelijk
gebeuren. De stoa ziet de wereld als een gesloten geheel waarin alles met alles
door oorzakelijkheid is verbonden.
Volgens de stoïcijnen kan
je je maar beter schikken naar die logos. Ze hadden dan ook als belangrijkste
leefregel: ‘Leef in overeenstemming met de natuur’. Een stoïcijn streeft ernaar
in harmonie met de natuurlijke werkelijkheid te leven. Dit betekent niet dat
hij iedere ochtend een praatje maakt met zijn geraniums of de boom om de hoek
knuffelt. Nee hij is zich er sterk van bewust dat wij maar een heel klein onderdeel
van een groter geheel van oorzakelijke verbanden vormen. Dat grotere geheel, de
natuur, het universum, god of hoe je dat ook wilt noemen, is dan wel weer een
organische bewust iets. Dat klinkt niet erg logisch en materialistisch, maar de
stoïcijnen hadden daar een toch wel aardig plausibele redenering bij.
Als een ingewikkeld,
maar niet al te groot organisme als de mens zich al bewust is van zichzelf en
zijn omgeving, dan moet een nog veel ingewikkelder en gigantisch, want
alomvattende, entiteit als het universum zich ook wel bewust zijn. Daar komt
nog eens bij dat die kleine mens die zich bewust is van het universum
tegelijkertijd ook deel uitmaakt van dat universum. Dat betekent dat het
universum alleen al door het bestaan van de mens zich per definitie ook bewust
moet zijn van zichzelf.
Dat stoïcijnse
universele bewustzijn is geen man met een baard op een wolk, zover gingen de
stoïcijnen nu ook weer niet. Maar wel iets met een vorm van bewustzijn en een
soort doelgerichtheid. Iets dat veel meer omvattend is dan ons eigen
bewustzijn, maar desalniettemin vormt ons eigen bewustzijntje een minuscuul
onderdeel van dat veel grotere en totaal andere ultieme, want alles omvattend,
geheel. Een geheel waar we geen enkele invloed op kunnen uitoefenen. Het volgt
zijn eigen (natuur)wetten en processen waar de betekenis ons doorgaans totaal
van ontgaat en waar we niets aan kunnen veranderen. Voor een stoïcijn is het
een troostende gedachte te beseffen dat er veel dingen zijn waar we geen of zo
goed als geen invloed op kunnen uitoefen. Dingen die we gewoon moeten
accepteren of ze nu leuk zijn of niet. Het leidt alleen maar tot totaal
overbodige en zinloze negatieve emoties als je probeert tegen de loop van de
dingen in te gaan. En het leven is al moeilijk genoeg zonder dat je achter
windmolens aanjaagt.
De stoïcijnse
werkelijkheid, het stoïcijnse universum is dus bezield met een soort
bewustzijn. De materialistische stoïcijnen weten zo via de achterdeur toch nog
behoorlijk esoterisch te worden met hun gedachte dat alle materie, energie,
ruimte en tijd een vorm van bewustzijn kent. Dat bewustzijn zou je de
wereldrede kunnen noemen. Omdat die wereldrede niet als een persoonlijke
godheid wordt opgevat, maar al het bestaande omvat wordt het stoïcisme als
pantheïstisch aangemerkt.
woensdag 9 augustus 2017
HELP DE WERELD VERGAAT!
We leven in benarde tijden. De klimaatsverandering gaat onze
Aarde in één grote woestijn veranderen, maar nog voor het zover gaat komen
zullen islamitische horden de wereld in één grote hel van oorlog en martelingen
storten. O nee, nog voor die tijd zullen vluchtelingenstromen de moderne beschaving
uitroeien en zullen brulkikkers als Trump en Poetin een nucleaire oorlog ontketenen.
Als we dat moment tenminste redden want de kans is groot dat de meeste onder
ons eerst bezwijken aan onveilig en besmet voedsel, of aan één van die nieuwe
enge ziektes.
Overal waar je maar kijkt lijkt een gevoel van algemene
paniek de kop op te steken. Meer of minder dubieuze politici en volksmenners
vinden het heerlijk om telkens weer een nieuwe noodtoestand uit te roepen. En een
dergelijke grootschalige noodtoestand vereist natuurlijk een oplossing van
bovenaf. Het enige mogelijke antwoord is een mobilisatie van de samenleving als
geheel en de vestiging van een of andere vorm van dictatuur die de mensen
verenigt rondom één enkel doel. En als je behoefte hebt aan zo’n
commandostructuur, misschien met jouzelf en je vrienden (die trouwens al snel
niet langer je vrienden zullen zijn) aan het hoofd, dan doe je er goed aan een
noodtoestand te verzinnen die deze oplossing nodig maakt. Denk aan de
Franse Revolutie. Zij die de macht overnamen van de koning en het hof (de girondijnen,
zoals ze genoemd werden) waren voor het grootste deel redelijke, tot een
compromis bereide mensen, die streefden naar een vergelijk met de bestaande
orde en de rechtzetting van oude misstanden. Hun plaats werd echter onder
uitroeping van een noodtoestand algauw ingenomen door de jakobijnen onder
leiding van Saint-Just en Robespierre. Het Franse volk werd gewaarschuwd voor
de dreigende ondergang als er niet onmiddellijk iets werd gedaan en ze
beloofden een nieuwe orde die voorgoed een eind zou maken aan de diepere
oorzaken van maatschappelijke conflicten. Een heel bekend scenario dat al vaker
was voorgekomen en in de moderne tijd bedienden figuren als Hitler, Stalin, en
Mao zich van deze tactiek, die dus ook tegenwoordig weer enorm populair is. Kijk
maar naar de fanatieke milieuactivisten, de populisten en zelfs de liberale
marktdenkers zijn er niet vies van om de kaart van de collectieve paniek uit te
spelen.
Met een dergelijke
populistische tactiek proberen bewegingen van allerlei pluimage mensen te verenigen
rond een collectief doel. Daarmee bieden ze hun aanhangers de bemoediging van
de solidariteit aan mensen die tot dan toe kampten met gevoelens van
hulpeloosheid en vervreemding. Ze groeien doordat ze een politiek platform
bieden aan de passies van de groep en de religieuze oerervaring: de ervaring
lid van een gemeenschap te zijn.
Onheilsprofetieën
en voorschriften voor wie verlossing zoekt zijn twee kanten van dezelfde
medaille. Zo gaan ook de grote heilsreligies te werk: eerst confronteren ze
zondaars met een beschrijving van hun situatie die geen andere uitweg lijkt
open te laten dan louter wanhoop, om vervolgens hoop te bieden in de vorm van
een alomvattende leer, de weg van zuiverheid en onderwerping, de enige kans op
verlossing. Het doemscenario heeft tot gevolg dat alle geloof in kleinschalige,
door onderhandeling verkregen oplossingen wordt weggenomen en in plaats daarvan
een groot en alomvattend heilsverlangen wordt gecreëerd. Dan wordt de
verlossing aangeboden, op een manier die niets anders vereist dan
gehoorzaamheid. Verder spreekt de leer van gevaren: er zijn onder ons gezellen
van de duivel, die met hun verkeerde oplossingen even zovele valstrikken zetten
voor wie niet oplet; zij moeten worden opgespoord en uitgeroeid, wil de weg
naar het heil niet worden verduisterd. De jacht op en vervolging van ketters
maakte daarom een belangrijk deel uit van de activiteiten die populistische en religieuze
bewegingen tot op de dag van vandaag van hun leden eisen, en zodra de
verlossingsillusie heeft overwonnen wordt politiek tot ketterjacht,
partijstrijd en het opsporen van ‘de vijand in eigen huis’. Het behoeft geen
betoog dat we hier in de huidige omstandigheden niets mee opschieten. Maar de
neiging is er, en het is goed die te begrijpen.
Kortom waar u ook kijkt overal heerst paniek of wordt paniek
gezaaid. Dit oprechte gevoel van paniek is niet het resultaat van het
verzamelen van op feiten gebaseerd bewijsmateriaal. De paniek komt eerst, het
bewijsmateriaal komt later wel. En het is de paniek waar men aan vasthoudt als
het bewijsmateriaal niet voorhanden blijkt te zijn. Voor een stoïcijn is paniek
natuurlijk een te vermijden negatieve emotie, die bovendien meestal niets met
de feiten te maken heeft. Een rationeel feitenonderzoek zou de basis voor de
oplossing van elk serieus probleem moeten zijn, maar is dat doorgaans niet. Paniek
is wel een heel natuurlijke reactie die in de oertijd ooit een belangrijke rol
speelde bij de overleving van de menselijke soort. Het uitroepen van de
noodtoestand doet een appél op iets heel dieps in de menselijke natuur: een
residu van oude angsten en collectieve paniek, afgezet in de duistere tijden
waarin onze soort zijn oorsprong vond. Het collectieve alarm, waarbij het
alfamannetje voorgaat in een massabeweging van vechten of vluchten, is een oude
aanpassing, die thans in tijden van politieke orde en rationele discussie haar
functie verloren heeft, maar daardoor niet minder reëel is geworden. Zolang
onze beschaving duurt, en ondanks het prachtige bestuursapparaat dat ons is
nagelaten door de Griekse democratie, het Romeinse recht en de
joods-christelijke tucht van vergiffenis en naastenliefde, hebben we panische
massabewegingen gezien, soms op gang gebracht door een werkelijk dreigend
gevaar van oorlog, invasie of pest, maar even zo vaak voortgekomen uit de
verbeelding, wanneer gedachten over het laatste oordeel, over hekserij en het
werk van de duivel, over de wederkomst van Christus of het eind der tijden,
zich razendsnel verbreidden door de sidderende massa’s goedgelovige, onwetende
mensen. Wie de straat op rent onder het roepen van ‘Het einde is nabij!’ weet
zich van een publiek verzekerd. Of het nu seculier of godsdienstig is, dit
onverzoenlijke doemdenken gaat altijd gepaard met een volledige afwijzing van
het leven zoals het werkelijk is.
Zich verenigen
voor een grote zaak maakt opofferingen gemakkelijker, geeft duidelijke doelen
en strategieën en produceert het soort kameraadschap dat we in legers en
religieuze missies zien. Het verlangen naar dit soort kameraadschap is ons
stellig ook door de evolutie ingeplant. Mensen die niet in staat waren zich op
deze manier te verenigen zouden door een noodtoestand worden overweldigd; ze
zouden zich niet tegen aanvallen kunnen verdedigen en in de omstandigheden van
jagers en verzamelaars waarschijnlijk gedoemd zijn te verhongeren.
Maar, volgens
de stoïcijnen zijn het juist deze oude aanpassingen waar we een remedie en
tegenwicht voor moeten vinden nu we immers beschikken over die hoogste vorm van
aanpassing: de rede. Lidmaatschap van doelgerichte organisaties heeft als
nadeel dat het doel zelf niet meer zomaar aan kritisch onderzoek kan worden
onderworpen, dat men in het belang van de eenheid aan de interne gebreken en
tegenstrijdigheden moet voorbijgaan en dat critici onvermijdelijk worden
behandeld als vijanden, als mensen die ‘er niet bij horen’ en die buiten het
bereik van de eerste persoon meervoud vallen. Dit verklaart ongetwijfeld het
negatieve karakter van zo veel radicale campagnes, die vaak veel duidelijker zijn
over waar ze tégen zijn dan over waar ze vóór zijn. Vernietigen is gemakkelijk,
creëren moeilijk. Het is gemakkelijk aan te geven waar het ressentiment zich
tegen richt, en dat neer te halen; het is moeilijker aan een wereld te bouwen
waarin mensen in vrede leven met diegenen die hun meningen niet delen of die
meer geluk hebben dan zijzelf.
Een stoïcijn zal ten alle tijden proberen te voorkomen zich
mee te laten slepen door een dergelijke groepsdruk en de neiging om achter de
leider aan te lopen. Deze neigingen zijn weliswaar natuurlijk en het gevolg van
miljoenen jaren van natuurlijke selectie, maar zijn in de huidige tijd
contraproductief en een bron van veel, te voorkomen, ellende. De mens beschikt
over een andere niet minder natuurlijke neiging die in staat is de hier
beschreven negatieve gevolgen te voorkomen: de rede.
zaterdag 5 augustus 2017
EEN SPOEDCURSUS STOÏCISME DEEL I
Inleiding
In het oude Athene was
het stoïcisme één van de vier grote filosofische scholen. Naast Plato's
Academie, het Lyceum van Aristoteles en de tuin van Epicurus was de stoa de
vierde 'universiteit' van de antieke wereld. De enige universiteit die zijn
lessen gratis en in het openbaar aanbood. De naam stoa komt van de halfopen overdekte
marktplaats waar Zeno, de oprichter van de school, zijn lessen gaf. Deze marktplaats
of stoa lag in het centrum van Athene en de achtermuur was versierd met
kleurige schilderingen. De zuilengalerij werd daarom ook wel de ‘stoa poikilè’,
de veelkleurige zuilengalerij, genoemd.
Tot de komst van de
stoïcijnse school speelde het individu in de Griekse filosofie een
ondergeschikte rol. De rol van het individu lag in zijn functioneren binnen de ‘polis’,
de stadsstaat. Het ging dus niet om wie iemand was, maar om wat hij was, om wat
zijn functie was binnen de sociale structuur van de stad. Met de veroveringen
van Alexander de Grote en het ontstaan van een groot panhelleens rijk kwam er
verandering in dit overwegend sociale denken. De stoïcijnse filosofie en haar
grote concurrent het epicurisme, hield zich meer bezig met het menselijk gedrag
in het dagelijks leven dan met allerlei abstracte waarheden. Ze probeerden de
mens als individu weerbaar te maken tegen alle bedreigingen die zijn geluk en
welzijn in de weg stonden.
Geschiedenis
Het geven van een
beknopt overzicht van de stoïcijnse filosofie is haast niet te doen. Van de oorspronkelijke
Griekse stoïcijnen zijn nauwelijks geschriften overgeleverd. Bijna alles wat we
van de eerste driehonderd jaar van het stoïcijnse denken weten komt uit citaten
in de boeken van Romeinse schrijvers als Cicero en Seneca. Ook de anti-stoïcijnse
Plutarchus geeft een aantal citaten uit de werken van de eerste stoïcijnen,
maar hij probeert zijn stoïcijnse tegenstanders in een zo kwaad mogelijk daglicht
te plaatsen. Dit helpt allemaal niet om een goed beeld te schetsen van de
vroegste stoïcijnse ideeën. Daar komt nog eens bij dat het stoïcisme een van
nature dynamische filosofie is. De stoïcijnse filosofie is niet statisch en
dogmatisch, maar constant in beweging. Nieuwe ideeën en inzichten worden zonder
problemen in de leer opgenomen. Er is zelfs een stoïcijns gezegde dat zegt: ‘Ik
heb Zeno lief, maar de waarheid is mij liever’. Verandering en aanpassing van
de heersende leer vormden dus een belangrijk onderdeel van die leer. Stoïcijnse
filosofen stimuleren hun leerlingen dan ook om niet alleen bij de eigen
doctrine te rade te gaan. Stoïcijnen incorporeerden dan ook de door hen
bewonderde stellingen uit andere filosofische tradities in hun filosofie.
Daarnaast werd er van een stoïcijn verwacht dat hij zelf actief naar nieuwe
eigen ideeën en inzichten op zoek ging.
Er vallen natuurlijk
weldegelijk een paar grote lijnen in de ontwikkeling van de filosofie aan te
geven. Traditioneel wordt de geschiedenis van het stoïcisme in drie periodes
ingedeeld. De oude Griekse stoa van ongeveer 300 voor Christus tot 150 voor
Christus, de middelste stoa van 150 voor Christus tot 50 voor Christus en de
jongere Romeinse stoa van 50 voor Christus tot ongeveer het jaar 200. De voornaamste
vertegenwoordigers van de oude stoa waren Zeno, de oprichter van de school,
Cleanthes, zijn opvolger, en Chrysippus. Chrysippus wordt wel de tweede
oprichter genoemd, hij was een beroemd redenaar en logicus die de stoïcijnse
leer zijn wetenschappelijke vorm gaf.
De middelste stoa had
Panaetius van Rhodus (184-109 v. Chr.) en Posidonius van Apamea (135- 50 v.
Chr.) als belangrijkste vertegenwoordigers. Het Romeinse Rijk ontstond in de
periode van de middelste stoa en het stoïcisme had veel aanhang bij de Romeinse
elite. Posidonius stichtte een stoïcijnse school op het eiland Rhodus. Hij was
naast filosoof ook ontdekkingsreiziger en wetenschapper. Er wordt gedacht dat het
beroemde mechanisme van Antikythera, een soort mechanische computer, door hem
gebouwd is. Panaetius woonde een tijdje in Rome en het vermoeden bestaat dat
een aantal van de boeken van Cicero eigenlijk vertalingen zijn van door
Panaetius geschreven boeken. Panaetius versoepelde de strenge leer van de oude
stoa en legde de nadruk niet langer op het nastreven van absolute wijsheid,
maar op het maken van vooruitgang in de richting van wijsheid. Hij zag dat het
bereiken van absolute kennis onmogelijk was en dat volstaan kon worden met een
serieuze poging om het menselijke inzicht te verruimen.
De meer realistische
insteek van Panaetius paste beter bij de Romeinse morele opvattingen. Van de
Romeinse elite werd verwacht dat ze carrière maakten en iets met hun leven
deden. Een volledig op de wijsheid gerichte levenswijze paste daar niet in. Het
stoïcisme bood de Romeinse intellectueel een aantrekkelijk logisch samenhangend
systeem dat om maatschappelijke betrokkenheid van zijn aanhangers vroeg. Het praktische
en realistische stoïcisme werd dan ook immens populair. De voornaamste
vertegenwoordigers van de jonge Romeinse stoa zijn de filosoof, wetenschapper,
tragediedichter, zakenman en politicus Seneca (4 v. Chr.- 65), de vrijgelaten
slaaf en schoolleider Epictetus (50-130) en de keizer Marcus Aurelius
(121-180). We kennen het stoïcisme vooral uit de werken van deze drie auteurs,
die van de Oudheid via de Renaissance tot op heden onverminderd populair zijn
gebleven.
Het stoïcisme is een
allesomvattende en behoorlijke complexe filosofie die alles bevat van metafysica,
logica, fysica, astronomie tot grammatica en retoriek toe. Het werk van deze
drie beroemde stoïcijnen richt zich echter vooral op de ethiek. Ethiek leek in
die tijd nogal op wat wij tegenwoordig psychotherapie en levenscoaching zouden
noemen. Ze geven advies over alles wat nodig is om een prettig, betekenisvol en
gelukkig leven te kunnen leiden. De volgende delen van deze spoedcursus ga ik
wat dieper in op de stoïcijnse filosofie.
zaterdag 15 juli 2017
NIETS EN NIEMAND STAAT U IN DE WEG
De stoïcijnen zeggen dat we moeten leren ons alleen druk te
maken over dingen waar we controle over hebben. De wereld van het menselijk
geluk valt in te delen in een intern en een extern deel. De meeste mensen
houden zich vooral bezig met externe zaken, met de buitenwereld. De wereld van
auto’s, huizen, werk, vrienden en familie. Ze denken gelukkig te kunnen worden
door zo veel mogelijk spullen uit de externe wereld om zich heen te verzamelen.
De gemiddelde mens zal u zeggen dat u om gelukkig te worden aan het werk moet,
u moet een baan zoeken, om salarisverhoging vragen en sparen en uiteindelijk
zult u dat droomhuis, die prachtige auto en die 3D-tv kunnen kopen die u
gelukkig zullen maken.
De stoïcijnen denken daar heel anders over. Zij zeggen dat u
moet leren alleen die dingen te willen die makkelijk te verkrijgen zijn. U moet
uw geluk niet in de externe wereld zoeken, maar juist in de dingen waar u
controle over hebt. Een stoïcijn zoekt virtuositeit en geluk daarom in zijn
interne wereld. Een wereld waar hij wel controle over heeft.
‘Van al het bestaande hebben wij over sommige
dingen controle en over andere niet. Controle hebben wij over onze meningen,
onze wil, onze begeerte en afkeer. Al deze dingen kunnen wij zelf
bewerkstelligen.
Over ons lichaam hebben wij geen controle. Ook niet over bezit of
over reputatie en carrière. Kortom, alles wat niet ons eigen werk is. Bedenk,
dat de dingen waar we controle over hebben van nature vrij zijn. Zij kunnen
niet gehinderd of belemmerd worden. Maar de dingen waar we geen controle over
hebben, zijn krachteloos, onderworpen, vol belemmeringen en vreemd aan ons
wezen.’ (Epictetus, Handboek 1).
Zo begint het Handboekje (het Encheiridion in het Grieks) van
Epictetus, of eigenlijk van zijn leerling Arrianus. Arrianus maakte
aantekeningen van de lessen die hij van Epictetus kreeg. Deze aantekeningen
heeft hij later als het Handboekje en de Colleges van Epictetus uitgegeven. Zelf
zou Epictetus nooit iets op papier gezet hebben. Hij zegt hier eigenlijk dat feiten als feiten
niet te veranderen zijn, dat is nu eenmaal hun realiteit. Het weer, de
politiek, andere mensen, de economie, onze carrière, zelfs ons eigen lichaam
vallen buiten onze directe controle. Wat we wel volledig kunnen beheersen zijn
onze meningen over die feiten en onze wijze van observeren.
Wat een onzin, zult u mischien denken. Dat ik geen invloed heb op
het weer, daar kan ik nog inkomen, maar over mijn eigen lichaam en mijn
carrière heb ik wel degelijk controle. Iedereen weet toch dat je hard moet
werken om je doelen te bereiken en gelukkig te worden. Als ik maar lang en hard
genoeg train kan ik de marathon van Rotterdam winnen of op z’n minst een goede
classificatie maken. Als ik hard studeer en me volledig inzet voor mijn bedrijf
kan ik carrière maken. Op dit soort dingen kan ik toch zeker wel invloed
uitoefenen.
Toch is dat maar heel beperkt het geval. Iemand anders kan harder
getraind hebben of een betere aanleg hebben, u kunt een slechte dag hebben of
over een bananenschil struikelen. Voor uw carrière geldt hetzelfde. U kunt nog
zo goed uw best doen, als uw baas u niet mag, als de markt uw product niet meer
zit zitten, of als er op een examen net die ene verkeerde vraag wordt gesteld
kan alles mis lopen. Wat u wel kunt beïnvloeden is uw intentie. U kunt uzelf
voornemen uw uiterste best te doen om een wedstrijd te winnen, een examen te
halen of een bepaalde baan te krijgen. De uitkomst blijft echter altijd
onzeker, omdat die nu eenmaal mede afhankelijk is van externe omstandigheden
waarover u geen invloed hebt. Waar u dus wel invloed op hebt is uw interne
motivatie om u ergens voor in te zetten.
Maar stel dat het u lukt om iets uit de externe wereld dat u graag
wilt hebben ook echt te krijgen. Dat zou toch ook een prima manier zijn om
gelukkig te worden? Toch niet echt. De weg op weg naar verwezenlijking van uw
verlangens geeft vaak aanleiding tot minder prettige emoties. Neem,
bijvoorbeeld, een loonsverhoging. U krijgt van uw baas de zo gewilde toename
van uw inkomen, maar in de periode voordat het u gelukt is voelde u zich
angstig en onzeker. Heb ik wel hard genoeg gewerkt? Heb ik mijn targets wel
allemaal overtroffen? Durf ik het mijn baas eigenlijk wel te vragen? Misschien
wordt hij kwaad en krijg ik nu zeker geen verhoging meer, of nog erger wordt ik
zelfs ontslagen.
De wereld valt dus toch in te delen in een extern deel waar we
geen invloed op kunnen uitoefenen en een intern deel waarover we de volledige controle
hebben. Als stoïcijn wilt u niet in de eerste plaats uw externe doel bereiken.
Nee u wilt in de eerste plaats uw best doen om dat doel te bereiken. U stelt
zich zelf geen extern doel, maar een intern doel. Een doel waar u volledige
controle over hebt. Dat betekent dus dat u ook als u die wedstrijd ondanks al uw
inspanningen verliest niet teleurgesteld hoeft te zijn. Het betekent ook dat u
zich niet druk hoeft te maken als u uw baas om opslag vraagt. U hebt immers aan
uw interne doelstelling om uw uiterste best te doen voldaan. Door u zelf
interne in plaats van externe doelen te stellen kunt u zoals Epictetus het zei:
nooit gehinderd of belemmerd worden.
zaterdag 1 juli 2017
STOÏCIJNSE VRIJHEID EN GELIJKHEID
Volgens de
stoïcijnen is alleen al het beschikken over het vermogen om morele keuzes te
maken voldoende om ieder mens een onbegrensde, gelijke waardigheid toe te
kennen. Man en vrouw, slaaf en vrije, Griek en vreemdeling, rijk en arm, uit
een hoge of een lage klasse afkomstig, iedereen is evenveel waard en deze
waarde verplicht ons allemaal tot respect voor de ander. In navolging van hun
cynische voorlopers gebruikten de stoïcijnen dit uitgangspunt voor een radicale
aanval op de volgens hen verwerpelijke en volstrekt overbodige hiërarchie naar
klasse, rang, eer en zelfs geslacht, waarmee in hun wereld onderscheid tussen
mensen werd gemaakt. Hun denkbeelden hebben veel later door hun invloed op
denkers als Grotius, Rousseau en Kant aan de basis gestaan van de moderne ideeën
over rechtsstaat en gelijkwaardigheid.
Ook herkomst
speelt voor de stoïcijnse denkers dus geen enkele rol voor de menselijke
waardigheid. In stoïcijnse ogen zijn wij allemaal in de eerste en belangrijkste
plaats
burgers van de
hele wereld der mensheid. Dit gemeenschappelijke morele burgerschap heeft
belangrijke gevolgen voor wat onze morele plicht is. In zijn boek ‘Over de plichten’ (De Officiis), maakt Cicero duidelijk dat
gemeenschappelijke menselijkheid strikte plichten oplegt. We mogen bijvoorbeeld
geen aanvalsoorlog voeren, hebben zelfs in oorlogstijd verplichtingen tegenover
onze vijanden, moeten gastvrij zijn voor vreemdelingen op ons grondgebied en zo
is er nog een hele reeks andere plichten waar een virtuoos mens aan moet
voldoen. Cicero’s analyse van deze plichten heeft een enorme invloed gehad op
het huidige politieke en juridische denken.
De stoïcijnse
theorieën over gelijkheid weken wel af van onze moderne ideeën, maar vormden
wel degelijk een voorloper op onze democratische rechtsstaat. Ook de stoïcijnse
gedachten over vrijheid waren zeker niet een volledige kopie van ons eigentijds
vrijheidsbegrip, maar geven ook hier weer een waardevolle grondslag om op voort
te borduren. De menselijke gelijkwaardigheid is het gevolg van zijn
fundamentele potentie tot redelijk en intelligent nadenken. Die potentie tot
redelijkheden komt het best tot zijn recht als mensen ook vrij de mogelijkheid
krijgen om er gebruik van te maken. Discussie en het uitoefenen van kritiek
zijn van het grootste belang om tot juiste inzichten te kunnen komen. Daarvoor is
vrijheid van het allergrootste belang. Met name het Romeinse stoïcisme richt
zich daarom doelbewust op vrijheid als een kerndoel van goed bestuur en vindt
het ‘gemengde regime’, een soort democratische monarchie, deels om die reden
superieur aan de zuivere monarchie van de keizertijd. Stoïcijnen brachten hun
overtuigingen ook herhaaldelijk in de praktijk door in samenzweringen tegen de
keizer ter wille van vrijheid hun leven op het spel te zetten en dikwijls zelfs
te verliezen.
zaterdag 24 juni 2017
Socrates en de stoïcijnen als uitgangspunt voor een betere samenleving
Socrates zei dat een goed mens geen kwaad kan overkomen.
Daarmee bedoelde hij dat alles wat relevant is voor een geslaagd leven,
gegarandeerd is zolang iemand maar deugdzaam (dus virtuoos) leeft. Alles
wat een mens nodig heeft voor een goed en geslaagd leven heeft hij in zich,
uiterlijke omstandigheden spelen daar volgens Socrates geen enkele rol bij. De
stoïcijnen namen deze bij nader onderzoek nogal schokkende opvatting van hem
over. Allerlei elementen die
gewoonlijk onmisbaar worden geacht voor een geslaagd leven kunnen dan worden geschrapt. Een
dergelijke opvatting vereist echter een radicale heroverweging van welke dingen
in een leven bepalend zijn voor een geslaagd of gelukkig leven. De traditionele
opvattingen moeten dan radicaal overboord gegooid worden.
Volgens de
traditionele opvattingen lijkt het nauwelijks te ontkennen dat voor het
vermogen om als mens te kunnen functioneren, voor het gedrag dat bij
verschillende vormen van liefde en vriendschap een rol speelt en zelfs voor het
gedrag dat geassocieerd wordt met de belangrijkste morele deugden (moed,
rechtvaardigheid, wijsheid en matigheid), externe omstandigheden nodig zijn
waarvoor de betreffende persoon niet zelf kan zorgen. Zonder die omstandigheden
kunnen gebeurtenissen die we niet in de hand hebben schade toebrengen aan een
gelukkig en geslaagd leven. Dat wil zeggen dat die gebeurtenissen niet alleen
een goede of slechte invloed kunnen hebben op ons geluk, succes of welbevinden,
maar ook op kernelementen van ons morele leven: of we erin slagen om in het
openbare leven rechtvaardig te handelen, of we tot liefde en zorg voor een
ander in staat zijn en of we de mogelijkheid krijgen ons moedig te gedragen. Externe
factoren lijken zo een belangrijke ethische rol te spelen, omdat deze ons in
meer of mindere mate in staat stellen tot het al dan niet deugdzaam handelen en
daarmee tot een ethisch volledig leven.
Volgens de meeste
mensen en ook volgens het gros van de filosofen valt het niet te ontkennen dat
aan mensen die door een langdurige, ondermijnende ziekte zijn uitgeschakeld of
die gevangenzitten en worden gemarteld, of aan vrouwen die door de vijand zijn
verkracht en tot slavin gemaakt, duidelijk enkele ethisch belangrijke
voorwaarden voor een geslaagd leven onthouden worden. Deze mensen zijn niet
alleen ongelukkig, maar ze kunnen minder doen en minder geven en nemen van de
dingen die nodig zijn voor een vervuld, goed menselijk leven. Daar
dachten Socrates en in zijn voetspoor de stoïcijnen anders over.
Dus alleen wanneer je, net als
Socrates, een geslaagd leven gelijkstelt aan een deugdzaam karakter en aan
bepaalde activiteiten, met name aan verstandelijke beschouwing, is aannemelijk
te maken dat iemand die goed is nooit van welslagen kan worden afgehouden. Hoe
slecht je externe omstandigheden ook zijn, hoe veel pech je ook hebt, je kunt
toch een geslaagd en gelukkig leven hebben. Alleen innerlijke aan je persoon verbonden activiteiten
zijn immers onafhankelijk van externe omstandigheden. Dergelijke opvattingen
over menselijk welslagen en geluk waren en zijn nog steeds bijzonder
controversieel. Toch valt er veel te zeggen voor de uitwerking die de
stoïcijnen van Socrates’ uitspraak hebben gemaakt. Zeker als je die uitwerking
als grondslag gebruikt voor maatschappelijke veranderingen en de bevordering
van een rechtvaardigere samenleving.
De stoïcijnen
waren zich er terdege van bewust dat de oude opvattingen en ingesleten
gewoontes altijd moeilijk te veranderen zijn en nog moeilijker als ze
diepgeworteld lijken in de motiverende structuur van de persoonlijkheid. Zo
zegt Seneca, bijvoorbeeld, dat je alleen al om woede te bestrijden levenslange
waakzaam moet zijn. Externe omstandigheden, zeg maar gewoon het
toeval, bepalen volgens de gangbare opvattingen dus in belangrijke mate of een
mens er in slaagt zijn leven geslaagd en gelukkig te maken. Externe
omstandigheden zijn in die opvatting dan ook de bron van onze emoties. Op grond
van de stelling dat die emoties waardeoordelen zijn die aan dingen en mensen
die iemand niet in de hand heeft, groot belang toekennen voor het welslagen van
die persoon, betogen de stoïcijnen dat veel van die oordelen onterecht zijn en
dat we die zoveel mogelijk moeten loslaten. Door dit te doen kan een
mens los van de externe omstandigheden een geslaagd en gelukkig leven bereiken.
In het stoïcijnse standpunt is het realiseren van een
dergelijke verandering weliswaar niet gemakkelijk, maar kan de persoonlijkheid
als geheel wel verlicht raken door de waardeoordelen te bestrijden die tot
onverstandige emoties als bijvoorbeeld woede en haat leiden.
Deze stoïcijnse cognitieve emotietheorie zou prima het uitgangspunt
kunnen vormen voor maatschappelijke verbeteringen die onbereikbaar blijven
zolang we emoties eenvoudig beschouwen als driften of impulsen zonder enige
doelgerichtheid of cognitieve inhoud. We zien dan als passend doel voor een
rechtvaardige samenleving bijvoorbeeld niet zozeer het onderdrukken van
rassenhaat, als wel een volledige uitbanning van die emotie. Die uitbanning zou
dan tot stand moeten komen door maatschappelijke discussies en (met name) door
openbaar onderwijs dat wederzijds respect onder alle burgers aanleert.
zondag 4 juni 2017
MUSONIUS RUFUS: PACIFISTISCH EN GEEMANCIPEERD
Musonius Rufus (20 TOT 101) was een Romeins filosoof en leraar. Hij
leidde in Rome een stoïcijnse school en was, zoals we zagen, de leraar van
Epictetus. Hij was in zijn tijd erg bekend en moet buitengewoon scherpzinnig en
ad rem zijn geweest. Tegenwoordig is hij wat minder bekend, maar dat komt
vooral omdat de weinige teksten die er van hem bekend zijn indirect en
fragmentarisch via zijn leerling Lucius tot ons zijn gekomen. Ook van Epictetus
zijn geen eigen teksten bekend, maar zijn leerling Arrianus was een veel betere
schrijver dan Lucius, waardoor Epictetus in onze tijd veel meer in de
belangstelling staat dan Musonius.
Hij moet een humoristisch en warme persoonlijkheid zijn
geweest die zijn leerlingen op een heel persoonlijke en indringende manier
benaderde. Epictetus zegt van zijn leraar:
“Hij sprak op zo’n manier dat ieder
van ons die zijn lessen volgde dacht dat iemand iets over hem aan Rufus had
verklapt. Hij had zo’n invloed op wat wij deden en dachten dat hij precies de
vinger op de zere plek wist te leggen.” (Epictetus; Colleges 3; hoofdstuk 23)
Van zijn werk zijn dus alleen een paar verslagen van
openbare lezingen overgebleven. Daaruit blijkt dat hij zich met alle aspecten
van het dagelijks leven bezighield. Rufus predikte de stoïcijnse gelijkheid
tussen mannen en vrouwen in een Romeinse wereld waarin dat als behoorlijk vreemd
en afwijkend werd gezien. Hij was bepaald niet bang aangelegd en schopte in
zijn lezingen tegen heel wat heilige huisjes. Die lezingen gingen dikwijls over
heel praktische dagelijkse dingen als hygiëne, seks, kleding, meubels en
voeding. Zo raadde hij zijn leerlingen bijvoorbeeld aan om vegetarisch te
worden. Het was niet verplicht, maar hij vond het eten van vlees wreed en meer
iets voor wilde dieren dan voor filosofen.
Hoewel hij niet bij de stoïcijnse opstand tegen Nero
betrokken was werd Musonius in het jaar 65 als stoïcijns filosoof, dus verdacht
element, toch naar het Griekse eiland Gyaros verbannen. Musonius komst was een
zege voor het tegenwoordig onbewoonde eilandje. Hij vond op het droge en kale
eilandje een waterbron en trok een hele schare bewonderaars en leerlingen aan.
Na de dood van Nero keerde Musonius naar Rome terug. Dat verblijf was slechts
van korte duur. In het zogenaamde ‘Vierkeizerjaar’ deed hij een vergeefse
poging om de troepen van Vespasianus er van te weerhouden Rome aan te vallen. Hij
hield midden tussen de strijdende partijen een lezing over de vrede. Die lezing
viel in slechte aarde bij de vechtlustige legionairs en Musonius leerlingen
konden maar net voorkomen dat hun leraar door hen werd gelyncht. Zijn onfortuinlijke
vredespoging had wel tot gevolg dat hij door de overwinnaar en nieuwe keizer
Vespasianus opnieuw werd verbannen. Pas na de dood van Vespasianus werd hij
door de volgende keizer Titus teruggehaald naar Rome.
Waarschijnlijk leefde Musonius
nog toen enige jaren later de volgende keizer, Domitianus, opnieuw alle
stoïcijnse filosofen uit Rome verbande. Het leven van een stoïcijns filosoof en
leraar was destijds allesbehalve rustig.
zaterdag 13 mei 2017
STOÏCIJNS OUDER WORDEN
Toen u jong was had u waarschijnlijk grootste plannen met uw
leven. U zou een wereldberoemde popster of sportheld worden, de nieuwe
Einstein, of misschien wel een rijk en succes vol zakenman. Het stoïcijnse
streven naar zoiets saais als virtuositeit past absoluut niet in het
avontuurlijke en dynamische leven dat de gemiddelde jongere verwacht te zullen
gaan leiden. Veel jongeren denken zelfs dat ze gewoon recht hebben op het succes
waar ze naar zoeken. Als ze wat ouder worden blijkt echter algauw dat het door
hen verkozen levenspad behoorlijk moeilijk is en heel wat inspanningen vereist.
Inspanningen die bovendien vaak niet eens tot het gewenste resultaat leiden. Als
ze er achter komen dat het toch wat moeilijker is dan verwacht verdubbelen ze aanvankelijk
hun inspanningen, ze gaan grootschalig netwerken en zijn nog tot laat in de
avond met hun werk bezig. Ze worden soms oprecht kwaad en beledigd of zelfs
depressief als ze er achter komen dat ook hiermee hun verwachtingen van een
prachtige toekomst niet uitkomen. Voor de meesten is het een echte schok om te
ontdekken dat de wereld zich niet aan hun grootste verwachtingen wil aanpassen.
Ze hebben toch altijd gehoord en zelfs op school geleerd dat voor iemand die
hard werkt en zijn best doet alles bereikbaar is? Onze hele cultuur is immers
doordrenkt met de gedachte dat inspanningen altijd beloond worden. Dat de echte
wereld anders in elkaar zit wil maar moeilijk tot ze doordringen.
Op middelbare leeftijd zullen de meeste, inmiddels oudere
jongeren, tot de ontdekking komen dat ze weliswaar een behoorlijk inkomen
hebben weten te verwerven en met hun gezin een comfortabel leventje leiden in
hun doorzonwoning, maar dat ze hun dromen niet hebben weten te verwerkelijken. Bovendien
merken ze dat hun relatieve succes hen eigenlijk helemaal niet gelukkig heeft
gemaakt. Zelfs de enkeling die er wel min of meer in is geslaagd zijn dromen
van weleer te realiseren ontdekt dat dat niet het verwachte geluk heeft
opgeleverd. Dit gevoel van ontevredenheid leidt bij velen tot een
midlifecrisis. De oude partner wordt aan de kant gezet voor een jongere versie,
er wordt een carrièreswitch gemaakt en in een hopeloze poging de oude
vitaliteit te herwinnen wordt er opeens extreem fanatiek gesport. Ook dat zal
niet tot het verlangde gelukkige leven leiden. Voor onze voormalige jongere er
erg in heeft kondigen de eerste gebreken zich aan. Hij is oud geworden en komt,
als hij geluk heeft, tot de ontdekking dat hij een groot deel van zijn leven
heeft weggegooid met het najagen van een fata morgana.
Iemand die het inzicht heeft gehad om in een eerder
levensstadium een aanhanger van de stoïcijnse filosofie te worden heeft het
beter getroffen. In plaats van verbitterd op een verloren leven terug te
kijken, weet hij dat hij genoten heeft van ieder beschikbaar moment en alles uit
zijn leven en talenten heeft gehaald wat er in zit. Hij zal het niet erg vinden
om oud te zijn. Seneca vond het zelfs de prettigste levensfase.
“Van elk plezier ligt het prettigste
moment aan het einde. Het aangenaamst is een gevorderde leeftijd net voordat we
echt achteruit gaan, maar zelfs als we al bijna sterven valt er nog genoeg te
genieten. Ook het langzaam verdwijnen van alle begeertes kent zijn voordelen.”
(Seneca; Brieven aan Lucilius XII-5)
De ouderdom komt niet alleen met gebreken, maar heeft ook zo
zijn voordelen. De meeste mensen worden met het klimmen der jaren wat milder.
Het hoeft allemaal niet meer zo nodig. Dingen als carrière, geld, onderlinge
wedijver en allerlei andere verlangens worden wat minder belangrijk. U maakt
zich wat minder snel kwaad en ziet dingen meer in perspectief. Het hoeft
allemaal niet meer zo nodig. Als vanzelf krijgt u een meer filosofische inslag
en ook uw stoïcijnse praktijk wordt een beetje makkelijker. Uw lichaam takelt
met het ouder worden af, maar uw geest doet dat niet. Het is waar dat u op
gevorderde leeftijd minder snel nieuwe dingen leert, het geheugen gaat wat
achter uit en u reageert wat trager. Daar staat echter tegenover dat u veel
meer ervaring hebt en dingen makkelijker in hun grotere verband kunt plaatsen.
Uit recent neurologisch onderzoek blijkt dat de hersenen van ouderen niet
minder flexibel zijn dan die van jongeren. Er worden nog steeds nieuwe
hersencellen aangemaakt. Ook Seneca merkte op dat hij er weliswaar lichamelijk
op achteruit ging, maar dat zijn geest zelfs beter leek te gaan functioneren.
“Ik ben blij dat ik merk dat mijn
geest niet oud wordt, terwijl mijn lichaam weldegelijk achteruit gaat. Alleen
de instrumenten van mijn lichaam zijn oud en gebrekkig geworden. Mijn geest is
nog vol leven en verheugt zich erop dat hij minder met het lichaam te maken
heeft, dat scheelt hem een hoop gedoe. Hij is vrolijk en vertelt mij, gek
genoeg, dat dit zijn bloeitijd is. Laten we hem maar geloven: hij mag er van
genieten.” (Seneca; Brieven aan Lucilius XXVI-2)
De keerzijde van de ouderdom is dat u zich er veel bewuster
van bent dat u uw langste tijd hebt gehad. Als jongere was de dood iets voor
anderen, iets voor opa’s en oma’s weggestopt in een of ander verpleegtehuis. Maar
nu beseft u dat het niet zo heel lang meer zal duren voor uw leven zijn einde
bereikt. Veel mensen worden een beetje depressief van die gedachte en proberen
haar zo diep mogelijk weg te stoppen.
Stoïcijnen denken daar heel anders over. In plaats van deze doodsgedachte
weg te stoppen gebruiken ze hem juist om gelukkiger en beter te leven. De gedachte
aan de eigen dood wordt dan als een soort negatieve visualisatie gebruikt die
de waarde van het leven dat u nog rest juist benadrukt. Er werd zelfs een
speciale meditatieoefening van gemaakt, de verderop behandelde ‘memento mori’ techniek.
Voor een oudere is het een stuk makkelijker om zich zijn eigen sterfelijkheid
voor te stellen dan voor een jongere. Het is niet meer zo vanzelfsprekend dat
hij ’s ochtends wakker wordt voor een nieuwe dag. Een korte wandeling door het
park en een korte ontmoeting met een geliefde zou zo maar de laatste kunnen
zijn, en wordt daardoor opeens heel bijzonder. Hij of zij zal zijn tijd minder
snel verkwanselen aan onbelangrijk gebeuzel en de dingen die hij doet en
beleeft veel intenser meemaken. Een levensintensiteit die juist één van de
doelen van een stoïcijnse levenshouding is.
Stoïcisme is dan ook de beste voorbereiding die u zich maar
kunt indenken voor een gelukkige oude dag. Als stoïcijn hebt u geleerd om de
dingen te accepteren zoals ze zijn. Als uw lichaam achteruit gaat en als u
allerlei gebreken en ziektes begint te krijgen wordt u niet kwaad of verdrietig.
U weet dat u dit niet kunt veranderen, maar u weet ook dat u uw houding
tegenover die aftakeling wel kunt veranderen. U hebt ook geleerd om te genieten
van het moment en van de kleine dingen die u overkomen. Beter dan het
tegenwoordig zo populaire hedonisme, cynisme of epicurisme maakt dit het
stoïcisme tot de best denkbare levensfilosofie voor de ouderdom.